Biekorf. Jaargang 106
(2006)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 281]
| |||||||||||
De reuzin van Diksmuide uit 1381In 1958 publiceerde Antoon Viaene in Biekorf op blz. 304 een mededeling van amper één bladzijde, getiteld: Een reuzin in de ommegang van Diksmuide: 13 juni 1381. Deze notitie getuigde van zijn grote belezenheid en tevens van de nauwgezetheid waarmee hij zijn bronnen opspoorde, evalueerde en er de bouwstenen uit bijeengaarde die zijn Kleine Verscheidenheden en Biekorf zo leesbaar en leerzaam maakten.
Over reuzenfiguren, reuzendraken en dergelijke had Viaene reeds meer dan eens geschreven; het onderwerp boeide hem. Het verschijnen van een reuzin in de sacramentsprocessie van Diksmuide in 1380-1381 was opgemerkt door Viaene in een bijdrage uit 1923 in de Brugse Emulatie. Viaene zocht verder en berekende zelfs de exacte datum van Sacramentsdag in 1381 en stelde vast dat dit 13 juni moest zijn. Van zijn publicatie in Biekorf zond hij een afdruk op naar René Meurant (1905-1977), de gereputeerde Waalse specialist over alles wat reuzen en hun geschiedenis betrof. Tot hiertoe was het enkel bekend dat reuzenfiguren als draken, Goliath en allerhande gigantische wezens pas verschijnen in onze streken in de 15de eeuw. Viaene beschouwde zijn vondst daarom als iets buitengewoons en hij besloot in zijn tekst over de Diksmuidse reuzin dan ook ‘dat deze stad (Diksmuide) adelbrieven bezit die haar bepaald de eerste plaats op de lijst (van de steden met reuzen) verzekeren’.
Onder impuls van René Meurant, de verdienstelijke Waalse folklorist, waren er immers van 25 tot 27 mei 1956 internationale studiedagen gehouden in Mons over het onderwerp Géants processionnels dans le Nord de la France, la Belgique et les Pays-BasGa naar voetnoot(1). Dit comité dat reuzen en reuzenfiguren bestudeerde in West-Europese ruimte, was in 1954 gesticht in Dowaai (Fr.) door toedoen van de Waalse volkskundige Albert Marinus. De studiedagen in Mons waren het eerste en belangrijkste initiatief naar buiten van dit Comité, dat daartoe ondermeer steun en medewerking had gekregen van de Belgische Nationale Commissie voor Folklore. De twee afdelingen van onze Nationale Commissie, de Vlaamse en de Waalse, hadden daarom elk in hun werkgebied studiemateriaal verzameld over reuzen, reuzenfiguren zoals Goliath, het Ros Beiaard, reuzendraken en andere giganten uit onze processies, blijde inkomsten, ommegangen en allerlei andere festiviteiten. Antoon Viaene was lid van de Vlaamse afdeling van de Nationale Commissie voor Folklore. | |||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||
Zo kwam het dat hij in Mons een mededeling voordroeg over De Reus en de Draak in de ommegang van Tuindag te Ieper (1585-1594). Deze tekst liet hij daarna onmiddellijk publiceren in BiekorfGa naar voetnoot(2).
Alhoewel hij, in zoverre bekend is, niet meer de volgende bijeenkomsten van het Comité des Géants bijwoonde, stuurde hij dus toch nog in 1958 een kopie van zijn bijdrage over de reuzin van Diksmuide naar René Meurant, die hij persoonlijk kende en waardeerde. In latere jaren evenwel heeft dit internationaal Comité des Géants maar weinig meer van zich laten horen.
De mededeling over de Diksmuidse reuzin had Viaene dus aangetroffen in een artikel in de Emulatie over de stadsrekening 1380-1381 van Diksmuide. De stad Diksmuide bezat vóór 1914 een hele reeks originele stadsrekeningen; de vroegste dateerde van 1380-1381. Vanaf 1403-04 was de reeks van deze rekeningen, op enkele hiaten na, volledig tot aan de Franse Tijd in Diksmuide bewaard gebleven. Al deze archiefstukken zijn verloren geraakt in de oorlog 1914-1918Ga naar voetnoot(3). Gelukkig had een inwoner van Diksmuide, reeds in 1870, enkele van die oudste stadsrekeningen afgeschreven. Deze man was Napoleon Feys-Kesteloot, die ooit schepen van Diksmuide was en een grote interesse betoonde voor het verleden van zijn stadGa naar voetnoot(4). Na 1914-1918 waren die afschriften van de oudste stadsrekeningen door Feys in handen geraakt van Henri de Sagher, toen rijksarchivaris van BruggeGa naar voetnoot(5). Ernest Hosten, de vooroorlogse stadssecretaris en -archivaris van Diksmuide, die na 1918 in Brugge verbleef, kon daarom bij de Sagher deze waardevolle kopieën inzien. Uit deze afschriften heeft E. Hosten in 1923 dan ook in de Emulatie een uitgebreid en interessant opstel laten verschijnen over de oudst bekende rekening van Diksmuide uit 1380-81Ga naar voetnoot(6). | |||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||
Beknopt deelt de auteur, uitsluitend aan de hand van de kopie van Feys, de bijzonderste gegevens mee uit dit merkwaardig document en hij citeert zelfs woordelijk enkele rekeningposten. In het hoofdstuk over de diverse uitgaven lezen we de volgende tekst, waar de bedragen opgesomd staan die Diksmuide uitgaf ter gelegenheid van de Sacramentsprocessie in 1381Ga naar voetnoot(7):
Bij lezing van die uittreksels moeten we inderdaad besluiten dat er een reuzin in de processie werd meegedragen voor wier voeten strooisel uitgestrooid werd. Het uitstrooien van snippers papier, bloemblaadjes en groene bladeren was in die jaren reeds een veel voorkomend gebruik, net zoals het nog tot in onze dagen bij de rondgang van een processie werd gedaanGa naar voetnoot(8).
