De commissie voor de tentoonstelling in Haarlem (1825)
In december 1824 ontving onze gouverneur een circulaire waarin de modaliteiten besproken werden nopens de tentoonstelling der voortbrengselen van Nationale nyverheyd te Haarlem. Deze expositie waar de producten van industrie, landbouw, de recente uitvindingen uit het koninkrijk der Nederlanden tentoon gesteld werden, ging door te Haarlem in juli 1825.
In West-Vlaanderen werd er een provinciale commissie geïnstalleerd, waarvoor onze gouverneur Benoit Holvoet de volgende leden aanstelde
Voor Brugge: Van Maldeghem-De Knuyt, Dujardin vader, Theodorus vande Walle, Jacobus De Net, Van Wymelbeke-Vercauteren, Clicteur en C. Van Steenkiste;
Voor Oostende: Eduardus Serruys, Alexius Perlau en Balthazar Vander Heyde;
Voor Ieper: Jan-Baptiste Vanden Peereboom, Caestricque-Werkyn, De Poorter-Roffiaen en Malou-Vanden Peereboom;
Voor Kortrijk: Danneel-Holvoet, Franciscus Van Ruymbeke en Augustus Dujarin;
Voor Tielt: Maximilianus Van Zantvoorde (Verzameling der Acten, 1824, blz. 815-824).
In 1820 en in 1830, telkens als er een nationale tentoonstelling ingericht werd, moest de gouverneur de leden van een inrichtende commissie aanduiden. De commissieleden uit 1820 staan vermeld in Biekorf 1996, blz. 189 en die van de laatste grote nationale expositie uit 1830 in Biekorf 2002, blz. 91.
Bij nazicht stelt men vast dat veelal dezelfde personen lid werden van die commissies. De keuze van ons provinciaal bestuur beperkte zich uitsluitend tot de leidinggevende personaliteiten van de handelskamers uit West-Vlaanderen. Deze eenzijdigheid in de keuze van de vertegenwoordigers uit het Westvlaamse handelsmilieu speelde zeker in het nadeel van een breed opgevatte vertegenwoordiging van onze industrie en onze landbouw.
Vermelden we nog dat ene J.A. van Zuylen van Nyevelt, griffier van de Staten van Noord-Holland in Haarlem, de inrichter was van deze nationale expositie. Blijkbaar behoorde hij ergens tot een zijtak van de West-Vlaamse adellijke familie van die naam uit het Brugse.
A.B.