Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 3
(1880)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtvrij
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||
Stukken betreffende de bemoeiing der Oost-Indische Compagnie ter bevordering des christendoms.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||
ruine sal comen, soo wanneer sij sien eenige merckelicke voorboden; maer die is, Godt lof, bij d'Oost-Indische Comp. niet: dat weet al die kennis van saecken hebben beter, daer d'Oost-Indische Compagnie door Godes genade onlancx soo costelicken retour heeft gecregen, de goederen redelick vercocht, en daer men de penningen reduceert van 4½ op 4, en soo raetsaem geoordeelt wiert tot minder intrest sou connen crigen, daer men 27½ prcto in banckgelt wtdeelt en noch dagelicx penningen aflost. Wie sal ongepassioneert connen seggen, dat dat voorboden of teecken van ruine is. Sijn seggen was vorder (na mijn onthoudt) datter in India moesten sijn 19 predicanten en datter maer 9 en waren; hoe onwaerachtich dat is sult v E. connen sien wt de laeste brief van de Generael en Raden van India, geschreven den 1 Feb. 1656; doen warender noch int leven 26 predicanten en 5 proponenten en 3 predicanten onder weegh. V E. verhaelde mij oock, dat hij predickte datmen in Batavia den afgodt publicelick aenbadt; weete niet waer op dat steunt; 't is wel waer datter aen een endt van Batavia Chinesen woonen, die hun godtsdienst, soo ick geloove, plegen. Siet men niet hier int lant veele secten? ende de Chinesen dáer doen hun religie in hun quartier, sonder aenstoot. Soo iemant den voornĖ heer vraegde of hij in China wilde gaen, dan of imant wist die na China wilde gaen, gelick de jesuiten doen, om dat volck te bekeeren, ick geloove sijn antwoort sou neen sijn; soo laet dan die luyden woonen daer sij connen bekeert worden, en 't ware te wenschen, dat de cristenen en insonderheit predicanten als voorgangeren, soo leefden, dat daer door d'Eidenen in Oostindien tot de ware religie mochten getrocken worden. De predicanten op Batavia hebben nu occasie om de Chinesen te onderwisen, tot welcke einde d'Oostindise Comp. daer continuel. 4 predicanten, en somwil meer, sijn houdende. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||
Aengaende sijn preecken, datter voor de masten soude gepubliceert of geplackt sijn, dat men in Japhan geen godtsdienst soude mogen doen, op pene van in de handen der Japanneser gelevert te sijn, - daer van spreeckt den domini seer gepassioneert, en soude de goede genegentheit en voorsorge van den Gouverneur en Raden van India wel valschelick willen verdraien. De Japannesers sijn een volck, die ider ongemolesteert laten, van wat religie of godtsdienst het oock sij, maer willen niet, dat men haer om haer religie moveert of ergenisse geeft; verstaen oock niet, dat in haer lant eenige godtsdienst, als hare, sal gedaen worden; een ieder mach soodanige wetten in sijn lant houden als hij wil. 't Soude nu connen gebeuren, dat iemant van ons volck, 't sij door blinden iver, ofte tot spot van d'Japonners, haren godtsdienst dede in publick, waer door niet alleenelick de Compagnie haer goederen, schepen en alles soude comen ongemack te liden, maer oock selver andere van Compagnies dienaeren, alsoo de Japonnesers daer in seer vigoureux gaen, soo dat de Regenten in India dat verboden hebben, volgens dese ingeleyde copie, daer mede sij niet verbieden den particulieren godtsdienst, maer alleenlick den publicquen. Hoe ongefondeert sijn seggen is, sult v E. connen sien. Hier nevens gaet extract van den artickelbrief, daer bij de Comp. en de Bewinthebbers belasten, dat in wat plaets het oock is, den godtsdienst willen onderhouwen hebben, gantsch contrari van te verbieden. De Vergaderinge der 17 't voorlede jaer 1654 t' Haerlem sijnde, soo is oock het selve in de Classis van Amsterdam en Noort-Hollant gebracht, die dit nevensgaende geexamineert hebbende, hebben geen swaricheyt daer in gevonden, geconsidereert sijnde dat, in wat lant men comt, men moet volgen de wetten van dat lant; behalven dat soo en bestaet den godtsdienst niet soo seer in d'uterlicke cermonien, als wel int goede herte. In Spanjen, Italie, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||
