Goddelijk graan in tijden van hongersnood
Afwijkende natuurverschijnselen konden en kunnen steeds rekenen op een grote belangstelling. Drukkers zagen daar brood in en legden graag verhalen van aangespoelde walvissen of meervoudig vertakte korenaren op hun drukpers. Deze kleine boekjes of éénbladdrukken verkochten als zoete broodjes. Twee Duitse bibliografen, Ingrid Faust en Klaus Stopp, lieten zich daardoor niet ontmoedigen en spoorden de dieren- en plantenverhalen vóór 1800 op. Voor deze inventarissen hadden ze respectevelijk nood aan zes en twee kloeke delen. Maar dit soort materiaal laat zich moeilijk vatten en nieuwe vondsten zijn uiteraard onvermijdelijk. Zo bezit Steven de Joode een onbekend drukje van vier bladen van de Antwerpse drukker Mattheus de Rissche (ca. 1547-vóór 1592) uit 1586, wellicht een unicum.
In Artesië, in de buurt van Ariën aan de Leie, stelde een pachter in 1586 vast dat zijn tarwe er wel heel bijzonder uitzag. Eerst wilde de tarwe niet opkomen, en toen de oogst rijp werd zag hij wonderbaarlijk vertakte aren, met drijen, met vijuven ende met seuenen. Een Antwerpse graankoopman die ter plaatse ging kijken zorgde er wellicht voor dat dit verhaal van een vvonderlijck ende miraculeus ghewas op de boekdrukpers van Mattheus de Rissche in de Scheldestad terecht kwam. Dit verhaal sprak mensen zo erg aan dat twee Duitse drukkers vervolgens voor een vertaalde versie zorgden. Deze overvloed aan broodgraan, precies in een jaar van schaarste en duurte, werd als bovennatuurlijk ervaren. Ook de Bijbel verhaalt meer dan eens dat God op een wonderbaarlijke manier tussenkwam toen hongersnood dreigde.
Steven De Joode, ‘Een vvonderlijck ende miraculeus ghewas: een onbekende druk van Mattheus de Rissche uit 1586’, in: De boekenwereld: tijdschrift voor boek en prent, 25 (2009), 293-299.
lv