Biekorf. Jaargang 107
(2007)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 343]
| |
De Brugse familie Adornes: bedevaarders naar JeruzalemGa naar voetnoot*?Zowel in de recente tentoonstelling ‘Geloof en Geluk’ als in het (ongeveer) gelijknamige boek van professor Jos Koldeweij wordt heel wat aandacht besteed aan de familie Adornes en de door deze familie gestichte en beheerde Jeruzalemkapel, met herenhuis en godshuizen op het einde van de Molenmeers, in de Peperstraat, nu, sinds enkele jaren, het KantwerksterspleinGa naar voetnoot(1).
De Brugse familie Adornes is dan ook bekend als een familie met meer dan gewone belangstelling voor het Heilig Graf en de overige Heilige Plaatsen in Jeruzalem en de rest van het Heilig Land. Verscheidene leden van de familie zijn bekend gebleven als bedevaarders naar Jeruzalem. Toch moeten enkele vragen opnieuw worden gesteld: Welke leden van de familie gingen op bedevaart? Welke weerklank hadden die bedevaarten? En tenslotte een bijkomende vraag: Hoe stonden de leden van de familie t.o.v. bedevaarten van de anderen?
Vooraf zij opgemerkt dat in tegenstelling tot andere vooraanstaande Brugse families geen enkele telg uit de familie Adornes een strafbedevaart opgelegd heeft gekregen. De bedevaarten die de leden van de Adornes-familie hebben ondernomen waren steeds bedevaarten uit devotie.
In de wetenschappelijke literatuur, tot op de huidige dag, wordt steeds aangenomen dat de oorspronkelijke stichters van de Jeruzalemkapel, Pieter II Adornes, overleden in 1464, en zijn broer Jacob Adornes, overleden in 1465, ook een bedevaart naar Jeruzalem hebben ondernomen. Zelf heb ik twintig jaar geleden geschreven dat zij ‘volgens de overlevering’ de bedevaart hebben ondernomen, en dat ook hun voorvader de Genuees Oppicino Adornes, rond 1300, de bedevaart zou hebben ondernomenGa naar voetnoot(2). Jos Koldeweij schrijft in zijn boek dat Anselm Adornes in 1470-1471 naar Jeruzalem is geweest ‘in het voetspoor van zijn vader en zijn oom’, d.w.z. van Pieter en | |
[pagina 344]
| |
Jacob Adornes. Over de eventuele bedevaart van Pieter en Jacob Adornes is echter geen enkele eigentijdse bron beschikbaar. De oudste vermeldingen zijn genealogieën van de familie, die ten vroegste uit het laatste kwart van de zestiende eeuw dateren.
De bronnen die deze bedevaart zouden moeten vermelden, zwijgen daarover in alle talen. Dit is o.m. het geval met alle stukken die verband houden met de oprichting van de Jeruzalemstichting. In geen enkele van deze stukken, die dateren van 1427 tot 1440, wordt gewag gemaakt van een bedevaart naar Jeruzalem door de stichters, die dan aanleiding zou hebben gegeven tot de oprichting van de kapelGa naar voetnoot(3). Daarentegen wordt in de oprichtingsbul van paus Martinus V, gedateerd op 12 mei 1427, verwezen naar een reeds bestaande kapel ter ere van de Passie en het Graf van Onze Heer Jezus Christus en genaamd JeruzalemGa naar voetnoot(4). Deze kapel zou al zijn opgericht door de voorouders van Pieter en Jacob. In 1983 heb ik al geconcludeerd dat deze bewering niet met de werkelijkheid overeenkomtGa naar voetnoot(5). Pieter en Jacob Adornes zijn wel degelijk de oorspronkelijke stichters van Jeruzalem in Brugge. Hun verering voor Jeruzalem en de H. Plaatsen, meer bepaald het Heilig Graf, heeft echter niets te maken met een eventuele bedevaart, die naar alle waarschijnlijkheid nooit heeft plaatsgehad.