ja selver in Brabant ende Vlaender, en mogen wij onse principaelste oeffeninge niet plegen, soo dat soo vremt niet en is, dat wij dat in barbare landen soude moeten onbeeren, insonderheyt als men bedenckt, dat Japan machtigh sijnde ende buten dwang van de Compagnie. Andre picquedilles van ‘gierige bewinthebbers’ etc., achte onnodich te wederleggen. Als Negotianten 28 of meer predicanten houden, die jaerlicx meer als f 50000 costen, is geen teecken van giericheyt; besluyte dan wederom, dat d'hr mr van de Velde qualick geinformeert is: want can niet gelooven, dat soo soude preecken, als beter wiste. V E. cont sien de namen van de Predicanten, de publicatie en order van de Bewinthebbers. Ick behouve niet te verbloemen het doen van de Regenten in India, of van de Bewinthebbers of diergelicke, alsoo onder haer luyden van conscientie zijn, ende daer men wel mach toevertrouwen mede een suiver gemoet soucken te behouden en geen inquisiti intevoeren, 'twelck de koninck van Spanjen over cleen Nederlant niet heeft connen doen. | |||||||||||||||||||||||
Bijlage I.Extract wt de generale missive van de Gouverneur Generael en Raden van India, geschreven in Batavia aende Vergaderinge van 17en, den 1 February 1656. Met de scheepen Zeelandia en Griffioen staen na Amboina te vertrecken Petrus Ougena (sic) na Banda, D. Petrus Molanus tot verlossinge van Daniel Brouerius en naer TarnatenGa naar voetnoot1)....., om te vervangen D. Johan a Wermelo, waer mede dan de Gouvernementen wederom behoorlick voorsien sijn van leeraren, en comt daermede het getal der | |||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||
predicanten jegenwoordich in India sijnde te beloopen 26, verdeelt sijnde als volgt:
Sijnde t'samen jegenwoordich in India 26 predicanten en vif proponenten, tot welcke wij verstaen dat noch drie onderwegen sijn. Godt almachtigh wil v E. goede intentie met de selve costen, die jaerlicx al hooch loopen, met sijn segen secunderen. Het boven gese is geextraheert wt de generale missive vande Gouverneur Generael en Raden van India aen de vergaderinge der seventhiene, geschreven in Batavia den 1 Feb. 1656 en onderteeckent Johan Maetsuicker, Carel Hartsingh, Johannes Cuneus, Nicolas Verburght, J. Steur. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||
Bijlage II.Alle den genen die desen sullen sien ofte hooren lesen saluyt! Sij een ider gewaerschout: Soo lief hem sijn leven en welvaren is, wert bij desen geinterdiceert, niemant eenige christelicke ornamenten van psalmboucken als andre geestelicke auteuren aen de Japanderen ofte eenige andre natien, die alhier trafiqueren, niet alleen sullen mogen vercoopen, verruilen, vereeren ofte behendich toe steecken, maer selfs, dat hun wel wachten sulcx of diergelicke in de Japanderen ende andre hier sijnde natien oogen gehouden worden, ja het gebruick daer van te nemen soo lange als hier in Japhan sijn. En niet jegenstaende dit alles voor een christelick gemoet hart en swaer valt om te observeren, soo ist efter dat om alle swaricheden (soo veel mogelick is) te voorcomen, die hier over Compagnies ricke capitalen, scheepen en volckeren mochte comen te ontstaen, ons soo lange in Japan sijn, daer na moeten voegen; ondertussen betrachte een ieder met heilige innerlicke meditatien sijnen Godt te dienen. | |||||||||||||||||||||||
Bijlage III.Extract van den Artickelbrief fo. 6. Onder andere staet aldus: Ordonnantie, op welcke aengenomen en beëedicht sullen worden alle persoonen, die hun sullen begeven in dienst van d'Oostindische Compagnie om met de selve schepen na Oostindien te varen, twelck de Staten Generael, de Prins van Orange en Bewinthebbers van d'Oostindise Comp. ordonneren en bevelen, dat gedurende de voorsc. reyse, soo te water als te lande, nagecomen ende onderhouden sal worden bij al het volck, die bij de Bewinthebbers vervolgens aengenomen sullen werden om te varen na d'Oostindi, gelick bij instructie van Bewinthebbers den Coman- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||
deur ende Opperhoofden geordonneert ende gelast sal worden. 17. Articul luyt aldus: Voorts, soo wanneer smorgens voor de vrouchcost ende savonts voor tavontmael, van iemant, daer toe gecomitteert sijnde, de gebeden gesproocken ofte Godts woort gelesen wort, sal een iegelick, van wat qualiteyt hij sij, sich schicken om 't selve met eerbieding te hooren. 18. Ende soo sich iemant absenteerde als het teecken wort gedaen (sonder consent), die sal verbeuren voor d'eerste reise 't wijn rantsoen en een gulden daer en boven, de tweede mael dubbel ende, de derde mael bekeurt sijnde vant quartier geleerst te worden.
Gedaen ter vergaderinge van Seventhien. |