Den Bibel, Inhoudende dat Oude ende Nieuwe Testament (Biestkensbijbel)

¶ Dat xxvij. Capittel.

¶ Vanden dienst ende ordinancie der poortiers.

1

⁺ VAnder ordineringe der duerwachteren. Van den Korhiten, was: Meselemia, de sone Kore, vanden kinderen Asseph.

+ A vers 1

2

De kinderen Meselemia waren dese: De eerste gheborene Sacharia, de tweede Iediael, de derde Sebadia, de vierde

3

Iatniel, de vijfste Elam, de seste Iohanan, de seuenste Elioenai.

4

De kinderen ObedEdom wa-ren dese: De eerste geborene Semaia, de tweede Iosabad, de derde Ioah, de vierde Sacur, de vijfste Nethaneel,

5

De seste Ammiel, de seuenste Isaschar, de achste Pegulthai, want God hadde hem geseghent.

6

Ende zijnen sone Semaia, werden oock sonen gheboren, die inden huyse haerder vaderen heerschten, want het waren stercke helden.

7

So waren nv de kinderen Semaia: Athni, Rephael, Obed ende Elsabad, dies broederen^* vlijtighe lieden waren, Elihu ende Samachia,

* neerstige

8

Dese waren alle wt den kinderen ObedEdom. Si, met haren kinderen ende broederen, vlijtige lieden, bequaem tot Officieren, waren tweentsestich van ObedEdom.

9

⁺ Meselemia hadde kinderen ende broederen vlijtige mannen achthien.

+ B vers 9

10

Maer Hossa vanden kinderen Merari, hadde kinderen, den principaelsten Simri. Want de eerstegheboren en was niet voor handen, daerom settede hem zijn vader tot eenen principalen.

11

Den anderen Hilkia, den derden Thebalia, den vierden Sacharia. Aller kinderen ende broederen Hossa, waren derthien.

12

Dit is die ordineringe der^† portiers, onder de hoofden der Helden aent Officie, neffens haren broederen, om te dienen inden huyse des HEEren.

† 1.Pa. 10.c.23.

13

Ende dat lot wert geworpen, den cleynsten gelijck den grootsten, in haerder vaderen huyse, tot eender yeghelijcker poorten.

14

Dat Lot tegent Oosten viel op Meselemia. Maer zijnen sone Sacharia, die een cloeck Raetsman was, wierpmen dlot, ende het viel hem Noortwaert.

15

Maer ObedEdom Suytwaert, ende zijne sonen by den huyse Esupim.

16

Ende Supim ende Hossa Westwaert, by de poorte, daermen gaet op de strate der Brantofferen, daer de wacht tegen malcanderen ouer staen.

17

Oostwaert waren der Leuiten ses. Noortwaerts des daechs vier. Suytwaert des daechs vier. Maer by Esupim gestadichlijck twee ende twee.

18

Aen Parbar Westwaert vier aen de strate, ende twee aen Parbar.

19

Dit zijn de ordineringhen der duerwachters onder de kinderen der Korhiten, ende den kinderen Merari.

20

⁺ Maer vanden Leuiten was Ahia, ouer de schatten des huys Gods, ende ouer de schatten die gheheylicht werden.

+ C vers 20

21

Vanden kinderen Laedan, der kinderen der Gersoniten. Van Laedan waren hoofden der vaderen, te weten, de Iehieliten.

22

De kinderen der Iehieliten waren: Sethan ende zijn broeder Ioel, ouer de schatten des huys des HEEren.

23

Vanden Amramiten, Iezehariten, Hebroniten, ende Vsieliten, was

24

Sebuel de sone Gerson, des soons Mose, Vorst ouer de schatten.

25

Maer zijn broeder Eliezer had eenen sone Rehabia, dies soon was Iesaia, dies soon was Ioram, dies soon was Sichri, dies soon was Selomith.

26

Die selue Selomith ende zijn broeders waren ouer alle schatten

[p. 161r]

der geheylichden, welck de Coninck Dauidt heylichde, ende de ouerste vaders onder den Ouersten ouer duysent, ende ouer hondert, ende de ouerste int heyr.

27

⁺ Van strijden ende roouen hadden zijt gheheylicht, om te beteren dat huys des HEEren:

+ D vers 27

28

Ooc allet wat Samuel de Siender, ende Saul de sone Kis, ende Abner de sone Ner, ende Ioab de sone Sernia, geheylicht hadden. Allet gheheylichde was onder de handt Selomith, ende zijnder broeders.

29

Van den Iezehariten was Cenaia, met zijne sonen, totten werc daer buyten ouer Israel, Officiers ende Rechters.

30

Maer vanden Hebroniten was Hasabia ende zijne broeders, vlijtighe lieden, duysent ende seuenhondert ouer de Officiers Israels, ouer dese side der Iordanen Westwaert, tot alderhande wercken des HEEren, ende den Coninck te dienen.

31

Item vanden Hebroniten was Ieria de principaelste onder de Hebroniten zijns gheslachts, onder de Vaderen. Onder hen werden ghesocht ende gheuonden inden veertichsten Iare des Conincrijcx Dauids vlijtighe mannen, tot Haeser in Gilead,

32

Ende hare broeders, vlijtighe mannen, twee duysent ende seuenhondert Ouerste vaders, ende Dauidt settese ouer de Rubeniten, Gaditen, ende den haluen stam Manasse, tot alle handelen Godts ende des Conincx.