Pieter en Jacob Adornes hadden verschillende plannen met hun stichting: in elk geval wilden zij de kapel voorbehouden voor hun familie en het privé-karakter ervan instandhouden. In 1430 wilden zij er een klooster van de Orde van het Heilig Graf in onderbrengenGa naar voetnoot(6). Dit plan ging niet door. Anderhalf jaar later, op 22 februari 1432, gingen zij ermee akkoord dat de kapel ook zou worden gebruikt als ambachtskapel van de handschoenwerkersGa naar voetnoot(7). Uiteindelijk keerden de stichters terug naar hun oorspronkelijke bedoeling: een privé-kapel, waaraan één of twee kapelaans verbonden waren. De kapelaans moesten de eredienst verzekeren voor de zielenzaligheid van de stichters en hun familie, en de dagelijkse mis moest steeds worden bijgewoond door de twaalf bewoonsters van de godshuizen die bij de stichting hoordenGa naar voetnoot(8) In heel dit verhaal is nooit sprake van een verwijzing naar een bedevaart die de stichters | |
[pagina 345]
| |
zouden hebben ondernomen. Thans ben ik er dan ook van overtuigd dat Pieter II en Jacob Adornes nooit naar Jeruzalem zijn geweest. Wel is het zo dat zij steeds nauwe contacten zijn blijven onderhouden met Genua, vanwaar hun familie afkomstig was. Niettegenstaande het feit dat de Adornes al sinds het begin van de veertiende eeuw in Brugge ingeburgerd waren zijn zij zich steeds bewust gebleven van hun Genuese wortelsGa naar voetnoot(9). Genua onderhield steeds betrekkingen met het Nabije OostenGa naar voetnoot(10).
Ik ben nog gesterkt in mijn overtuiging door de lectuur van een stuk uit 1449, 18 augustusGa naar voetnoot(11). In dit stuk bevestigt Jacob AdornesGa naar voetnoot(12) dat hij het huis ‘Ter Witter Poorte’ in 1440 voor 180 pond groten, verkocht heeft aan zijn broer Pieter, met behoud van het vruchtgebruik. Jacob behield het recht om dit huis steeds aan dezelfde prijs terug te kopen. In 1443 droeg hij dit recht over aan zijn neef Anselm Adornes, naar aanleiding van diens huwelijk, maar hij behield het vruchtgebruik. In 1449 vatte hij het plan op om op bedevaart te gaan naar Rome tijdens het jubeljaar 1450. Daarom heeft hij deze transacties toen nogmaals op schrift gesteld. Voor zijn Romereis heeft Jacob Adornes dus allerlei bepalingen op schrift gesteld voor het geval hem iets zou overkomen. Men mag aannemen dat Jacob en waarschijnlijk ook Pieter bij een eventueel vertrek naar Palestina en Jeruzalem ook dergelijke verklaring zouden hebben opgesteld. Daarvan is in het archief geen spoor te vinden. Daar komt nog bij dat het testament van Pieter II Adornes, gedateerd tussen 22 februari en 8 april 1452, in de vastentijd dus, duidelijk zijn eerste testament isGa naar voetnoot(13). Als Pieter Adornes naar Jeruzalem op bedevaart zou gegaan zijn, dan zou hij naar alle waarschijnlijkheid kort voor zijn vertrek een testament hebben opgemaakt, net als zijn zoon Anselm.
Uit al deze aanwijzingen komt dus naar voren dat de eerste stichters van de Jeruzalemfundatie in Brugge nooit naar Jeruzalem zijn geweest. Jacob Adornes is wel naar Rome op bedevaart geweest tijdens het jubeljaar 1450, tenminste als hij zijn plan uit 1449 heeft uitgevoerd. | |
[pagina 346]
| |
Jacob en Pieter Adornes zijn de initiatiefnemers van de Jeruzalemstichting in Brugge. Bij hun dood was deze stichting echter nog niet voltooid: de kapel was nog niet af, ook de godshuizen waren nog niet klaar, en de dotatie volstond niet om de kapelaan te onderhouden. Anselm Adornes, de zoon van Pieter II en de neef van Jacob, verbond er zich al in 1454 toe om de kapel verder te beheren en de stichting te consoliderenGa naar voetnoot(14). Dit werd op 27 december 1469 nog eens plechtig bevestigd in een oorkonde van burgemeesters, schepenen en raad van BruggeGa naar voetnoot(15).
