Biekorf. Jaargang 106
(2006)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |
Het kasteel van Autvyver in de Flandria IllustrataKanunnik Antonius Sanderus, die in zijn groots opgezette Flandria Illustrata prenten en teksten wilde publiceren van vele localiteiten en monumentale gebouwen in Vlaanderen, kon in Ardooie moeilijk het dorpscentrum afbeelden, want de kerk was in 1638 afgebrand en lag nog steeds in puin. Het verlaten kasteel van de vroegere heren van het dorp, iets ten zuiden van de kerk, was onbewoond, zwaar vervallen en zou enkele decennia later eenvoudig afgebroken worden.
Daarom ondermeer was het dat hij in Ardooie het kasteeltje van Autvyver portretteerde. Dit landgoed stond zo een 2,50 km ten zuidoosten van de kerk, aan de rand van het verlaten en uitgestrekte Ardooie-Veld, dat toen nog veel heide en struikgewas bevatte en een groot aantal visvijvers telde. Heel dit gebied was onbewoond. Door de talrijke vermeldingen in het archief, o.m. door de juiste beschrijving in het landboek van Ardooie uit 1688, kennen we precies de ligging van Autvyver, nl. ten zuidoosten van het dorpscentrumGa naar voetnoot(1).
De prent van Autvyver, samen met een uitgebreide begeleidende tekst verscheen dan ook in deel twee van de Flandria Illustrata in 1644 (zie afb. 1)Ga naar voetnoot(2). | |
[pagina 113]
| |
Medewerkers aan de Flandria IllustrataDe Flandria Illustrata heeft aan Sanderus veel hoofdbrekens en zware geldelijke beslommeringen gekost. De perikelen die hij beleefde met tekenaars en drukkers die hun woord niet hielden, te laat met hun opdrachten gereed geraakten, onvoorziene bijkomende uitgaven veroorzaakten en anderzijds, sommige misrekeningen vanwege Sanderus in de financiering van zijn project, enz. werden in 1908 nauwkeurig uiteengezet door Gustave Caullet in zijn rijk gedocumenteerde publicatie De gegraveerde, onuitgegeven en verloren geraakte teekeningen voor Sanderus' Flandria IllustrataGa naar voetnoot(3).
Zonder op volledigheid te bogen heeft Caullet het ontstaan van vele prenten uit de Flandria Illustrata tot in detail onderzocht en allerlei merkwaardige gegevens medegedeeld om sommige onvolkomenheden en eigenaardigheden in tekst en beeldmateriaal te verklaren. De Flandria Illustrata geraakte niet op tijd klaar en van de financiële miseries heeft Sanderus een bittere nasmaak overgehouden. Het werk zelf, hoe belangrijk en waardevol het ook mag zijn, is daarom hier en daar nogal onevenwichtig opgebouwdGa naar voetnoot(4).
Maar Caullet bewees ook dat Sanderus niettemin een groot aantal medewerkers rond zich kon scharen, die stipt, trouw en gedienstig hun akkoorden naleefden en borg stonden dat het hele opzet uiteindelijk met glans en luister voltooid werd. En hier vallen de namen van Lowys de Bersacques, Vaast du Plouich, Arrasius, Louis du Tielt en nog meer landmeters, etsers, tekenaars en drukkers.
Een van die medewerkers was nu juist Jeronimo Nypho, de bewoner en eigenaar van het kasteel van Autvyver in Ardooie. Zo staat het thans vast en weten we met zekerheid dat Nypho voor de Flandria Illustrata het portret tekende van Francesco de Mello, de opperbevelhebber van het leger. Hij zou zelfs het portret van Sanderus hebben geschilderd, dat niet gepubliceerd werd, maar behoort tot de onuitgegeven prenten voor de Flandria IllustrataGa naar voetnoot(5).
Nypho (Nipho, Niffe,...) was beroepshalve een Italiaanse militair, waarvan de familie afkomstig was uit de omgeving van Napels, in dienst van de Spaanse koning, en in zijn vrije tijd een verdienstelijk | |
[pagina 114]
| |
amateur tekenaar en kunstschilder. Hij was gehuwd met een Noord-Nederlandse adellijke dame Maria de Haen, geboren in het stadje Grave aan de Maas. Haar vader werd in 1623 door de aartshertogen Albrecht en Isabella in de adelstand verheven. Haar familiewapen was: gevierendeeld I en IV een meerblad van keel, II en III drie gouden luipaardkoppen op een veld van sinopelGa naar voetnoot(6).