De rekeningpost over de reuzin staat onder het kapittel waar de kosten in opgesomd worden die de stadskas reserveerde voor feestelijke gebeurtenissen. Deze uitgaven staan geboekt in chronologische volgorde. Eerst de uitgaven ten heylighen kerstdaghe, dan de H. Sacramentsprocessie en laatst, weeral chronologisch, de uitgaven voor wijn die op gezette tijden aan het stadspersoneel werd gegund (nieuwjaarsdag, vastenavond, Pasen, Sint-Maartensdag of 11 november).
In 1381 was Margareta van Male, de dochter van graaf Lodewijk van Male, die door haar huwelijk met de hertog van Bourgondië mevrouwe van Bourgonie was geworden, door de stad Diksmuide luisterrijk ontvangen. Deze uitgaven staan vermeld juist na Sacramentsdag. Zij kwam dus in Diksmuide op bezoek na 13 juni 1381.
Sacramentsdag was een zuiver kerkelijk feest. Maar de stad betaal- | |||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||
de vier kaarsen van 18 pond en het loon van de kaarsendragers, alsook iets aan de apostelen en de priesters die in de processie mee opstapten. Men kijkt toch eigenaardig op dat er strooisel aan te pas kwam bij de doortocht van de reuzin, als het al niet vreemd is dat een wereldse reuzin zo maar meegaat in het centrale gedeelte van een religieuze stoet met kaarsendragers, priesters, enz.
Het scenario van de sacramentsprocessie, dat in de oudste stadsrekening opgegeven wordt, verliep in Diksmuide in de jaren na 1381 ongetwijfeld nog altijd op ongeveer identieke wijze zoals in 1381. In de latere stadsrekeningen kan men dus ongeveer dezelfde financiële tussenkomsten terugvinden zoals hierboven in de rekening van 1380-81. Verder onderzoek in de kopieën van Napoleon Feys, en die o.m. eveneens bewaard bleven voor de rekening van 1405-06, geven de passage over de reuzin hier als volgt weer:
De Diksmuidse reuzin (of reus) hield dus stand, minstens, zo men dacht, tot in het begin van de 15de eeuw. En eveneens tot enkele jaren na 1958...
De aanwezigheid van een reuzin, reeds in de 14de eeuw, daar waar de oudste reuzen pas enkele decennia later hun kop opsteken, heeft van meetaf aan in de kring van folkloristen en historici voor verwondering gezorgd, zodat er discreet nagegaan werd hoe dit uitzonderlijk geval wel mogelijk was. De bronnen van deze teksten werden nagecheckt door enkele Waalse volkskundigen. Want de reuzin van Diksmuide stond in het wereldje van de oudste West-Europese gigantische personnages eenzaam en alleen als een unicum te kijk met een decennia lange voorsprong tegenover haar soortgenoten in West-Europa.
Op het Algemeen Rijksarchief in Brussel worden er een hele serie originele stadsrekeningen van Diksmuide bewaard. Deze reeks in Brussel begint pas met rekeningen uit de eerste jaren van de 15de eeuwGa naar voetnoot(9). Zo bestaan er van de rekening over 1405-06 toevallig twee versies: de originele rekening in het Rijksarchief in de Rekenkamer en de Diksmuidse kopie van Napoleon Feys uit 1870.
De tekst uit 1405-06 in Brussel geeft volgende lezing over de bewus- | |||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||
te post nopens de sacramentsprocessie in verband met de reuzinGa naar voetnoot(10):
Deze zaak is eenvoudig te verklaren. Feys heeft ryve, rijve, d.i. een relikwiekast, verkeerd gelezen als reuzinne of rueseGa naar voetnoot(11). In Diksmuide liepen er bijgevolg geen reuzinnen in de processie, maar wel werden er een of meer rijven meegenomen zodat men strooisel op de straten rondstrooide waar deze reliekschrijnen in de sacramentsprocessie voorbij werden gedragen.
