Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 23
(1902)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 465]
| |
Aanteekeningen van J.A. van de Perre de nieuwerve over de acte van verbintenis en de dankadressen in Zeeland in 1787.
| |
[pagina 466]
| |
door de Patriotsche Regenten eene Acte van Verbintenis was opgemaakt, een partijprogramma en eene belofte van wederzijdsche hulp, en dat ook gedurig in Holland dankadressen werden uitgelokt, waarin de volksstem heette te spreken en uitbundige lof werd toegezwaaid aan de Staten van het gewest. Deze zelfde wapens ging in Zeeland de tegenpartij gebruiken in den aanvang van 1787. De ontwerper van dit plan was hoogstwaarschijnlijk Harris, de Britsche gezant, die zich door geen teleurstelling liet afschrikken van zijn onvermoeid streven om de stadhouderlijke partij te organiseeren. De bedoeling was, de aanhangers van den stadhouder in de verschillende gewesten te vereenigen door de onderteekening van een drietal artikels, waardoor zij zich verplichtten de bestaande constitutie te handhaven en elkaar krachtig ter zijde te staan. Het plan slaagde niet: het prinselijk echtpaar durfde het niet steunen en aan leidende persoonlijkheden, die de uitvoering konden verzekeren, ontbrak het bijna overal. Alleen in Zeeland was zulk een man aanwezig: het was Van de Spiegel, sedert het najaar van 1785 raadpensionaris en gedurig in invloed toenemend. In het begin van December 1786 werd hij door Willem Van Citters, die sedert eenige maanden aan het prinselijk hof te Nijmegen vertoefde, van de zaak op de hoogte gebracht, en hoewel hij van den uitslag in 't algemeen geen groote verwachting had, sloeg hij met de familie Van Citters in Zeeland spoedig de handen aan 't werkGa naar voetnoot1). Terzelfder tijd kwa- | |
[pagina 467]
| |
men onder de ingezetenen van dit gewest dankadressen aan de Staten in omloop, en aan dat verschijnsel zal Van de Spiegel ook wel niet vreemd geweest zijn; het verdient althans opmerking, dat het zich te Goes, waar hij nog veel invloed had, het eerst vertoonde. De omstandigheden lagen in Zeeland trouwens gunstig: te Zierikzee, te Vlissingen, en in mindere mate ook te Veere, was de regeering patriotsch, doch in de andere drie steden hadden de stadhouderlijken de meerderheid, en in de Staten voegde zich bij de stemmen dezer drie steden nog de stem van den Eersten Edele. In de hieronder volgende aanteekeningen zien wij nu Van de Spiegel en de Van Cittersen aan den arbeid. De schrijver, die ze blijkens het slot den 8en Maart 1787 heeft opgesteld, is J.A. Van de Perre, tot 1779 representant van den Prins als Eersten Edele, de beschermer van Van der Palm. Hij is niet geheel ingewijd; blijkbaar kent hij den oorsprong van het plan niet en ook niet de bedoeling om eene verbinding van partijgenooten tot stand te brengen: hij is conciliant en wil vereenigen, ten gevolge waarvan hij andere inzichten verdedigt dan Van de Spiegel en Van Citters, die duidelijke scheiding wenschen De bijlagen, waarnaar Van de Perre verwijst, zijn op eene enkele onbeduidende uitzondering na alle gedrukt, de meeste in verschillende werken; ik haal bij voorkeur De Chalmot aan. Th.B.
Nadat ik op Zondag den 14 Januari dezes jaars 1787 des Zondagsmiddags bij den heer Godin te dineeren gevraagt was tegen Donderdags daaraan den 18 daaraanvolgende, waarvan ik mij had moeten | |
[pagina 468]
| |
excuseeren, omdat wij zelfs hadden bepaalt een diner te geven, hoorde ik daags na dat diner des Vrijdags den heer Thibaut zeggen, dat op dat diner hadden geassisteert de heeren W. Van Citters, Oud-Raadpensionaris, W.A. Van Citters, Burgemeester, C. Kien van Citters, hoofdbailliuw, de Raadpensionaris Van de Spiegel, Fiscaal Steengracht, Secretaris W. Thibaut d'Aegtekerke en Pensionaris J.H. Schorer, en dat men mij ook gaarne aldaar had gezien om over de tegenwoordige politique zaken een mondgesprek te houden, hetgeen principaal had gerouleert over eene propositie van den Raadpensionaris, of hij de menigvuldige dankaddressen, die hem van tijd tot tijd door eenige burgers en ingezetene waren gepresenteert en die hij had zoeken in suspens te houden, al of niet zoude aanneemen, dat alsdan tot beter regeling der gevoelens een generaal-concept zoude behoren geformeert te worden en aan zulke, die ter teekening genegen scheenen, worden aanbevolen; alle de presente Heeren hadden van oordeel geweest, dat men aan de begeerte van de burgerij in dezen den vrijen loop behoorde te laten, de verdere consideratie van den heer Raadpensionaris gouteerende; hierop was door een particulier (mij tot nog toe onbekend) een concept-dankaddres ontworpen en onder de directie van den heer Burgemeester W.A. Van Citters bij Van Osch in den Kortendelft tusschen Zaturdag en Maandag (om door zijn knegts niet bespied te worden) gedrukt, zie bijlage no 1Ga naar voetnoot1). Voorts was in bovengemelde bijeenkomst nog geresolveert de Raadpensionaris te versoeken een acte te concipieeren, door de actueele Regeeringsleden en Ministers te teekenen, waerbij dezelve verklaren de tegenwoordige Republicainsche regeeringsform met den Heere Erf- | |