Nypho's voorvader (groot- of overgrootvader?) Augustinus Nypho, was als humanist bevriend geraakt met paus Leo X de Medici en werd eveneens hoog gewaardeerd door keizer Karel V. Door de paus werd het hem toegestaan bij zijn eigen geslachtsnaam Nypho die van de Medici te voegen en hij mocht zelfs een breukwapen voeren van de familie de Medici (zes bollen van keel op een gouden ovalen veld - of varianten). Keizer Karel liet hem als blijk van de waardering die hij hem toedroeg de gekroonde keizerlijke adelaar van de Habsburgers achter zijn familiewapen als schildhouder aanbrengen (1520).
In 1635 verkreeg kapitein Nypho een promotie tot sergeant-majoor van Vlaanderen, maar voorlopig bleef hij in Ardooie wonen op zijn kasteel van Autvyver. Nadien (vermoedelijk na 1650) is hij definitief vertrokken naar Brussel, waar hij een functie toegewezen kreeg aan het Hof van Leopold-Willem, gouverneur-generaal van de Nederlanden. Hij stierf te Brussel in 1658 en werd begraven in de kerk van de dominicanen in Brussel.
Toen Nypho aan het Hof te Brussel arriveerde, kwam hij terecht in een midden waar kunst en wetenschap hoog in aanzien stonden. David II Teniers was er hofschilder. Zo weten wij ondermeer dat enkele tekeningen van de hand van Nypho nu nog in Wenen bewaard worden, waarvan men kon achterhalen dat ze uiteindelijk afkomstig zijn uit de persoonlijke kunstcollectie van Leopold-Willem. Ook bestaat het vermoeden dat Nypho ooit samenwerkte met Teniers. Het portret van zijn echtgenote Maria de Haen, dat zich bevindt in het stedelijke museum in Rijsel, zou van Nypho's hand zijn, of naar vermoed wordt zelfs ontstaan zijn door samenwerking van Teniers en Nypho. | |
De prent van AutvyverDe Flandria Illustrata geeft in één en dezelfde prent twee afzonderlijke gezichten van het kasteel van Autvyver. Onderaan rechts | |
[pagina 115]
| |
staat het praetorium antiquum de Autvyver, het kasteel zoals het er uitzag voorheen, vroeger, eertijds, dus bij de komst van Nypho in 1630 toen hij dit kasteel aankocht. Deze inzet geeft een bouwwerk te zien dat zwaar beschadigd is; ruïneuze muren, de hoofdtoren en een zijtoren die ten dele afgebroken zijn, muren begroeid met gras en struikgewas. Kortom, een gebouw waarin de beschikbare woonruimte amper onbeschadigd was en dat in zijn geheel zeker om ingrijpende restauraties vroeg.
De eigenlijke prent daarentegen toont een kasteel, afgebeeld in een perfecte staat van onderhoud. Autvyver was een waterslot; zwanen of eenden zwemmen op het water. Alle gebouwen op het neerhof staan er bij als nette en verzorgde hoevegebouwen, en vooraan staat er een optrekje dat waarschijnlijk een duiventoren is. Rechtlijnige rijen bomen, allemaal praktisch van dezelfde grootte, zijn overal aangeplant. De tuin achter het kasteel is een sobere, eenvoudige renaissancetuin die met sierlijke hoektorentjes, een muur en een waterpartij afgesloten is. Het kasteelgebouw is helemaal hersteld en toegankelijk met bruggen en ophaalbruggen. Verderop, naar de horizon toe, ligt er een onbebouwde vlakte, die in rechthoekige percelen ingedeeld is. Deze moesten blijkbaar de landerijen van de kasteelhoeve verbeelden.