Waarschijnlijk had Anselm Adornes toen al het plan opgevat om naar Jeruzalem te vertrekken. In 1469 stond Anselm Adornes op het toppunt van zijn loopbaanGa naar voetnoot(16). Hij was geboren op 8 december 1424. Sinds 2 september 1444 was hij regelmatig lid van het stadsbestuur als raadslid, hoofdman van één van de zes wijken van de stad of als stadsthesaurier. Van 1463 tot 1468 was hij gecommitteerde voor de sanering van de stedelijke financiën. Hij nam ook deel aan het aristocratische gezelschapsleven van de stedelijke elite, meer bepaald was hij lid van het toernooigezelschap van de Witte Beer. In 1468 organiseerde hij zelf het toernooi naar aanleiding van de Blijde Inkomst van hertog Karel de Stoute. Professioneel was Anselm Adornes, net als de meeste leden van zijn familie actief in de internationale handel. Uit de bewaarde documenten blijkt dat hij vooral actief was als makelaar waarbij handelaars uit Genua betrokken waren. De Adornes waren zoals bekend afkomstig uit Genua, maar toen al meer dan anderhalve eeuw stevig ingeburgerd in Brugge. Zelf onderhield Anselm Adornes commerciële betrekkingen met Genua en Spanje. Hij was betrokken bij de invoer van aluin en hij verhandelde laken uit Doornik en Engeland. Hij bewoonde een groot complex aan de Verversdijk, voorzien van allerlei stapelruimte, stallingen en lakenververijen.
Deze residentie lag midden in het kwartier waar ook de Schotse handelaars gevestigd waren. Op die manier moet hij in Brugge kennis hebben gemaakt met de Schotten. Toen het Parlement van Schotland de handel met Vlaanderen verbood, in 1467, heeft Anselm Adornes in zeer belangrijke mate bijgedragen tot het herstel van de commerciële betrekkingen met Schotland. In 1468 reisde hij namelijk naar Schotland als hoofd van een diplomatieke missie die met de Schotse koning en de Schotse steden moest onderhandelen namens | |
[pagina 347]
| |
Brugge, de Vier Leden van Vlaanderen en hertog Karel de Stoute. Deze onderhandelingen hadden succes, de Schotse handelsboycot werd opgeheven en de Schotten kwamen terug naar Brugge. Ook het optreden van Anselm Adornes maakte indruk in Schotland. De Schotse koning James III sloeg hem eind 1468 of begin 1469 tot ridder in de Orde van de Eenhoorn, benoemde hem tot raadgever op 15 juni 1469, en beleende hem met een heerlijkheid in Schotland. Van 1469 af mocht Adornes in Brugge nog gastvrijheid verlenen aan een zus van de koning en haar gezin.
Eind 1469 behoorde Anselm Adornes tot de meest vooraanstaande figuren van Brugge, zijn relatiekring was internationaal vertakt, en hij was dankzij de Schotse koning tot de aristocratie kunnen toetreden. Zijn titel van ridder en heer van Cortachy zou hij zijn hele verdere leven met gepaste trots voeren. Uiteraard moet ook nog worden vermeld dat Anselm Adornes in 1443 trouwde met Margareta van der Banck, die hem van 1444 tot 1466 zestien kinderen schonk.
In 1469 dus moet Anselm het plan hebben opgevat om naar Jeruzalem te reizen. Het is duidelijk dat hij dit deed uit persoonlijke devotie. Voor een nuchtere, geseculariseerde Vlaming is het anno 2007 wellicht moeilijk te begrijpen dat een vooraanstaande persoonlijkheid op het toppunt van zijn carrière uit vrije wil het besluit neemt voor minstens één jaar alles achter te laten om een risicovolle reis te ondernemen als bedevaart. Men heeft dan ook geopperd dat Adornes naar het Midden Oosten is gereisd in het kader van een spionageopdracht voor Karel de Stoute, maar ook dat is volkomen uit de lucht gegrepen. Anselm Adornes vertrok samen met enkele andere Vlamingen op 19 februari 1470 uit Brugge. Daarvoor, op 10 februari, had hij zijn testament opgemaakt, nadat hij eerst een mis met communie had meegemaakt. Dit testament, gepubliceerd in 1931Ga naar voetnoot(17), is bekend gebleven in de kunstgeschiedenis, vanwege de vermelding van twee aan Van Eyck toegeschreven panelenGa naar voetnoot(18). Voor ons is van belang dat de datum van het testament duidelijk aantoont dat het is opgemaakt in voorbereiding van zijn vertrek. In de tekst, die weliswaar zeer religieus gekleurd is, wordt niet expliciet verwezen naar zijn bedevaart. Wel wilde Adornes ook in zijn testament de voltooiing van de Jeruzalemstichting veilig stellen. | |
[pagina 348]
| |
Na zijn vertrek uit Brugge bezocht hij eerst Genua, vervolgens Pavia, waar zijn oudste zoon Jan zijn universitaire studie onderbrak om mee op reis te gaan. De laatste pleisterplaats van Anselm Adornes en zijn gezelschap was Rome voor een audiëntie met paus Paulus II.