[pagina 469]
| |
stadhouder, Erfcapitein- en Admiraal-Generaal aan 't hoofd te zullen blijven aenkleven en mainteeren, omtrent in die form als er door de Heeren Pensionaris de Gijzelaar, van Berckel en van Zeeberg ter terminatie der geschillen in de Provintie was ontworpen en den 9 Augustus des gepasseerden jaars overgelegt, te vinden in de Historische Courant van 13 Augustus hierop volgendeGa naar voetnoot1), dog in positiver termes en die minder sujet waren aen eene dubbelzinnige en tweeledige explicatie; tgeen door dien Heer aangenomen zijnde, heeft Zijn H.Ed.Gestr. bij het uytgaan van de Nieuwe kerk op Zondag den 21 Januari getemoigneert mij des anderen daags morgens te willen spreeken, mij nog dienzelven avond toezendende onder couvert de evengemelde concept-acte; des anderdaags morgens elkanderen gemist hebbende, heb ik mij des avonds ten zijnen huyse vervoegd en daar ouverture gekregen van het gepasseerde en is mijne concurrentie tot de gemelde acte verzogt. Intusschen had de heer C. Kien van Citters denzelven anderendaags morgen bij mij geweest en mij geproponeert om eene bijeenkomst over dit onderwerp met de heeren die van het diner van den heer Godin geweest waren ten mijnen huijse te willen houden, alzo hetzelve meer geschikt was als andre om vrij af en toe te konnen gaan zonder geobserveert te worden, waerin ik bewilligende, wierd den tijd bepaalt op s'anderendaags den 23 Januari des middags ten 12 uuren; om alles zoveel mogelijk te masqueeren had ik geen de minste preparaties voor deze bijeenkomst laten maken, ik was om elf | |
[pagina 470]
| |
uuren een tour te paard gaan doen en quam niet voor quart voor 12 uur thuijs; de Heer Raadpensionaris vond zig reeds in mijn salon. Ik liet denzelven vervolgens in mijne gewone eetsaal komen en gaf order niemand binnen te laten vóór dat hij zig deed aanmelden; wij bleven een tijd lang tête à tête, vervolgens quam de heer Thibaut van Aegtekerke, die zonder zig te willen laten aanmelden binnen quam; kort daerop wierden weder zonder aenmelden binnengelaten de heeren Burgemeester W.A. Van Citters, Pensionaris J.H. Schorer en Fiscaal Steengracht d'Oosterland. Ik hernieuwde mijne reeds gegevene ordres dog de heer Oudrepresentant W. van Citters vervolgens inkomende zonder toe te laten, dat gemelde ordres geëxecuteert wierden, hetgeen mijn oogmerk andermaal verijdelde; na hem quam de heer Godin en eijndelijk de heer HoogBailliuw C. Kien van Citters. De heer Raedpensionaris las toen voor de door hem gemaakte extensie van de bewuste acte, die door alle de presente leeden wierd goedgekeurd (zoals dezelve hiernevens te vinden is sub no 2Ga naar voetnoot1)) en verre preferabel aan de acte in Holland geconcipieerd bovenvermeld en te vinden in de daar aangehaalde Historische Courant van 13 Augustus, die met elkander wierden gecollationeert; wijders wierd in deliberatie gebragt op wat wijze men de teekening van dezelve zoude vervorderen. Vooreerst: toonden alle de presente Heeren zig genegen om met de teekening voor te gaan, vervolgens wierd overwogen, wie eerst zoude teekenen; men begreep, dat het geen goed effect zoude doen, dat de beide Oud-representantenGa naar voetnoot2) zulks | |
[pagina 471]
| |
deeden, men vond den heer Van den Brande daertoe de geschiktste, ik wierd verzogt zulks dien Heer voor te slaan, hetwelk ik aannam De advisen der meerderheid gingen daarheen om deze acte aan geene Heeren, hetzij in Gecommitteerde Raden, Rekenkamer of Steeden, ter teekening te presenteeren, als van welker goede sentimenten men zeker was, en vooral niet aan zulke, die opentlijk de zoogenaamde Patriottische partij begunstigden, als de heeren Pous, Huijssen van Cattendijke en Macquet; dan ik gaf in overweging, of het niet beter zoude zijn ter voorkoming van verdeeltheden, cabales, wantrouwen ende animositeiten, dat een der oude Regeeringsleden buyten werkelijke effective functie, zoals den presenten Heer W. Van Citters of ik, aan de Raadpensionaris een missive schreeven, rouleerende over de tegenwoordige onlusten en diffidentiën tusschen de Regeering en Burgerijen mitsgaders de Ingezetenen, en Z.H.Ed. Gestr. in consideratie gevende of een diergelijke acte, zoals in Holland door de heeren de Gijzelaar, van Berckel en Zeebergh was ontworpen hier bovengemeld, mutatis mutandis en in min dubbelzinnige termen daertoe niet door Zijn H Ed.Gestr kon worden geconcipieert en aan de Regeeringsleden voorgesteld; dat Z.H.E Gestr. alsdan ouverture aan Gecommitteerde Raden van gemelde missive zoude konnen geven en H.Ed.Mog. dien voorslag agreëerende langs dien weg de hiernevens gevoegde acte No 2 ter kennis van die Heeren en ter hunner onderteekening zoude konnen brengen, voor zoverre zij daertoe inclineerden, en die wederom aan de respective Magistraten van welke zij gecommitteert waaren, latende aan dezelve of aan ieder lid van dien om tot dezelve mede te concurreeren of niet, na goedvinden (terwijl de leeden der verdere hooge Collegiën door den heer Raadpensionaris daertoe gelegenheid konden erlangen). Het quam mij voor, | |