Men herkent in de centraal geplaatste waterburcht duidelijk hetzelfde kasteelgebouw zoals het afgebeeld is in de inzet onderaan rechts, maar nu geschetst vanuit een andere gezichtshoek. Het algemeen onderschrift onderaan de prent luidt dan ook praetorium de Autvyver in paroecia de Hardoye, met andere woorden Autvyver na zijn herstelling, in zijn volle glorie. | |
De tekst over AutvyverSanderus schreef een uitvoerige tekst bij de prent van Autvyver en zijn bewoners. In uiterst lovende zinnen maakt hij melding van Augustinus Nypho, de beroemde voorvader van Jeronimo Nypho. Hij bespreekt in verscheidene alinea's zijn werken en hij roemt in superlatieven zijn verdiensten voor de literatuur en het humanisme. Hij wijdt zelfs meer tekst aan deze (Italiaanse) humanist dan aan de toenmalige bewoners. Maar ook over hen steekt hij de loftrompet. Hij roemt de dapperheid van de sergeant-majoor van Vlaanderen, zijn goede smaak, zijn gastvrijheid (!) en vooral deelt hij mee dat Nypho van plan is om Autvyver nog beter en mooier uit te rusten dan het toen al was door er bij voorbeeld watergangen aan te leggen om de visvangst te bevorderen. En dat nog niet alle reparaties beëindigd zijn, maar dat er nog plannen voor de toekomst liggen te wachten. | |
[pagina 116]
| |
Terloops deelt hij mee dat hij een document mocht inzien dat toen in het bezit was van Nypho en dateerde van 1419 uit de tijd van Jacob van Lichtervelde, souverein-baljuw van Vlaanderen, die toen eigenaar van Autvyver was.
Ook weet Sanderus te vertellen dat Nypho's vader Ferdinand, ten tijde van Alexander Farnese in de Nederlanden toegekomen was als militair en zich roemrijk onderscheiden had in de strijd tegen de legers van de hervormden. | |
Het herstel van AutvyverToen Nypho op 24 mei 1630 het kasteel aankocht zal het inderdaad beschadigd geweest zijn. Nypho kocht bij dit kasteel ook de grote hoeve mee met ca. 34 bunder landerijen aan Anna en haar tweelingbroer Pieter van der BurchGa naar voetnoot(7) tegen de prijs van 8.000 gulden, in die tijd een aanzienlijk bedrag. Daar bovenop diende hij nog aan de twee verkopers een lijfrente van jaarlijks 1.000 gulden uit te keren, te verminderen tot 500 gulden bij overlijden van één van beidenGa naar voetnoot(8). Dit bedrag kon hij zo maar niet ineens betalen en daarom ging hij op 18 augustus 1631 een lening aan voor een gedeelte van de koopsomGa naar voetnoot(9).
Kapitein Nypho was in juli 1626 met zijn manschappen in Tielt aangekomenGa naar voetnoot(10). Een van zijn zonen staat in het doopregister van Tielt ingeschrevenGa naar voetnoot(11). Bij de aankoop van Autvyver trad pastoordeken Jan de Mol van Tielt op voor Nypho als volmachtdrager voor de schepenbank van Ardooie. Onmiddellijk verhuisde Nypho van Tielt naar Autvyver, want reeds op 22 juli daarna werd hem een kind geboren in ArdooieGa naar voetnoot(12). Het is duidelijk dat Autvyver dan toch niet zo belabberd en onbewoonbaar was zoals de prent in de Flandria Illustrata ons laat geloven.
Ondanks de hoge aankoopsom en de aangegane schulden zal Nypho praktisch onmiddellijk de hand aan het werk hebben geslagen om zijn domein te herstellen en op te knappen. Tezelfdertijd deed hij | |
[pagina 117]
| |
pogingen om het landgoed nog verder uit te breiden. Naarmate er eigendommen in de omgeving vrijkwamen, kocht hij alles op wat hij maar kon. Zo kocht hij twee stukken land en een hofstedeken op 22 november 1631 aan Gillis Calle en zijn vrouw Joanna de Baere, weduwe van Bavo de Neckere, gelegen naast de kasteelhoeve van Autvyver. Op 3 december 1639 koopt hij een bos paelend aen zyn dreve ende goet, groot 600 roeden, aan Tanneken Werbrouck, weduwe van Pieter de Busschere. In juli 1639 had hij al een bos gekocht aan de kerk van Ardooie en op 12 maart 1641 koopt hij weer een bos van 200 en half aan de weduwe van Pieter de Busschere voornoemd, paelend aen syn goet. Later, na het verschijnen van de Flandria Illustrata, koopt hij op 17 november 1649 nog een bos aan Joos van Meerhaeghe, grenzend aan zijn eigendom, by syn dreveGa naar voetnoot(13). Hierdoor weten we, alsook uit het landboek van 1688, dat Autvyver nagenoeg volledig ingesloten was met bos en akkerland, alhoewel het eveneens grensde aan de heide en de bosjes van het uitgestrekte en verlaten Ardooie-Veld.
