Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 24
(1903)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 401]
| |
Nog een brief van Willem van Oldenbarnevelt aan Hugo de Groot,
| |
[pagina 402]
| |
brief ende sijn antwoort aen Rubbens in den Hage opentlyck getoont ende daervan copie gegevenGa naar voetnoot1). Hy is te hooveerdich voor een schilder, hoewel hy nu den tytel heeft van secretaris van den Privé-raet; doch gelove niet dat hy noch soo haest van de profyten genieten sal. Wy hebben hier weder een gedeputeerde van dese syde wt den Hage gehad, te weten den pensionnaris van Namen, die ick meene gekommen is om naerder verseeckeringe van Haere Hoochheyt. Men seyt mede dat de Hollantsche begeeren, dat de Brabantsche Staeten souden borge blyven van hetgeene soude mogen getracteert werden; soo mosten sy het gouvernement teenemael aennemen, ofte de borge waer niet suffisant, twelck soo niet te doen is; ende wie soude toch borge blyven voor de Hollantsche? Den gemelten pensionnaris is gisteren weder naer Hollant ofte sal van dage vertrecken; men moet nootsaeckelijck haest sien waer heenen sal willen. Charnassé hout hem als particulier in Hollant; men stroyt aldaer mede na dat de ministers alhier van den Koninck hebben gesocht eenige van de Staeten van Hollant te corrumperen omdat sij den trefves souden helpen vorderen, ende dat hetselfde eenige murmuratie heeft gemaeckt. Hier seyt men dat de Sweetsche Leipsich geplundert hebben, dat Coelen, Nieuburch ende die van Luyck onder de protextie van de Staeten van Hollant sijn genomen; dat Gronsvelt casacq gekeert heeft ende trouwen sal met de suster van den lantgrave van Hessen, doch sijn geen seeckere tijdingen, maer mochtet metter tijt wel waer vallen, alsoo Gronsfelt niet gaern sal sien dat den grave van Merode op de Weserstroom syne troepen maecken wil ende aldaer de | |
[pagina 403]
| |
quartieren verdeelt. Frietlant doet seer groote levees, voornementlijk van ruyters. Ick hebbe hier mijn neef Van der Mylen, die sieckelijck wt Vranckrijck gekommen is; ick vreese seer voor een wtdrogende sieckte, want hy altijts een cleyn coortsien heeft die savents vermeerdert, daerby een quaede hoest ende is seer geëxtenueertGa naar voetnoot1); soo hy niet beter wert, mochte mijn suster wel hier kommen. Men heeft [Lortis] te Parijs ontboden ende Valence, die voor desen geweest is gouverneur van Calais, naer sijn huys gesonden. Men maeckt in Hollant groote preparatien ten oorloge; men doet hier oock wat, sy moeten noch wel gelt weten te vinden op credyt, hoewel sy utermaeten veel ten achteren sijn; noch sijnder die geloven dat den trefves voortgang sal hebben. God geve alles geschiede tot syne glorie, die UEd. wil nemen in Syne heylige bescherminge, ende ick blyve altijt,
Mijn Heer,
Uw ootmoedichste ende getrouwste dienaer,
W. d'Oldenbarnevelt.
Brussel, den 23 Februari 1633. |
|