[pagina 472]
| |
dat langs dien weg deze prijslijke demarche meerder legaliteit zoude hebben erlangt, de Raadpensionaris buijten alle verdenking en reproche zijn gestelt en alle wantrouwen en verdeeltheden geweert, wijl aan geene, die wijgerden te teekenen, alle reden van beklag deswegens wierde benomen; dan zulks mogt niet baten, de heer Raadpensionaris en de heer W. Van Citters scheenen vooral zeer aliëen van dit idée, dat ik daerom niet wilde pousseeren. Het discours rouleerde wijders over eene memorie voor de tegenwoordige onlusten, door eenen Monsr. de Cotelerie, een intriguant Franschman en welgezien bij het Ministerie van Versailles, relatif tot onse Republicq ontworpen en aan dat Ministerie medegedeelt, waarin diezelfde principes reeds waren gedeveloppeert, die meer en meer bij onse natie heerschende was geworden en zoveel confusie en desordres hadden teweeggebragt. Men vind ze hiernevens sub 3Ga naar voetnoot1). Nog wierd er gesproken van het gevaarlijk en geheel onaanneemelijk plan van mediatie door den heer de Rayneval, chargé d'affaires van het hof van Vrankrijk, tot dit point ontworpen en aan den heer Graaf van Goertz, chargé d'affaires van 't Pruijssische hof, ten zelfden eijnde medegedeelt (zie no 4Ga naar voetnoot2)), waerop de Princes in een zeer verstandige en beredeneerde brief hoogstderzelver tegenbedenkingen aan gemelden Graaf had | |
[pagina 473]
| |
doen toekomen, dog waervan ik geen copy heb konnen behoudenGa naar voetnoot1). Des avonds van dezen dag hebbe ik volgens de op mij gestrekte commissie den heer van den Brande de bewuste acte (die des morgens reeds door het nevensgaand billet no 5Ga naar voetnoot2) zijne bereidwilligheid tot concurrentie had getoond) ter voorteekening voorgelegt, 't geen door ons beide is gedaan, latende tusschen ons beide een plaats ter teekening voor den heer W. van Citters over, en vervolgens. Na dezen tijd is de onderteekening van het bovengemelde dankaddres zijn gang gegaan; veele zegt men op persuasie, andere op inductie van voordeel en zommige onder de kleyne gemeente door bedreiging, hoewel het grootst aantal van de voornaamste burgers en beste opgezetene zulks met de uyterste vrijwilligheid gedaan hebbenGa naar voetnoot3). Op Zaturdag den 3 Februari was eene nadere bijeenkomst beleid ten huijze van den heer Burgemeester W.A. van Citters tegens s'avonds ten 6 uuren; in dezelve bevonden zig alle de bovengemelde heeren, die zig ten mijnen huyse bevonden hadden, en nog daerenboven de heer van den Brande en Burgemeester de Bruijn. Eerst wierd door de | |
[pagina 474]
| |
Raadpensionaris gecommuniceert de namen der Heeren, die de bewuste acte tot dusver getekend hadden, en dit bestond buijten de Heeren, die dezelve hadden helpen arresteeren, uyt de heeren Burgemeesters de Bruijn, G. van Citters, D.S. Schorer, P.J. Rethaan Macaré, P.C. van Goethem, H. de Haze Bomme, S.M. Snouck Hurgronje, W.A. Kien van Citters, D.J. de Superville, J. Canter de Munck, Secretaris P. Changuion, Rekenmeesters J.E. van der Mandere, J.J. Leijdekker de Bruijn. Verzogt geweest zijnde om de heer Veth van de Perre van Westcappele te polzen, of hij tot gemelde acte wilde accedeeren, rapporteerde ik, dat Zijn Ed. na gedane lecture van dezelve had gedeclareert de sentimenten in dezelve vervat volkomen te adopteeren en bereid te zijn dezelve terstond met zijne onderteekening te bekragtigen, zo ras dezelve op een legale wijs, 't zij in de vroedschap, hetzij in de onderscheidene vrindschappen, zoude zijn voortgebragt en daerdoor aan alle de leeden van regeering zonder onderscheid tot gelijke onderteekening gelegenheid zoude zijn gegeven, dat Zijn Ed. duchte, dat indien dezelve niet dan ondershands en aan zommige leeden wierd aangeboden en eenige daarvan uijtgezondert, deze verbintenis niet anders zoude konnen werden beschoud, dan als eene ligue en cabaal, die de verdeeltheden en confusiën in plaats van weg te nemen meer en meer zoude doen vermeerderen; dat Zijn Ed. dienonvermindert aan zig had gereserveert zig daerop nog nader te beraden en dat ik reeds dien dag deszelfs finaal antwoord had gewagt, dan dat Zijn Ed. en ik beide verhindert waren elkanderen te zien, dog dat ik hetzelve des anderendaags verwagtte. Vervolgens bragt de Raadpensionaris in deliberatie, wat men nu verder met dit stuk zoude doen. Ik inhereerde andermaal mijn vorig geadvi- | |