Over welke rijve(n) het hier precies ging, kan nu niet zo maar direct gezegd worden. In Diksmuide bestond er in die tijden een verering tot de heilige Thomas van Kantelberg, maar eveneens kan er bijvoorbeeld een relikwie van de heilige Niklaas, patroon van de kerk van Diksmuide, of zelfs van andere heiligen, meegedragen zijn in één of meer rijven.
Het duurde niet lang of de Diksmuidse reuzin kreeg burgerrecht in latere publicaties. Weinige tijd na de ontdekking van deze uitzonderlijke gigante heeft M. Catteeuw een artikel laten verschijnen in Biekorf getiteld Reuzenstad DiksmuideGa naar voetnoot(12). Hij begint nogal euforisch: ‘die eretitel is verdiend. Volgens de huidige stand van het onderzoek staat Diksmuide onbestreden aan de spits in de historische lijst van ommegangs- en processiereuzen. Met een felle voorsprong op de volgende oudste steden (Namen 1451, Oudenaarde 1456,....). Zie daarover Biekorf 1858, blz. 304.’ Enzovoorts. Wie weet, misschien is ook nog elders de al-te-vroege reuzin van Diksmuide te pronk gezet voor folkloristen en historici?
Wij weten niet precies wie er eigenlijk deze mislezing van Feys ontdekte, maar het staat vast dat A. Viaene in 1963, en wellicht reeds in 1960, wist dat zijn ontdekking omtrent de Diksmuidse reuzin niet juist was. Wellicht had R. Meurant hem dit medegedeeld, want in Biekorf 1963, blz. 268 gaf A. Viaene een korte bijdrage ten beste onder de neutrale titel ‘Ommegangsreuzen’. Hierin citeert hij vol lof de publicatie van zijn vriend Meurant, Géants et monstres d'osier, in: Bulletin de la Société belge d'Anthropologie et de Préhistoire (t. LXXI, 1960, blz. 1-36) en daarachter schrijft hij deemoedig het volgende, blijkbaar na kennisname van Meurants bijdrage: | |||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||
De reuzin van Diksmuide moet nu haar kortstondige kroon neerleggen. Naar een uitgegeven tekst van 1381 (uit Annales Soc. Emulation 1923, 169) hadden wij haar een al te schitterende plaats in de geschiedenis van onze processiereuzen toegekend (in Biekorf 1958, 304). Nu mag ze geschrapt worden. De tekst ‘van de Reusinne te draghene’ blijkt een verschrijving te zijn van de Diksmuidse archivaris en van zijn uitgever; vergelijking met teksten uit nog bewaarde latere rekeningen bracht de lezing ‘van den riven (reliekschrijn) te draghene’ naar voren die door de auteur terecht beschouwd wordt als overeenstemmend met de lezing van de verloren tekening van 1381. A. Viaene heeft de publieke rechtzetting van de misslag die hij beging door uitsluitend te steunen op de kopie van Feys, niet meer beleefd. Ter nagedachtenis aan René Meurant werd er in 1979 een verzamelwerk gepubliceerd, met in anastatische herdruk de bijzonderste opstellen van René Meurant over reuzen en reuzenfigurenGa naar voetnoot(13). In het opnieuw gepubliceerde verslag over de studiedagen van 1956 hebben de samenstellers in een bescheiden voetnoot (op blz. 50) de ware toedracht over de reuzin van Diksmuide meegedeeld. Het was het resultaat van een kritisch onderzoek dat ze in alle stilte hadden gevoerd door vergelijking van de kopieën van Feys tegenover de originele rekeningen uit de Rekenkamer in Brussel. Alhoewel de naam van A. Viaene prijkt in de lijst van de intekenaars op dit huldeboek voor MeurantGa naar voetnoot(14), geloven wij niet dat hij dit boek ooit heeft gezien en de publieke correctie op zijn bijdrage dus nooit heeft gelezen, want Antoon Viaene overleed op 10 augustus 1979 en het huldeboek voor Meurant verscheen korte tijd nadien.
Missen is menselijk zegt het spreekwoord. In deze verbeterde voetnoot staat trouwens Viaenes Diksmuidse bijdrage uit 1958 in Biekorf aangekondigd en geciteerd als een artikel uit... Bierkorf! Deze nogal geestige verschrijving door onze Waalse vrienden is nog meer onbegrijpelijk en minder te verontschuldigen dan de misvatting die de alerte hoofdopsteller van Biekorf veroorzaakte toen hij een beetje te vlug en zonder verder nazicht een oude kopie voor correct en betrouwbaar aanzag en hij Diksmuide ietwat voorbarig een erekrans in de wereld der reuzen wilde toekennen. En meteen weten we ook dat de liefde voor zijn vaderstad bij schepen Feys van Diksmuide groter was dan zijn kennis van de paleografie. L. Van Acker |
|