Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 1
(1877)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– AuteursrechtvrijVerzoekschrift, bij de Staten Generaal ingediend door de wede van den in 1653 gesneuvelden Kapitein van de Admiraliteit in het Noorder Kwartier Pieter Aryaensz. de Boer.In voorgaande jaargangen van de Kronijk van het Historisch Genootschap komen de namen voor van eenige Kapiteinen bij de Admiraliteit van het Noorder Kwartier, waaronder er zijn geweest, die strijdende voor het Vaderland, hun leven hebben opgeofferd. Tot dezen kunnen wij | |
[pagina 176]
| |
nog brengen den Kapitein Pieter Aryaensz. de Boer, die in 1653 in het gevecht tusschen Tromp en Blake sneuvelde, en wiens naam niet voorkomt onder de gesneuvelde Kapiteinen in dien zeeslag, door den zoo terecht gewaardeerden schrijver van ons zeewezenGa naar voetnoot1) opgeteekend. Zijn weduwe, Antje Jans, wendde zich met een verzoekschrift aan de Staten Generaal, ‘ten eynde sij mede mocht genieten de twee hondert guldens, bij U Ho. Mo. aen de weduwen geaccordeert, welckers mannen in den oorlogh tegen d'Engelsen ter zee gebleven sijn, daer van haer man zalr een is geweest.’ Tot onze verwondering vinden wij in de Resolutien van H.H. Mog. geen beslissing hier op gevallen: derhalve kunnen wij niet opgeven of de gratificatie haar is toegekend. Doch hoe dit moge zijn, wij zien uit de medegedeelde stukken dat onze de Boer een moedig zeeman is geweest en een eervolle loopbaan heeft gehad. Meer dan vijf en twintig jaren had hij het gemeene Land gediend, terwijl zijn levensloop veel overeenkomst had met dien van zijnen naamgenoot Harcke Jansz. de BoerGa naar voetnoot2). Even als deze had hij onder Piet Heyn gediend; hij bevond onder Tromp bij Duyns, onder Gysen in Braziliën. Spaansche en Portugeesche kogels hadden hem mede om het hoofd gesnord, totdat een Engelsche kogel een einde aan zijn welbesteed leven maakte. | |
[pagina 177]
| |
verleden jaere U Ho. Mo. ootmoedel. versocht hebbende, ten eynde sij mede mochte genieten de twee hondert guldens, bij U Ho. Mo. aen de weduwen geaccordeert, welckers mannen in den oorlogh tegens de Engelsen ter zee gebleven sijn, daer van haer man zaelr een is geweest, - Hadden U Ho. Mo. derselver requeste ende attestatien goetgevonden te stellen in handen van de Heeren Schoock ende andere uwer Ho. Mo. Gedeputeerden tot de saecken van de zee, van te visiteren, examineren ende daervan te doen rapport. Waerop noch niet finalijck gedisponeert wesende, presenteert de suppliante hier bij noch nadere attestatie ende certificatie hoedanigh haer man is gebleven; biddende ootmoedigh dat de Heeren Schoock ende andere Heeren voornt mogen aengemaent werden daervan te rapporteren, opdat haer suppliante mede uwe Ho. Mo. goede begunstigde geworde. Dit doende etc.
Op heden den derden September 1657 compareerde voor mij ondergeschr. Pieter Bijl, Openbaar Notaris, bij den Ed. Hove van Hollandt geadmitteert, tot Oosterblocker reziderende, ter pretentie van de naargenoemde getuygen, den eerzamen Cornelis Jacobsz. alias Cornelis Schoenmaker, woonende tot Oosterblocker, out omtrent xxxix jaren, rechtelijck gedaagt zijnde der waarheyt getuygenisse te geven, heeft hij comparant ten verzoeke van Aef Jans, weduwe van den Capitayn Pieter Aryaansz. de Boer, bij zijne manne waarheyt getuyght ende gedepozeert 't gene volght: Dat hij attestant met opgemeltde Capitayn de Boer zalr als Bottelier is geweest in de slagh jeghens d'Engelse ontrent Marty Ao 1653 gevallen, ende dat gemelte Capitayn den vijant zoo naar was ende zoo furieus ende manhaft aantastde, dat zijn schip negen gaten den eersten dagh onder water hadde, ende boven zo ontramponeert dat'et nauwlijx het schip geleek. Ende dat opgemelte Ca- | |
[pagina 178]
| |
piteyn den derden dagh des geveghts, wezende den tweeden Marty Ao 1653 voorsz., met een cogel door zijn hooft is doot geschoten. Bereyt zijnde de attestant het voorsz. des verzoght ende des noots naarder met eede te affirmeren. Aldus gedaan ende gepasseert ten cumptoire mijns Notaris, presentibus den Ed. Jan Claasz. Groot, out Burgermeester ende Cornelis Corn. Reyzenaar, Poorter tot Oosterblocker, als getuygen van geloove. T'oirconde getekent, datum ut supra. Ende was getekent Cornelis Jacobsz., Bottelier, Wij Burgemeesteren der stede Westwoude cum annexis, certificeren mitsdesen voor de oprechte waarheyt, ten verzoeke van Aafjen Jans, weduwe van zal. Pieter Aryaansz. de Boer, woonende binnen onze jurisdictie tot Ooster Blocker, dat voorn. Pieter Aryaansz. de Boer zal. is geweest in den slagh van den E. Manhaften Piet Heyn; dat denzelven daarnaar als Schipper is geweest in den slagh en chargie in Duyns, zijn Capiteyn en Luytenant verliezende, zoo wij zeker bericht zijn, d'zelve slagh heeft uytgevoert en ten eynde gebraght. Naar welcken den zelven voor Luytenant gevaren is onder Capiteyn Jan Gijzen naar Westyndiën, ende in zeker slaghtinge opgemelte Capiteyn verlooren hebbende, daar ten Lande in Gijzens plaatse is gemaakt Capiteyn, ende voor Capiteyn in Patria gearriveert is. Dat gemelte d'Boer zal. in de Engelsche onlusten van | |
[pagina 179]
| |
de E. Directeurs of Equipasie des stadts Hoorn gemaakt zijnde Capiteyn, op den darden dagh des geveghts jegens opgemelte Engelsche is dootgeschoten. Wijders certificerende, verclaren dat gemelte Capiteyn de Boer het gemeene Landt meer dan vijf ende twintich jaren heeft gedient. Alles oprecht: Ende op dat dezen den requirante Aaf Jans behoorlijk effecte magh sorteren, hebben wij in kennisse der waarheyt onzer stede zegel hier onder opgedrukt, dezen derden dagh Septembris Ao xvjelvij. In kennisse van mij Secretaris, (Get.) Pieter Bijl, geadm. N.P. Stads zegel. |
|