[pagina 475]
| |
seerde om hetzelve meerder universaliteit te geeven met zodanige andere argumenten, als bij vorige gelegenheid niet waren voortgebragt, dat men zig ten hoogsten verlegen zoude vinden, in gevalle die Heeren, die zig de zogenaamde Patriottische partij hadden getoont toegedaan te zijn, berouw en leedwezen toonden over hunne vorige demarche en uyt zig zelve verzogten tot gemelde associatie en acte te worden geadmitteert. Ik deed dit te meer, omdat ik dezelve hoe langs hoe meer begon aan te zien als een ligue, om de groote familieGa naar voetnoot1) groten aenzien bij Z.H. en invloed in de publique zaken te geven, mogelijk zelfs wel tot prejuditie van den tegenwoordigen Heer RepresentantGa naar voetnoot2), alzo mij uijt een particulier discours, daegs te voren met den heer Thibaut en Pensionaris Schorer op onze familiedag gehouden, gebleken was, dat toen gemelde Heeren op het bovengemelde diner van den heer Godin aen denzelven vroegen, of de heer van Lijnden in de zaak van de bewuste acte wel gekent was en of zulks anders niet behoorde te geschieden, het antwoord was: ‘dat geloof ik niet, maar wat komt dat er op aan, hij legt ons alle in de luurenGa naar voetnoot3)’. In dit mijn advis wierd ik in deze conferentie ten huijse van den heer W.A. van Citters kragtig ondersteund door gemelden heer Pensionaris Schorer, ook eenigermate door den heer van den Brande en Thibaut, ja zelfs ook tot mijne verwondering door den heer Godin, die op de consideratie van zommige Heeren, dat er op de bewuste Patriottische Heeren wijnig te vertrouwen was, dat | |
[pagina 476]
| |
men ze alsdan zoude moeten admitteeren in onze conferentiën, en zo ze al niet de aldaar geproponeerde zaken dwarsboomden, zij dezelve ten minsten doen elimineeren, in overweging gaf of men dan nog niet eene meer bijzondere en geheijme correspondentie zoude konnen vormen en dezelve daervan uijtsluijten; dan na de discoursen voor en tegen dit point gehoort te hebben brak de heer Raadpensionaris dezelve spoedig af met te zeggen, dat men de acte aan alle Regeeringsleden niet behoorde te presenteeren, maar eene uijtzondering van zommige maken. Hierna kwam in deliberatie, of, wanneer en hoe men deze acte zoude publicq maken; de conclusie was prompt en unaniem voor de affirmative en zulks wel sMaandags daaraanvolgende door de nog overig zijnde 200 gedrukte exemplaren door den boekverkoper van Os op de markt te doen debiteeren, en niet toereijkend zijnde, zoals te denken was, een nieuwen druk aan te doen leggen, dog dat men vooralsnog de namen der onderteekenaren niet behoorde bekend te doen zijn. Hierna gaf de Raadpensionaris in bedenking, of het niet nuttig zoude zijn, dat hij een propositie ter Staatsvergadering deed tot stooring en weering der met zoveel emphase in de publique couranten geannonceerde Patriottische societeiten en fondsenGa naar voetnoot1), waertoe Z.H Ed. Gestr. een concept had ontworpen en voorlas; de presente leeden keurden dit alle goed, gelijk dan ook dezelve sMaandags daeraenvolgende op de Staatsvergadering is gedaan, waervan de copy hiernevens te vinden is sub No 6Ga naar voetnoot2). Eijndelijk bragt de heer Raedpensionaris in overweging, of het niet nodig was eene commissie van cor- | |
[pagina 477]
| |
respondentie te bepalen, opdat alle zaken met onderling overleg zouden konnen behandelt worden en de te nombreuse en in 't oog loopende bijeenkomsten voorgekomen; dit wierd insgelijks gegouteert en tot de meer bijzondere correspondentie aan den heer Raadpensionaris den heer van Lijnden, den heer van den Brande benevens mijn persoon en het oudste of hier aanweezige Regeeringslid van de Steeden benevens een van derzelver ministers, voor zoveel als er deze acte getekend hadden, toegevoegt, van welke correspondentie de heer W. van Citters wierd geëxcuseert, alzo dezelve voorhad eerstdaags de reijs na Nijmeegen weder aan te neemenGa naar voetnoot1); intusschen nam de Raadpensionaris aan bij alle voorkomende gewigtige gelegenheden ook den raad en het advis der verdere Heeren, die deze confederatie hadden helpen ontwerpen en tot stand brengen, te zullen inneemen. Het discours rouleerde ondertusschen ook al over de teekening van het dankaddres en de alarme, die des avonds te vooren gebragt was onder de leeden van de Patriottische Societeit, toen ter tijd in hunne gewone vergaderkamer in het coffijhuijs op de Balans bijeen zijnde geweest, doordien drie of vier persoonen van de opposite partij tot in die vergaderplaats waren doorgedrongen en eenige informatie nopens derzelver onderhandelingen en voornemens hadden begeert, waarop eerstgemelde van deze tot s' anderendaags avonds uytstel hadden | |
[pagina 478]
| |