Het eigenlijke herstel van het kasteel zal jaren geduurd hebben en werd pas onderbroken door het vertrek van Nypho naar Brussel; dit zal te dateren zijn na de laatste door hem aangegane aankoop van goederen in de omgeving van zijn kasteel en zijn hoeve, dus ten vroegste in 1650. | |
Sanderus op bezoek in AutvyverMen vertelt dat Sanderus in de plaatsen waar hij persoonlijk op bezoek kwam en goed onthaald werd, rook uit de schoorstenen van die kastelen laat walmen als teken van de gastvrijheid die hij er genoot. Dit zal wel een ongefundeerde bewering zijn. Sanderus is, te oordelen naar zijn tekst over Autvyver in de Flandria, zeer waarschijnlijk persoonlijk op bezoek geweest in Autvyver. En toch is er geen vriendelijk rokende schoorsteen op die prent te ontwaren.
Sanderus beschrijft tot in de puntjes enkele zaken die alleen de visu vastgesteld konden worden. Hij zegt dat in 1641 het wapenschild van de familie van der Burch nog steeds te zien was boven de ingangspoort van het kasteel. Zijn bezoek in Autvyver zal dus dateren van het jaar 1641. Hij heeft het over de hoge populieren die in de zomer met hun brede kruinen een weldoende schaduw over het domein werpen. Hij bespreekt de aangename tuinen, de perfect aangeplante bomenrijen. Hij deelt mee dat Nypho hem zegde dat hij van | |
[pagina 118]
| |
plan was het water rond het kasteel met vis te bepoten om vis op tafel te kunnen brengen, net zoals hij op wild jaagt in het nabije Veld.
Maar vooral schrijft hij dat Nypho zijn domein nog verder wilde herstellen en uitbouwen tot een pareltje. De herstellingswerken waren nog verre van gedaan en hij zou nog meer en beter willen met zijn prachtig domeinGa naar voetnoot(14).
Sanderus zal Nypho ook ondervraagd hebben over zijn verleden. Zo vernam hij het een en ander over Nypho's vader, Ferdinand. Over de loopbaan van zijn gastheer en medewerker aan de Flandria Illustrata noteerde hij dat Nypho voor zijn komst naar Ardooie gekazerneerd was in Hulst. Dit is blijkbaar een vergissing. Zoals boven aangegeven weten we met zekerheid dat Nypho in 1630 van Tielt kwam en niet van Hulst. Opzoekingen in Hulst leverden trouwens geen enkel spoor op van Nypho in HulstGa naar voetnoot(15). Sanderus zal dus bij vergissing Tielt voor Hulst genomen hebben. | |
Wie is de auteur van de prent van Autvyver?Het antwoord is: Nypho zelf. Er zijn genoegzaam redenen en argumenten om de tekening van Autvyver aan hem toe te schrijven.
Wij menen dat de voornaamste reden ligt in het feit dat er in heel de Flandria Illustrata maar één enkele prent opgenomen werd waar, benevens het afgebeelde gebouw, eveneens een prent van voorheen, uit het verleden (praetorium antiquum) te zien is. Niemand anders dan Nypho verkeerde zo goed in de mogelijkheid om ca. 1641 Autvyver te tekenen zoals het er uitzag in 1630, toen het nog vervallen was. Deze prent kan moeilijk van iemand anders dan van Nypho zelf uitgegaan zijn.
Er is nog meer. Het valt op dat Nypho een kasteel getekend heeft dat perfect hersteld was tot in de minste details, een ideaal zoals het moest worden, eenmaal de herstelwerken uitgevoerd waren, terwijl het getuigenis van Sanderus in zijn begeleidende tekst meer dan eenmaal melding maakt van nog uit te voeren werken (zie hoger, voetnoot 14). Voeg hierbij het feit dat Nypho meegewerkt heeft aan de Flandria Illustrata en een begaafd tekenaar en schilder was, zodat hij in de mogelijkheid verkeerde om zelf een afbeelding van zijn kasteel te tekenen. | |
[pagina 119]
| |
Geeft de prent de werkelijkheid weer?Meer dan waarschijnlijk geeft de prent van Autvyver in de Flandria Illustrata de werkelijkheid niet juist weer.
Uit het getuigenis van Sanderus weten we dat Nypho nog niet alle restauratiewerken uitgevoerd had, terwijl de prent een tot in de puntjes verzorgd en hersteld kasteel toont. De hoge populieren zijn nergens te bespeuren. Wel staan er overal rijen boompjes getekend van dezelfde vorm en hoogte, maar die zeker geen populieren zijn.