Anselms reis is uitvoerig behandeld in het boek van Jos Koldeweij. Hier is wel van belang dat Adornes na zijn terugkeer op 4 april 1471 de Jeruzalemstichting verder heeft afgewerkt. De kapel kreeg haar definitieve vorm, nu geïnspireerd op de toenmalige H. Grafkerk in Jeruzalem, de godshuisjes werden afgewerkt en de kapelaan kreeg voldoende inkomsten. Daardoor alleen al zal de pelgrimstocht van Anselm Adornes en zijn gezelschap in Brugge heel veel weerklank hebben gevonden. Ook uit andere aanwijzingen blijkt dat de ‘devotionele krachttoer’ heel wat indruk heeft gemaakt. Jan Adornes, Anselms oudste zoon en zijn reisgezel vanaf Pavia, heeft van deze reis een gedetailleerd reisverslag opgemaaktGa naar voetnoot(19). Een exemplaar van het verslag was bestemd voor de Schotse koning. Zeker één exemplaar, waarschijnlijk meer, bleef in familiebezit. Het auteursexemplaar van Jan Adornes is verloren, maar er bestaat een 19de-eeuwse kopie van. In 1491 heeft de Brugse kroniekschrijver Rombout de Doppere, priester van het bisdom Doornik en notaris te Brugge, nog een Middelnederlandse bewerking van de tekst gemaakt, waarvan de autograaf in Brugge bewaard is. Deze Middelnederlandse bewerking door een vooraanstaande Brugse auteur is een aanwijzing voor de weerklank van Anselms bedevaart, twintig jaar na zijn terugkeerGa naar voetnoot(20).
Anselms opgedane kennis van het Nabije Oosten maakte van hem ook een interessante medewerker voor hertog Karel de Stoute, die vanaf 1471-1473 met kruistochtplannen rondliep. In dit kader wellicht kreeg Anselm Adornes in februari 1474 van Karel de Stoute een vrijgeleide voor een tweede reis naar het H. Land. Deze reis is echter niet doorgegaan. Anselm Adornes is toen wel vertrokken naar Oost-Europa en het Baltisch gebied. Hij vergezelde toen een Italiaanse franciscaan die de titel voerde van ‘Patriarch van | |
[pagina 349]
| |
Antiochië’. Het was de bedoeling dat ze samen naar Perzië zouden reizen om te onderhandelen over een bondgenootschap tegen de Turken. Adornes keerde echter al in juni 1475 naar huis terug vanuit PolenGa naar voetnoot(21).
Na de dood van Karel de Stoute in 1477 taande ook de ster van Anselm Adornes in Vlaanderen. Zijn politieke rol in Brugge was uitgespeeld. Ook andere leden van zijn familie trokken zich uit het openbare leven terug. Vanaf 1480 was Adornes weer regelmatig in Schotland. De ironie van het lot wil dat hij op 23 januari 1483 vermoord werd tijdens een lokale bedevaart bij het Schotse North Berwick. Anselm Adornes was toen op bedevaart naar Whitekirk, een populair bedevaartsoord in Schotland.
Anselm Adornes en zijn zoon Jan ondernamen samen de bedevaart naar het Heilig Land. Ze waren de eersten van hun familie. Jan Adornes, Anselms oudste zoon, zou zijn herinneringen aan zijn bedevaart zijn hele leven blijven koesteren, ook letterlijk: hij heeft zijn reisverslag als dagboek verder bijgehouden tot augustus 1510, nog geen jaar voor zijn dood op 10 mei 1511. Jan Adornes was een erudiete persoonlijkheidGa naar voetnoot(22). Hij studeerde rechten in Pavia en in Rome en doorliep een niet onaardige klerikale carrière, zoals zijn vader dat gewild had. Tot in 1488 beheerde hij de Jeruzalemstichting in Brugge. Daarna werd deze taak tot 1517 overgenomen door zijn jongere broer Arnoud, die op latere leeftijd priester geworden was. Arnoud is echter nooit naar Jeruzalem of het Nabije Oosten getrokken.