verzogt, belovende alsdan hun de nodige opheldering te geven, 't geen dan ook dezen avond werkstellig stond te werden gemaakt. De heer W. van Citters en verdere leeden van die familie keurden deze demarche, vooral deze laatste, hoochelijk af; de eerstgemelde liet zig onder andren ontvallen, dat dit zeer leelijk was en dat men er ten minsten nog twee behoorden bij te voegen, waarvan men meerder zekerheid had; na dato ben ik geinformeert, dat er desen Zaturdagavond twee in plaats van vier personen in 't Patriottisch genoodschap geweest zijn, dat dezelve zeer vergenoegt daervan waren gescheiden en tegen s' Maandagsavonds daaraenvolgende opnieuws waren geapointeert om verdere informatien te verkrijgen, dan de heer C. Kien van Citters informeerde mij dat zulks (ongetwijfelt door zijne familie) was verhindert en dat die personen daer niet waren verschenen, 't geen mij ook bij de rencontre van den heer Lector Fokker in 't Physisch genoodschap dienzelfden Maandag, die men zeide onder de Patriottisch gecommitteerden te behoren, geen geringe sensatie scheen verwekt te hebben. Intusschen had de heer van Westcappel mij des Zondags den 4en gedeclareert, dat hij thans geresolveert was de bewuste acte te teekenen, mij ten dien eynde dezelve verzoekende, welke mij dan ook door den heer W.A. van Citters, die ik na dat pourparler op straat ontmoetede, is overhandigt en aan denzelven ter teekening is gezonden; gelijke begeerte toonde ook de Gecommitteerde Raad van Roseveld, en de heer van Lijnden had den heer W. Kien van Citters, deszelfs schoonzoon, per missive verzogt gemelde acte voor hem te onderteekenen. Ze was insgelijks aan den heer Rekenmeester Buteux gepresenteert, maar met wat uytslag is mij onbe- | |
[pagina 479]
| |
kendGa naar voetnoot1). Van hier stond ze na Ter Goes gezonden te worden, alwaar men verwagtede, dat ze door alle de regeeringsleeden op drie of vier na zoude ondertekent worden; te Zierikzee waren maar drie of vier leden in 't geheel, die zig onder de hand tot deze onderteekening genegen betoonden, maar die er evenmin als de Gecommitteerde Raad van die Stad van Gelre (wat moeite de heer Fiscaal Steengracht bij Zijn Ed. daertoe ook had in 't werk gestelt) voor durfden uytkomen, en dus is de acte na die Stad niet gezonden. Ik heb nog betrekkelijk de conferentie, ten huijse van den heer W.A. van Citters gehouden, vergeten te melden, dat toen er bij wege van pourparler gevraagt was, wat men doen zoude, als het eens in deze stad evenals te Goes tot dadelijkheden quam, gemelde heer W.A. van Citters informeerde, dat hem was aen de hand gegeven, dat de Major Nebbens wel kans zag en dagt het gevoegelijkste te zijn om niet in den krijgsraad, maar in de gewone bijeenkomst der Burgercapteijnen die van beide partijen te engageeren, om van weerskanten alle mogelijke pogingen aan te wenden om hunne rotgezellen in stilte en tranquilliteit te houden, te meer wijl er geen apparentie scheen te zijn om van Vlissingen of Vere troepes te konnen verkrijgen, om als het al te grof ging den woesten hoop te stuijten; dit wierd gegouteert en de heer van Citters nam aen de zaken daerhenen te dirigeren. Nog zoude ik bijkans vergeten hebben aan te teekenen, dat nademaal de heer van Westcappel, desaangaande geconsuleert zijnde, zijne regeering dier plaats eerst had afgeraden het bewuste dankaddres te teekenen, maar zulks onverhindert door de ge- | |
[pagina 480]
| |
meente te laten geschieden, eenige van de burgerij zulks op het exempel van hunne regeering hadden nagelaten, dog hun verlangen daertoe te kennen gegeven hebbende en de regeering andermaal met hun Heer hebbende geconsuleert, had dezelve niet alleen zijn vorig geadviseerde ingetrokken, maar zelfs nu gedeclareert, dat het hem aangenaam zoude zijn, dat ze teekenden, om de rest der Burgerij gelegenheid te geven om derzelver verlangen ter uytvoer te brengen; dit wierd dan geresolveert, en over de 130 personen toonden zig terstond bereid ter teekening; de lijst der inteekening wierd gevraagt, maar Janus Bis en eenige andere van den aanhang van 1777 en 1778Ga naar voetnoot1) zogten dezelve te weeren, declareerden met veel verontwaardiging, dat het nu te laat was en dat zij nimmermeer zouden worden geadmitteerd; de evengemelde desniettemin een nieuwe lijst formeerende, hebben dezelve aen den heer Raadpensionaris overhandigt. Op Donderdag den 8en Februari hadden de leeden van de Burgersocieteit bij een advertentie in de Middelburgsche Courant doen ontkennen de existentie van een zogenaamde Patriottischen EedGa naar voetnoot2), die in druk te voorschijn was gekomen, uijtlovende een premie van 1000 Zeeusche Rycsdaalders voor dengeenen, die met valabele bewijzen zoude konnen aantoonen, dat dien eed bij eenig lid van gemelde | |
[pagina 481]
| |
