Den Bibel, Inhoudende dat Oude ende Nieuwe Testament (Biestkensbijbel)

¶ Dat .vj. Capittel.

¶ Een geslacht Register vanden kinderen Ruben.

1

⁺ DE kinderen Ruben^* des eersten soons Israel, want hy was de eerste Soon.^† Maer om dat hy zijns vaders bedde veronreynichde, soo werdt sine eerste gheboorte den kinderen Iosephs, des soons Israels ghegeuen, ende hy en werdt niet gherekent totter eerster gheboorte.

+ A vers 1

* Gen. 49.a.4 Exod. 6.b.12. Num. 26.a.5.

† Gen. 35.d.22

2

Want Iuda die machtich was onder sine broederen,^* dien werdt dat Vorstendom voor hem ghegheuen, ende Ioseph de eerstegheboorte.

* Gen. 49.b.8. 1.Pa. 29.b.4.

3

Aldus zijn nv de kinderen Ruben, des eersten soons Israels: Hanoch, Pallu, Hezron ende Charmi.

4

De kinderen Iohel waren: Semaia, zijn soon was Gog, zijn soon was Simei,

5

Sijn soon was Micha, zijn soon was Reaia, zijn soon was Baal,

6

Sijn soon was Beera,^† den welcken Thiglat Pilnesser de Coninc van Assyrien wech gheuangen leyde. Ende hy was een Vorst onder de Rubeniten.

† 4.Re. 15.f.29.

7

Maer zijn broeders onder zijn gheslachten, als si onder hare gheboorten gherekent werden, hadden si tot Hoofden Ieiel ende Sacharia.

8

Ende Bela de sone Asan, des soons Sema des soons Ioel,^† die woonde tot Aroer ende tot Nebo toe, ende BaalMeon toe.

† Iosue. 13.c.13.

9

Ende woonde teghen den opganc der Sonnen, tot datmen coemt aen de woestine, aent water Phrat,^† want haers vees was vele inden Lande Gilead.

† Num. 32.a.1.

10

⁺ Ende inden tijt Sauls, voerden si oorloghe teghen de Hagariten, dat die gene vielen, door haer handt, ende woonden inder geender Hutten tegen de gheheele Oosten side Gilead.

+ B vers 10

11

De kinderen Gad, woonden teghen hen ouer inden Lande Bazan, tot Salcha toe.

12

Ioel de principaelste, ende Sapham die ander, Iaenai ende Saphat te Bazan.

13

Ende hare broeders des huys haerder vaders waren: Michael, Mesullam, Seba, Iorai, Iaecan, Sia, ende Eber, die seuen.

14

Dit zijn de kinderen Abihail, des soons Huri, des soons Iaroah, des soons Gilead, des soons Michael, des soons Iesisai, des soons Iahdo, des soons Bus.

15

Ahi de sone Abdiel, des soons Guni, was een ouerste inden huyse haerder vaders,

16

Ende woonde tot Gilead in Bazan ende in haren dochteren, ende in allen voorsteden Saron, tot aen haren eynden toe.

17

Dese werden al gherekent inder tijt Ioathan des Conincx Iuda, ende Ierobeam des Conincx Israel.

18

⁺ De kinderen Ruben, der Gaditen ende des haluen stams Manasse, wat strijdtbaer Mannen waren, die schilden ende sweerden voerden, ende boghen gespannen costen, ende die strijden conden, dier was vierenveertich duysent ende seuen hondert, ende tsestich die int Heyr trocken.

+ C vers 18

19

Ende als si streden tegen de Hagariten, holpen hen, Ietur, Naphes ende Nodab.

20

Ende de Hagariten werden in haren handen ghegeuen, ende allet dat met hen was. Want si riepen tot Godt inden strijt, ende hy liet hem verbidden, want si betrouden hem.

21

Ende si voerden haer Vee wech, vijf duysent Kemelen, twee hondert ende vijftich duysent Schapen, twee duysent Ezelen, ende hondert duysent menschen sielen.

22

Want daer vielen vele ghewonde, want den strijt was van Gode. Ende si woonden in haer plaetse totter tijt toe doen sy gheuanghen werden.

23

⁺ Maer de kinderen des haluen stams Manasse, woonden inden Lande,^* van Basan aen, tot Baal Hermon, ende Senir, ende den berch Hermon toe, ende haerder was vele.

+ D vers 23

* Iosue. 13.d.29

24

Ende dese waren de hoofden des huys haerder vaders: Epher, Iesei, Eliel, Asriel, Ieremia, Hadawia, Iahdiel, machtige degelijcke mannen, ende vermaerde hoofden inden huise haerder vaderen.

25

Ende als si hen aen den God haerder vaders besondichden, ende hoererije bedreuen met den Afgoden der volcken inden lande, die God voor hen wtgeroeyt hadde,

26

Verweckte de Godt Israels den geest^† Phul, des Conincx van Assirien, ende den gheest Thiglath Pilnesser des Conincx van Assirien, ende voerde wech de Rubeniten, Gaditen, ende den haluen stam Manasse. Ende brachtse tot Halah, ende Habor, ende Hara, ende aent water Gosan, tot desen daghe toe.

† 4.Re. 15.d.19.