bied te remonstreeren en te betuigen, hoe aangenaam het aan ons geweest is, dat Uwe Doorl. Hoogh. keuse tot het Hoofdofficierampt van onse stad is gevallen op de persoon van Jr Diderik van Lockhorst, Heer van ter Meer voorn. &c. &c. &c., een Heer van welkers edelmoedigheyd, zagtmoedigheid en andere deugden die sijn HoogEd. versellen, niemand genoeg kan spreeken.
Maar aan de andere kant, Doorl. Vorst, in dien het ons gepermitteerd is te mogen zeggen, zo zijn wij met groot leedwesen aangedaan geweest, te zien dat geme heer van Lockhorst op den.. Febr̄ij dezes jaars, op een extra Vergadering van de Vroedschap, die sijn HoogEd. in sijn qualiteyt had laten beleggen, is binnen gekomen en aan deselve Vroedschap getoond eene missive van Uwe Doorl. Hoogh., in dato den.. Febr̄ij dezes jaars, waar in Uwe Doorl. Hoogh., die in deze verwarde tijden bijna geen rust heeft en daarom alle saaken in de grond niet kan onderzoeken, seekerlijk door andere qualijk geinformeerd, het behaagd heeft aan den heer van Lokhorst als Hoofd-Officier dezer stad in onsen Raad sessie te verleenen, met expresse ordre om zig in vervolg van tijd te gedragen na het placcaat off ordonnancie door Keyser Carel de vijfde, rakende de policie en proceduren der stad Utrecht, op den 5en Julij des jaars 1550 geëmanceerd. Aan welke ordre het meerendeel van de Vroedschap heeft geacquiesceerd, als reets van nu af aan geintimideerd zijnde door de presentie van den Hoofd-Officier, die altoos veel relatie met de Princen van den Lande, en vervolgens met de respe Stadhouderen gehad hebben, zo dat sijn HoogEd. immediaat sessie genomen en in 'tgene sijn HoogEd. particulierlijk raakte, selff heeft omgevraagd, daar een Lid van onse Regeering, zo dra er iets voorkomt, hem selfs off iemand van sijn familie tot in den 3en graad betreffende, gehouden is zig uit den Raad te absenteeren.
Doorl. Vorst, de vertoonders in deze hadden seer gaarne