Biekorf. Jaargang 108
(2008)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 468]
| |
Koninklijk wapen ter sauvegarde (Vraagwinkel 2008 - 3)Tussen 1683 en 1691 stonden de dorpen Koekelare, Bovekerke, Ichtegem, Eernegem en Aartrijke onder de bijzondere bescherming van de princesse van IseghemGa naar voetnoot(1). Deze prinses leverde daartoe sauvegardebrieven. Vaak kochten de dorpen bij hun beschermvrouwe ook een mantel in de kleuren van het wapen van de prinses en met haar wapenschild er op geweven. Diegene die de officiële beschermingsdocumenten aan de Franse troepen moest tonen, trok dit kledingstuk aan.
Een andere veruiterlijking van het feit dat de dorpen onder de hoge bescherming van de princesse stonden, was het aanbrengen van het wapenschild van deze adellijke dame langs de belangrijkste invalswegen. Tijdens de oorlog van 1683-1684 vonden we daarvan alleen sporen in Eernegem terug, waar in de parochierekeningen een uitgave werd ingeschreven voor de aankoop van diversche waepenen omme te stellen opde lemijten van dese prochie.
Tijdens de oorlog van de Augsburgse Liga, die vanaf september 1689 startte, pasten zeker vier van de vijf dorpen dat gebruik toe. Koekelare kocht twaalf blecke wapens in Rijsel om desselve te stellen op de advenien en(de) ten uytcante van(de) pro(ch)ie. Eernegem had genoeg aan elf geschilderde wapens van de princesse. In Bovekerke mocht Pieter de Busschere zes kasten maken om de wapens vande princesse te stellen up de advenien ende ten buijtencante. In Aartrijke werd het werk over het maeken ende leveren vande barders hebbende ghedient tot het planten vande waepens vande prince van Isseghem toevertrouwd aan Maerten Vanderbeke. Enkel in Ichtegem vonden we daarover geen sporen terug, maar dat komt omdat de parochierekeningen van dat dorp voor die jaren niet werden bewaard. | |
De princesse van IseghemDe volledige naam van de princesse van Iseghem was Marie-Thérèse de Crévant d'Humieres. Zij werd omstreeks 1655 geboren als dochter van Louis de Crévant d'Humières en Louise Antoinette de la Châtre. Op 10 februari 1677, volop tijdens de Hollandse Oorlog (1674-1678), trouwde deze Franse adellijke dame met de Vlaamse | |
[pagina 469]
| |
edelman Jan Alfons Vilain XIIII van Gent. Op dat moment was Gent, samen met heel Oost-Vlaanderen, bezet door de Franse troepen van Lodewijk XIV
Ter gelegenheid van dat huwelijk promoveerde Lodewijk XIV het leenhof van Izegem, dat in handen was van Balthazar Philips Vilain XIIII, de vader van Jan Alfons, tot prinsdom. Van 1668 tot 1678 was Izegem immers in Franse handen. Bij het overlijden van zijn vader op 27 februari 1680 erfde Jan Alfons Vilain de titel van prins van Izegem. In datzelfde jaar kreeg de man via zijn grootmoeder, Margrite Isabeau de Merode, een reeks heerlijkheden en leenhoven, waaronder Koekelare. Dit leenhof bestond sinds 1574 opnieuw uit een samensmelting van het Oosthof en het Zuidhof. Beide hoven waren afhankelijk van het prinselijke leenhof van de Burg te Brugge. De lenen lagen verspreid in Koekelare, Eernegem, Ichtegem, Handzame en Bovekerke. Tevens waren er volglenen in Torhout, Aartrijke, Werken en Esen gesitueerd. De heren van Koekelare bezaten ook het recht op zwanen, patrijzen, vogels en vissen in het ambacht Koekelare. Volgens een document uit 1698 bleek dat jachtrecht niet alleen voor de dorpen uit het ambacht (Koekelare, Ichegem, Eernegem en Bovekerke) te gelden, maar ook nog voor Aartrijke.
