Biekorf. Jaargang 109
(2009)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 466]
| |
Kijk op vloeren
| |
[pagina 467]
| |
ogen voor goed verdwenen zijn, zoals de houten dorsvloer of de leemvloer. Of over de zeldzame baksteen- en tegelvloeren op houten balklagenGa naar voetnoot(2).
Alhoewel het boek over vloeren in Nederland handelt, komen onze gewesten toch meermaals in de tekst aan bod. Dit is o.m. het geval met de herkomst van tegelvloeren uit Doornik, Namen en Gobertange of met de majolicavloeren die in het begin van de 16de eeuw door Italiaanse tegelbakkers in Antwerpen werden vervaardigd en later door uitgeweken Antwerpse pottenbakkers in de Noordelijke Nederlanden werden geproduceerd.
In verscheidene bijdragen komt het onderwerp ‘behoud’ ter sprake. Veel vloeren zijn kwetsbaar. Ieder materiaal vraagt om een eigen manier van onderhoud ter voorkoming van beschadiging en slijtage. Deze specifieke aanpak geldt uiteraard ook bij een restauratie. Andere problemen zijn er dan weer bij een museale aanpak. Bij bouwhistorisch en archeologisch onderzoek komen soms middeleeuwse tegelvloeren, gelegd in een geometrisch patroon, aan het licht. Men is enthousiast om het gehele vloerpatroon te bewaren, hetzij in situ, wat meestal niet mogelijk isGa naar voetnoot(3), hetzij in een museum. Meestal is de ontdekte vloer niet volledig bewaard en/of zijn gedeelten in slechte staat. Men wil echter de vloer tonen zoals hij in zijn oorspronkelijke staat was. De niet bekende, ontbrekende delen aanvullen, is echter meestal een hachelijke onderneming. Mag men de vloer dan aanvullen met oude, gelijkaardige tegels die men op het terrein vindt? Of gebruikt men nieuwe tegels, replica's? Of gewoon aanvullen met gips en kleurstof? Ook de nieuwe opstelling is niet zo simpel. Wordt het een omkeerbare of onomkeerbare (in een cementlaag) plaatsing? Voor een horizontale plaatsing is er meestal niet genoeg plaats, en een verticale opstelling tegen de wand vraagt een stevige vasthechting en geeft een andere kijk op de vloer.
De hier opgesomde problemen zijn onlangs aan bod gekomen bij de museale opstelling van tegelvloeren uit de cisterciënzerabdijen van Ten Duinen in Koksijde en van Boudeloo in Klein-Sinaai.
In 1950 was in de 14de-eeuwse Maeskapel van de kerk van de Duinenabdij te Koksijde een mooie tegelvloer ontdekt; een | |
[pagina 468]
| |
gedeelte - met cirkelvormig patroon - werd uitgehaald en overgebracht naar het nieuwe abdijmuseum waar het werd ingebed in een cementlaag. Naar aanleiding van de herinrichting van het nieuwe museum enkele jaren geleden, wilde men de vloer een nieuwe opstelling geven. Een gebrek aan de nodige voorzorgsmaatregelen heeft de vloer toen zwaar beschadigd. ‘Gevolg is dat de vroegere vloer van de Maeskapellen werd herleid tot brokstukken, momenteel opgeslagen in palletcontainers’Ga naar voetnoot(4).
Van 1991 tot 2005 werden de vondsten van de opgraving op het terrein van de vroegere Boudelo-abdij te Klein-Sinaai tentoongesteld in de Boudelo-zaal van het Stedelijk Museum te Sint-Niklaas. Blikvangers waren - naast de vele tegelpanelen - de twee grote, door A. De Belie gereconstrueerde tegelvloeren: de ene uit de Boudelo-refuge in Gent die in 1879 werd gevonden, de andere uit de abdij zelf, in 1911 ontdekt. Bij de recente herinrichting van het museum Zwijgershoek - één van de stedelijke musea in Sint-Niklaas - is enkel nog het gereconstrueerde vloerfragment (ca. 430 × 280 cm; laatste kwart 13de - eerste kwart 14de eeuw) van de Boudelo-abdij tentoongesteld. Het is jammer dat men van de gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt om een exacte (deel)reconstructie te maken van deze in 1911 opgegraven tegelvloerGa naar voetnoot(5).
Een voor ons minder bekend onderwerp betreft de authenticiteit van de vloeren in de vijf bekende en kostbare poppenhuizen (2de helft 17de - 1ste helft 18de eeuw) die Nederland rijk is. Naast schilderijen uit die tijd, geven deze poppenhuizen een uniek beeld van het toenmalige rijke woonhuisinterieur (architectuuronderdelen, huisraad en meubels in hun echte omgeving) maar dan a.h.w. in tastbare vorm. Uit het hier gedane onderzoek blijkt nu wel dat de uitgebeelde vloeren - natuurgetrouw of in imitatie geschilderd - even realistisch zijn weergegeven als de overige aankleding van deze miniatuurhuizen.
Het laatste hoofdstuk is dan weer minder poëtisch, zelfs eerder technisch: het behandelt de vloerverwarming in monumentale gebouwen en de voor- en nadelen van dat systeem. Dat de bestaan- | |
[pagina 469]
| |
de vloer moet uitgebroken en teruggeplaatst worden en dat het archeologisch bodemarchief daaronder aangetast wordt, is voor een gebouw met een historische vloer een niet te onderschatten, en beter te vermijden nadeel.
Na lezing van ‘Over de vloer’ kijkt men met andere ogen naar een oude vloer. Hopelijk heeft dit dan voor gevolg dat elkeen ook beter voor zijn eigen vloer zal zorgen en de oude brede plankenvloer of de meerkleurige plavuizenvloer niet zo maar zal weggooien omdat er wat sleet op zit.
Luc Devliegher |
|