Societeijt of exercitiegenoodschap ooit of ooit was gedaan of in gebruijk geweest, en wijders verklaart, dat zij zig van ganscher harte vereenigden met de plegtige betuigingen, vervat in de bovengemelde acte (zie gemelde courant, hiernevens gevoegt nummer 7Ga naar voetnoot1). Des Vrijdags den 9en wierd ik door den heer Pensionaris Schorer verzogt, om dien avond ten huijse van den heer Raedpensionaris van de Spiegel te compareeren, zooals ik deed met Zijn Ed. en den heer van den Brande; wij vonden daar den heer W. van Citters, C. Kien van Citters, G. van Citters, W.A. van Citters, Burgemeester de Bruijn, Steengracht en Godin; de heer van de Spiegel gaf de leeden kennis van dat advertissement en in consideratie om een tegen-advertissement in de Courant van den 10en te laten plaatsen, inhoudende den waren zin, die men aan eenige woorden van de bewuste acte behoorde te geven, ten eynde alle misverstand desaangaande weg te neemen en te doen zien het onbestaanbare van de gevoelens en het gedrag van die Burgersocieteit met het amplecteeren van gemelde acte, opdat minkundige en ligtgelovige menschen door het declaratoir, in dat advertissement vervat, niet zouden worden misleijd; dan op het advis van den heer W. van Citters vonden verscheide Heeren, waeronder ik mij ook bevond, ongeraden om zulk een advertissement te doen, ten eijnde zig zelven en de absente Heeren onderteekenaren dezer acte niet te compromitteeren en in geen proces communicatoir met gemelde Burgersocieteit te vervallen, tgeen dan ook is agterwege gebleven. Dan ik proponeerde om eene nadere interpretatie en ampliatie van gemelde acte te ontwerpen, bevattende de ware zin en meening | |
[pagina 482]
| |
van alle die expressiën, die eene tweeledige explicatie konden admitteeren, en dezelve met den druk gemeen te maken, evenals met de acte was gedaan, dat men tegelijker tijd daarvan gebruijk zoude konnen maken om die Regeeringsleden, aan welker gevoelen men twijfelde en waarvan zommige met empressement verlangden de bewuste acte te teekenen, voor te leggen en niet aan te neemen, voordat zij verklaarden ook zodanigen zin aan die woorden te hechten, door welk middel men zonder eenig gevaar alle die Heeren ter teekening zoude konnen admitteeren en daardoor voorkomen den haat der Burgerij, die zij anderzints op zig zouden laaden, en die pogingen, die zij in den haaren ongetwijfelt zouden in 't werk stellen om zig van den blaam van nonconformiteit met de sentimenten der onderteekenaren te zuijveren. Dog dit werk vond de heer Raedpensionaris van zoveel bedenkelijkheid en zo delicaat, dat Zijn H.Ed.Gestr. niet op zig nam daervan eene extensie te maken, die aan geene gewigtige critique onderhevig zoude zijn; die is dan ook onderwege gelaten en besloten de zaak te laten zoals ze was en af te wagten, wat door die Heeren nader zoude gedaan worden, die desen zelfden avond wierden gezegt eene bijeenkomst te hebben; men hoorde dat de heer de Beveren hier en daar na de acte had laten vragen. De heer Pous had mij ook over dezelve opgewagt en mij zijne goedkeuring over dezelve betoont en tegelijk zijne bereidwilligheid om tot dezelve te accedeeren, alsmede de akelige gevolgen, die hij er voor zig en andere zijner mederegenten in voorzag, die zulks niet deeden, en het hatelijke van die teekening aan dezelve te onthouden; mij biddende uijthoofde van mijne meermaals aan hem betoonde vrindschap en betrekking tot zijn vrouw en deszelfs familie, om hem tog aan te wijsen de middelen om dat gevaar te ontkomen, wijl hij | |
[pagina 483]
| |
anders genoodsaakt zoude zijn zijn vrouw en kinders te bergen en voor zig zelfs veijligheid in een ander land te zoeken, betuigende zig met gemelde burgergenoodschappen niet anders gemelleert te hebben als om de heethoofdige en gistende gemoederen tot bedaren te brengen en derzelver demarches te regelen. Ik gaf denzelven een algemeen ouverture van mijne sentimenten en raadde hem zig deswegens aan de hoofden zijner Regeering of aan den heer Raadpensionaris of aan den heer van Lijnden of aan Z. Hoogheid te adresseeren en daar de voldoening zijner verlangens te verzoeken, welke ik zoveel in mij was allerwege zoude zoeken te appuieeren, en zo hij zig langs dien weg niet schootvrij konde stellen, raadde ik hem zijne gevoelens aan het publicq open te leggen, terwijl ik tevens het onvoorzigtige en het schadelijke van zijne handelwijse hem met discretie, dog tevens met nadruk onder 't oog bragtGa naar voetnoot1). In de evengemelde conferentie ten huijse van den heer van de Spiegel wierd door den heer Godin geavanceert, dat men op de werf geen geringe gisting en oneenigheid bespeurt had en dus dat men niet wist, of alle aldaar zo welgezint waren, als men bij de onderteekening van het bewuste dankaddres zig had voorgesteld; het quam mij voor, dat zulks geene geringe sensatie bij zommige onzer Heeren maakte zo dat de faciliteit om de onderteekening der bewuste acte algemeen te maken zeer bevorderde. Op Donderdag den 15 Februari daaraanvolgende | |
