Biekorf. Jaargang 107
(2007)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |||
Dames met klasse, Mechelen 2005De fraai opgezette tentoonstelling die in 2005 in Mechelen het (hof)leven rondom Margaretha van York en Margareta van Oostenrijk te Mechelen tot leven bracht, leverde ook een fraaie catalogus op. In dit boek vormen de vijf thema's van Paul Vandenbroeck de ruggengraat; Dagmar Eichberger, die in 2000 promoveerde op haar onderzoek over het kunstmecenaat van Margaretha van OostenrijkGa naar voetnoot(1), stond in voor de redactie.
De eigen historici zijn weinig aanwezig. Daarentegen trok Eichberger onder meer enkele jonge Duitse (kunst)historici aan die meteen vernieuwende bijdragen leverden. Jens Ludwig Burk is de kenner van Conrat Meit, de hofbeeldhouwer van Margareta van Oostenrijk, en Birgit Franke analyseert vanuit genderperspectief de wandtapijten aan het hof.Ga naar voetnoot(2) Dit alles oogt bijna als een vervolg op Huizinga's Herfsttij der Middeleeuwen. Om deze ambitie waar te maken is evenwel nog meer nodig, ondermeer een uitvoerige lezing van en commentaar op Le Parement et triumphe des dames, 1494 van Olivier de la Marche, en op Les épitres de l'Amant vert, La Couronne margaritique en wellicht ook La Concorde des deux langages (1511) van Jean Lemaire de Belges. En verder aangevuld met een grondige evaluatie van de boedelbeschrijving uit 1531, na Margareta's dood, waarvoor Jozef Duverger lang geleden, in 1934, al de aanzet gaf.Ga naar voetnoot(3)
Vandenbroeck wilde wellicht vanuit genderstudies een breedhoek geconstrueerd zien waarin vrouw en religie, vrouw en mode (zie bijvoorbeeld op blz. 146 het portret van Eleonora door Joos van Cleve, ná 1530), vrouw en samenleving, en vrouw en list voor de 16de eeuw worden gereleveerd. De heerlijke naakten van Conrat Meit (afbeelding op blz. 108) vormen het uitgangspunt van deze benadering. Meit sneed ook in 1519 een houten piëta voor de annuntiaten te Brugge, wellicht de tegenhanger van de albasten piëta in de kathedraal Saint Jean te Besançon, tien jaar jonger (afbeelding op blz. 281).
Anne-Marie Legaré verzorgt het stuk over het boekenbezit van | |||
[pagina 91]
| |||
beide Margareta's. De boekenbelangstelling van Margareta van Oostenrijk neemt pas echt een aanvang bij haar terugkeer naar Mechelen, in 1506. De bijna volbladminiatuur in een handschrift met Christine de Pisans La Cité des dames (Brussel, KB, ms. 9235-37, fo 3; afgebeeld blz. 206, cat. nr. 77) biedt een bijzonder mooie inkijk in een ‘vrouwenbibliotheek’.
Het is bekend dat Margareta van Oostenrijk zelf literair actief was. Zij was opgeleid aan het hof van Karel V, en schreef en rhythme gallicane. Zo is daar haar complainte bij de dood van Philibert II van Savoye (met verborgen annotaties naar Antoine de Lalaing), waaruit volgend fragment (blz. 249):
Fuiez plaisir, ostez vous de ma voye,
Car ie meurs vive, voyant perdre ma joye,
A doulx penser ou en soulloye avoir
Avancez vous de doulleur me pourveoir.
De nota's over muziek zijn in deze catalogus eerder gering. Ten slotte willen we wijzen op het grafmonument te Bourg-en-Bresse, in het bijzonder op de heel opmerkelijke dubbele weergave van Margareta: boven als (nog niet overleden) representacion de madame au vif met aartshertogelijke hoed, beneden in een eenvoudig kleed, als dode (afbeeldingen blz. 111, 283-284).
A. Dewitte |
|