De vader van Marie-Thérèse de Crévant d'Humières was een niet onbelangrijk Frans edelman. Louis de Crévant d'Humières werd omstreeks 1628 geboren. Hij droeg de titel van maarschalk en pair. In 1656 werd hij door Lodewijk XIV tot luitenant-generaal van Frankrijk in Vlaanderen benoemd. Zowel Voltaire als Saint-Simon omschreven hem als een levensgenieter, die er zelfs tijdens veldtochten een luxueuze levensstijl op na hield. Vanaf 1672 kreeg hij het opperbevel over de Franse troepen in Vlaanderen. Hij bleef een belangrijk aanvoerder van het Franse leger in onze streken tot zijn strategische blunder tijdens de slag bij Walcourt op 27 augustus 1689. Op 3 april 1690 liet Lodewijk XIV hem als leider van de Franse troepen in de Nederlanden vervangen door de gerehabiliteerde Henry-François de Montmorency, de maarschalk de Luxembourg. Al bleef d'Humières officieel nog gouverneur van Vlaanderen, zijn invloed verdween helemaal. Hij overleed aan het hof van Versailles op 30 augustus 1694. | |
Onder bescherming van de prinsesToen Marie-Thérèse de Crévant d'Humières in de zomer van 1683 haar blijde intrede in haar West-Vlaamse gebieden deed, wisten de inwoners van die leenhoven en heerlijkheden ongetwijfeld allemaal dat haar vader de beruchte Franse legeraanvoerder was. Ook het leen- | |
[pagina 470]
| |
hof van Koekelare kreeg haar op bezoek, want Pieter Goudtsmidt werd betaald om haar bagage van Brugge naar Izegem en daarna naar Koekelare te brengen.
Toen de Fransen op 1 september 1683 Vlaanderen voor de zoveelste keer binnenvielen, was de prinses van Izegem dan ook de aangewezen beschermvrouwe voor de vijf dorpen uit de omgeving van Koekelare. De Koekelaarse hoofdman Cornelis Inghelbrecht en de ontvanger van de prinses van Izegem, Charles Bultynck, reisden van 11 tot 14 september een eerste keer naar Rijsel om haar te spreken. De prins en de prinses verbleven vaak, als ze niet in Versailles vertoefden, op hun kasteel in Ongnies in de omgeving van Rijsel. Deze eerste reis was nog uitsluitend een Koekelaars initiatief. In diverse parochierekeningen vonden we niet minder dan 21 vermeldingen terug van reizen van één of meer parochies naar Rijsel of Ongnies tijdens de oorlog van 1683-1684. Ook bij het begin van de Negenjarige Oorlog (1689-1698) vonden we diverse uitbetalingen voor reizen naar de prinses van Izegem - haar man was op 6 juli 1687 op 32-jarige leeftijd gestorven - vermeld. Het allerlaatste hulpverzoek vond plaats in september 1691. Toen moest in onze streken nog het ergste van die oorlog komen, toch speelde de prinses geen rol meer. De tanende invloed van haar vader, die als legeraanvoerder was uitgerangeerd, was daar ongetwijfeld niet vreemd aan.
Het feit dat de dorpen zo vaak op de prinses beroep deden, bewees dat zij ervan overtuigd waren dat het hielp. Herhaalde keren trokken de dorpelingen met geschenken naar de prinses omdat ze gespaard waren gebleven van mandementen en represailles. Op 27 juni 1684 bijvoorbeeld bedankten de Koekelarenaars haar voor alle menichvuldighe goede diensten aen dese prochien ghedaen, e(nde) namentlic dat de fransche commen exploiterende het noortvrije, op dese prochie geen de minste schaede ofte hostiliteijt en hebben alhoewel nijet een andere prochie alsdan en heeft exempt gheweest. Allerlei opeisingen werden verminderd of vonden helemaal niet plaats in de beschermde dorpen. Diverse vermeldingen in de parochierekeningen wezen daar op.
Nu mag men helemaal niet denken dat de prinses van Izegem die rol van beschermvrouw uit louter altruïsme op zich nam. Het leverde haar een hele lijst van geschenken in geld of natura op. Hoewel de parochierekeningen van die vijf dorpen niet volledig bewaard werden, konden we het totale bedrag van geschenken die men de prinses aanbood ramen op 1450 Vlaamse ponden. Het dagloon van een metselaar of een dagloner in die jaren in deze streek bedroeg 36 deniers. De prinses van Izegem kreeg bijgevolg in acht jaar tijd het equivalent van | |
[pagina 471]
| |
9.667 arbeidsdaglonen als cadeau. Blijkbaar waren de dorpelingen ervan overtuigd dat overgeleverd zijn aan de willekeur van Franse troepen veel duurder uitviel. Koenraad Vandenbussche |
|