[pagina 484]
| |
hadden wij een conferentie van dezelfde Heeren ten huijse van den heer Steengracht van Oosterland, waerbij alle de voorengemelde mitsgaders ook de Heeren J.J. de Bruijn en G. van Citters tegenwoordig waren; de Raadpensionaris las daerin voor de explicatie der dubieuse termes in de meergemelde Acte van Verbintenis, die te vinden zijn in margine van het gedrukt exemplaar no 2; alle de leden approbeerden die explicatie onder eenige geringe remarques, die in 't evengemelde stuk zijn geobserveertGa naar voetnoot1). Vervolgens gaf gemelde heer Raedpensionaris in bedenking, of men niet behoorden eenige wijnige Heeren te committeeren tot de secrete correspondentie en om in alle schielijk voorkomende gevallen Zijn H.E. Gestr. met raad en daad te helpen assisteren, 't welk door alle de presente leeden gegouteerd zijnde, zoo is, aangezien het op handen zijnde vertrek van den heer W. van Citters na Nijmegen, daartoe verzogt de heer van de Perre, van den Brande, Steengracht, W.A. van Citters. Ingevolge van deze explicatie is er, zoals ik geinformeert ben, eene concept-resolutie door den heer Pensionaris Schorer geformeert, om door de heeren van Middelburg in Wet en Raad genomen te worden bij wege van declaratoir, waarop dan alle de leeden tot de teekening zouden worden toegelaten; deze zoude in Burgemeesterskamer door Zijn Edle des anderendaags avonds worden overgelegt benevens een concept-waarschouwing om alles af te schaffen, wat aanleiding tot oneenigheid en verwijdering onder de Burgerij had gegeven, en om zig onderling stil en vreedzaam te gedragen zoals dezelve mutatis mutandis | |
[pagina 485]
| |
door den heer Raadpensionaris reeds was geconcipieert voor de Staatsleden casuquo; beide deze stukkenGa naar voetnoot1) scheenen in Burgemeesterskamer veel goedkeuring gehad te hebben, dan dezelve hadden daags daaraan, te weten des Zaturdags, in Wet en Raad veele bedenkingen en consideratien geleden, dus de conclusie van het eerstgemelde en mitsdien ook van de teekening daardoor was agteruytgezet; evenwel de waarschouwing is met eenige verandering des Zaturdags den 24en daaraanvolgende gearresteert en den volgenden Maandag gepubliceert (ze is hiernevens te vinden No 8Ga naar voetnoot2)). Vervolgens is ter Staetsvergadering de Raadpensionaris door en van wegens den Heer Eersten Edele, de Heeren van Middelburg, Goes, Tholen en Veere geauthoriseert geworden, om aan eenige overbrengers der dankaddressen het genoegen en de dankbaarheid der Staten deswegens te kennen te geven, zo en dier voegen als zulks te vinden is in de Middelburgsche Courant van Donderdag den 1 Maart (hiernevens gevoegt sub no 9Ga naar voetnoot3)). Op Zaturdag den 3 Maart hadden wij een bijeenkomst ten huijse van den heer Thibaut des avonds om 6 uuren, alwaar present waren, buijten de Heer van den huijse en mijn persoon, de heer Raadpensionaris van de Spiegel, de heer van den Brande, C. Kien van Citters, de heeren Burgemeesters de Bruijn, G. van Citters, W.A. van Citters, Pensionaris Schorer, Fiscaal Steengracht en Godin; de heer Raadpensionaris gaf daerin ouverture van een brief uijt s'Hage ontfangen, waarbij bleek, dat de propo- | |
[pagina 486]
| |
sitie om het corps van de Rhijngrave van Salm ter versterking van het garnizoen in s'Hage te doen komen, door de meerderheid was afgestemt en daarentegen geresolveert om in deszelfs plaats het regiment infantery van Bijland, dat van Pabst en eenige dragonders van Hessencassel na s'Hage te doen komenGa naar voetnoot1); vervolgens deed gemelde Heer praelecture van een systhematicq plan, door geassotieerde zogenaamde Patriotische leeden van Regeering zo uijt Holland als d'andre Provintien ontworpen en vastgesteld, waarbij niet alleen de Republicq geheel afhankelijk gemaakt word van de magt van Vrankrijk, maar waarbij ook het Stadhouderschap word gesepareert van het Capitain- en Admiraal-Generaalschap en aan den Prins geoffreert, om zijn leven lang gedurende te laten behouden alle de voordeelen van deszelfs tegenwoordigen post, mits afziende van het Erfstadhouderschap, met bedreiging van hem anders vervallen te houden van deszelfs tegenwoordige hoge charges en digniteiten, een stuk hetwelk ten hoogsten waardig zoude zijn publicq gemaakt te worden, om de oogen van de misleide Nederlanders te openen en eene heijlzame verandering in de gemoederen te weeg te brengen, indien hetzelve de vereijschte authenticiteit konde erlangen, waertoe nog moeite nog kosten zoude gespaart wordenGa naar voetnoot2). Gedurende deze lecture quam eene Commissie van Veere, bestaande uyt de 2 Heeren Regeerende Burgemeesteren en den Pensionaris de Mauregnault, den heere Raadpensionaris in een | |