Twee broers van Jan Adornes zijn wel nog vertrokken. Anselm II, geboren in 1454, het zesde kind van Anselm en Margareta van der BanckGa naar voetnoot(23), trad in 1481 in de Orde van Sint-Jan van Jeruzalem, die toen op Rhodos gevestigd wasGa naar voetnoot(24). Van zijn latere levensloop is niets meer bekend. Pieter IV Adornes, geboren in 1460 als elfde kind van Anselm en Margareta van der Banck, werd na een kortstondig huwelijk met de Gentse Catharina Utenhove als weduwnaar minderbroeder-observant in een nog onbekend kloosterGa naar voetnoot(25). Zijn vrouw | |
[pagina 350]
| |
was gestorven in 1489 en Pieter Adornes werd kloosterling op 27 maart 1491. In een tekst uit 1493 wordt hij ‘miles sacrosanctae peregrinationis Jherosolimitanae’ genoemdGa naar voetnoot(26), wat betekent dat hij naar Jeruzalem is geweest als bedevaarder. Deze bedevaart dateert naar alle waarschijnlijkheid van ca. 1490. Opmerkelijk is dat twee schoonzoons van Anselm Adornes ook naar Jeruzalem zijn getrokken. De tekst uit 1493 vermeldt nog Joos de Baenst, echtgenoot van Marie Adornes, en Wulfaert van Lichtervelde, echtgenoot van Elisabeth Adornes.
Alles bij elkaar zijn dus zes leden van de familie Adornes naar het Nabije Oosten vertrokken, tussen 1470 en 1490. Het gaat om Anselm Adornes, drie van zijn zoons en twee schoonzoons. De generatie vóór Anselm, zijn vader Pieter en zijn oom Jacob, had wel een grote verering voor het Heilig Land, maar is er nooit naartoe getrokken. Viaenes lijst van Vlaamse Jeruzalemvaarders in de Bourgondische eeuw is gepubliceerd in 1964, herdrukt in 1982 en overgenomen in een proefschrift aan de universiteit van Münster in 1982Ga naar voetnoot(27). Pieter II en Jacob komen er in voor, ze moeten dus worden geschrapt. Pieter IV, Anselm II, Wulfaert van Lichtervelde en Joos de Baenst moeten eraan toegevoegd worden.
Hebben de Adornes bedevaarten van anderen gestimuleerd? Het heeft er niet de schijn van. In de eerste helft van de 16de eeuw was er een broederschap van Jeruzalembedevaarders gevestigd in de kapel. De Brugse schilder Jan Provoost was één van de prominente leden. Hun aanwezigheid en hun activiteiten in de kapel werd door de familie gedoogd, maar zeker niet gestimuleerdGa naar voetnoot(28). Al sinds de 15de eeuw waren de Adornes eigenaar van de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Viven, nu Vivenkapelle, gemeente Damme. Jan Adornes gebruikte de perkamenten aflaatbrief uit de eerste helft van de 15de eeuw die in de kapel hing en lokale bedevaarders tot een bezoek moesten aanzetten, rond 1480 voor de band van zijn cartulariumGa naar voetnoot(29). Heeft hij de perkamenten vervangen door nieuwe kopieën? Het | |
[pagina 351]
| |
heeft er niet de schijn van. In de kapel aan de Molenmeers hebben de Adornes verscheidene relieken samengebracht, uit het Heilig Land vooral. Daarnaast verwierven zij ook verscheidene aflaatbrieven. Toch is er weinig sprake van gestimuleerde bedevaarten of een grote volkstoeloop bv. op Palmzondag of tijdens de Goede Week. De enige aanwijzing voor enig succes is de toestemming van het stadsbestuur om voor de kapel op stadsgebied een geplaveid plein aan te leggen, in 1512Ga naar voetnoot(30). De indruk blijft dat de Adornes vooral het privé-karakter van de kapel wilden handhaven, waarschijnlijk ook in samenspraak met de lokale parochiale geestelijkheid.
In de 16de eeuw hebben de Adornes zelf ook hun belangstelling voor bedevaarten verloren. In de plaats kwam de ‘peregrinatio academica’, de rondreis naar de verschillende universiteitenGa naar voetnoot(31), en nog later de ‘Grand Tour’Ga naar voetnoot(32). Noël Geirnaert. |
|