[pagina 487]
| |
ander vertrek opwagten over eene missive van Gecommitteerde Raden, den morgen van dien dag aan de Heeren van Vlissingen en Veere geschreven, met patent voor een gedeelte van beider guarnisoenen, daags te voren door de Heeren van Middelburg (zo ik wel onderrigt ben) op propositie van de Heeren van de zogenaamde Patriottische zijde genomen, tegen den zin van het grootste gedeelte der Heeren die de bewuste acte onderteekent hebben, van Gecommitteerde Raden verzogt en door alle de leeden van dat collegie geaccordeert, hoewel zulks te voren in een zoortgelijke gelegenheid aan de Heeren van Zierikzee was gewijgerd. Gemelde Commissie betoonde zig huijverig om een gedeelte van deszelfs guarnisoen af te staan, dog te gelijk genegen om daerover met Heeren van Vlissingen te confereeren en bereid, om als die daartoe konden verstaan, zulks insgelijks te doen, weshalven zij nog van daar na Vlissingen reden, met dat gevolg dat s'Maandags daeraan des morgens om 9 uuren 100 man, ni fallor, van Vlissingen en 60 man van Veere is binnengetrokken en dien morgen onder eed genomen. Na dit point erinnerde de Raadpensionaris de leeden de wijze, waerop de Heeren van Vlissingen in derzelver advis, den 19 FebruariGa naar voetnoot1) ter Staatsvergadering ingebragt en naderhand met den druk gemeen gemaakt (zoals het hiernevens gevoegt is sub No 10Ga naar voetnoot2)) de teekening van de meergemelde acte hadden geconsidereert, hetgeen ter wegneming van alle hatelijke verdenkingen van deze zijde behoorde gerescontreert te worden bij wegen van eene remonstrantie, waervan gemelde heer de voornaamste ingrediënten aan de leeden suppe- | |
[pagina 488]
| |
diteerde en welke zijn's bedunkens door een of twee der presente leeden, geene directe betrekking tot de Staetsvergadering hebbende, zoude behoren geteekent te worden, en wel nominatim door mij en den heer van den Brande of den heer Steengracht of door de 3 of 4 leeden tot de geheime correspondentie gecommitteert. Zommige waren met mij van gedagten, dat zulks beter zoude geschieden door 2 of meer Heeren van Middelburg; ik adviseerde daertoe des te meer, omdat die Heeren, die aldaar directie gehouden hadden in de teekening der acte en tegengehouden hadden, dat zulks door de overige leeden niet was geschied, waerop de Heeren van Vlissingen het meest hunnen aandagt gevestigt hadden en hetgeen ook aanliep tegens mijn meermaal geadviseerde op dat point, best zelve de verantwoording daervan konden op zig neemen, terwijl ik mij ook op dat meermaal door mij geadviseerde beriep en mij daerom van de tekening excuseerde; dan zulks konde geen ingang vinden, waerom ik proponeerde om ze door alle de leeden, die de primitive aanleggers dezer besognes en onderteekenaars der acte waren geweest, als zodanige te doen gezamentlijk onderteekenen in diezelfde order als ze de acte getekent hadden en dus voor deze zaak ridderlijk uijt te komen, hetgeen geamplecteert en besloten wierd, den heer Raedpensionaris en de heer W. van Citters, die absent was, alleen uytgezondert. Daags daar(na) zijnde Zondag is diensvolgens gemelde remonstrantie door mij en vervolgens door de verdere bovengemelden Heer(en) bekragtigt en des Maandagsmorgens ter Staatsvergadering ingelevert, hebbende alle de leeden daervan copy gevraagt en dezelve dienonvermindert aen een commissoriaal besogne gerenvoieert; in onse bijeenkomst was besloten, dezelve in 't geheel met de primitive acte en met de namen van de evengemelde onder- | |
[pagina 489]
| |
teekenaars met den druk gemeen te maken (zoals dezelve hiernevens te vinden is no 11Ga naar voetnoot1)). Ik mag bij deze gelegenheid niet voorbijgaan te vermelden de advisen der Heeren van Zierikzee over de thans zweevende politique zaken, zoals dezelve te vinden zijn in de Hollandsche Historische Courant van Dingsdag den 6 Maart no 28 gequoteerd no 12Ga naar voetnoot2), nog ook de heylzame waarschouwing der Heeren van Middelburg nopens het vieren van den 8 Maart aanstaande geboortedag van Zijne Doorl. H., te vinden in de Middelburgsche Courant van den 8 Maart no 29Ga naar voetnoot3), die van die goede uytwerking is geweest dat het menigvuldig schieten met de geweeren, in gemelde publicatie verboden en die een geruijmen tijd al vrij sterk had in zwang gegaan, zeer wijnig of niet meer wierd gehoord, en tot op het ogenblik dat ik dit schrijf (des avonds 7 uuren van den gemelden 8 Maart) is er niet alleen eene meer dan gewone stilte in de stad waargenomen, maar zelfs, niettegenstaande het marktdag was, waren er bijna geen landzaten (welke men met de Arnemuijdsche ingezetene het meest voor verdagt hield) in de stad gezien geweest; het wijnen bier-comptoir was gesloten gebleven en alle de scheepen hadden gevlagt, except de Dortenaars, Zierikzeenaars en Tholenaars. |
|