Achter het kasteel, in de verte, tekende Nypho rechthoekige landerijen, bloot akkerland. Heide of bos is nergens te zien op de prent, terwijl we weten dat er in de onmiddellijke omgeving bos en allerlei landerijen lagen, waarvan er enkele door Nypho aangekocht werden. Het landboek van 1688 heeft ook die percelen beschreven. Ze zijn niet regelmatig van vorm, maar hebben allerlei vormen, maar nooit zijn ze rechthoekig.
De bedoeling van Nypho bij het tekenen van zijn prent zal geweest zijn een soort ‘programmaverklaring’ te schetsen door aan te tonen hoe vervallen zijn kasteel wel was en wat hij er wenste van te maken. Dus zoveel als een soort werkplan wat het moest worden en wat het voordien was. Daarom is het niet uitgesloten dat Nypho in de inzet een kasteel heeft getekend dat er nog meer vervallen uitzag dan het ooit geweest was, om des te beter in de verf te zetten hoe glorieus en prachtig het mettertijd moest worden.
Wij kunnen ons daarenboven de vraag stellen wanneer de twee prenten juist ontstaan zijn. De inzet onderaan geeft wellicht ongeveer de toestand weer van het gebouw omstreeks 1630, maar de prent van het herstelde domein kan eveneens in de beginjaren van Nypho's verblijf op Autvyver ontstaan zijn als een soort voorontwerp en werkplan voor de toekomst. De renaissancetuin achter het kasteel bv. is niets meer dan een schets, daar waar de meeste renaissancetuinen, eenmaal ze aangelegd waren en in volle wasdom stonden, overvloedig, zelfs overladen en eigenlijk baroktuinen waren. De tuin is wel heel sober gehouden om een renaissancetuin uit te beelden
Evenmin weten we hoe de samenwerking van Nypho inzake zijn prent voor de Flandria Illustrata verliep. Heeft hij een pentekening geschetst die door de etsers en drukkers van de Flandria Illustrata overgenomen werd op een koperplaat, of heeft hij een schilderij gemaakt dat door de etsers en andere tekenaars eerst gekopieerd werd om dan aan de drukkers door te geven? Wat er ook van zij zijn auteurschap staat buiten discussie; de originele prent gaat zeker uit- | |
[pagina 120]
| |
eindelijk tot Nypho terug. We stellen daarenboven vast dat de prent helemaal dezelfde rand heeft als de overige prenten uit de Flandria Illustrata, zodat we moeten besluiten dat de gewone etsers en tekenaars van Sanderus de laatste hand hebben gelegd aan de prent van Autvyver, net zoals bij alle andere prentenGa naar voetnoot(16).
In 1735 werd de afbeelding van Autvyver in Verheerlykte Vlaandre weergegeven zoals ze in 1644 verschenen was, maar met weglating van het onderschrift in de linker benedenhoek (zie afb. 2)Ga naar voetnoot(17). | |
Een vraagDe documentaire waarde van de prenten uit de Flandria Illustrata is onbetwistbaar en niet te schatten. Van de meeste dorpen en steden en van bijna alle gebouwen en kastelen die erin nauwkeurig weergegeven staan, zijn deze prenten gewoonlijk de vroegst en oudst bekende afbeelding. Deze prenten hebben daarom een onvervangbare waarde. De Flandria Illustrata wordt terecht hoog geprezen en is een hoogtepunt in de historische iconografie van ons land.
Niettemin lijkt het ons dat deze prenten toch zoveel mogelijk aan een grondig detailonderzoek moeten onderworpen worden, aan de hand van lokale archiefbronnen, kaartmateriaal uit die jaren, bouwrekeningen, enz. De bedoeling van Sanderus was Vlaanderen te illu- | |
[pagina 121]
| |
streren (Flandria Illustrata). De titel van de 18de-eeuwse uitgave in het Nederlands, geeft nog beter deze doelstelling weer: Verheerlykte Vlaandre, nl. heerlijk Vlaanderen zoals het op zijn best is, tonen als een spiegel aan onszelf en als een model voor de buitenstaanders. Deze loffelijke bedoeling heeft misschien wel hier en daar al te geflatteerde beelden opgeleverd, domeinen die toen reeds vervallen waren afgebeeld in hun voorbije volle luister, renaissancetuinen neergezet waar er niets anders lagen dan eenvoudige moestuinen of kale open ruimten, enz.
Daarom mogen we niet blindelings de details uit de prenten van de Flandria Illustrata aanvaarden als een orthodoxe historische realiteit, maar zou nauwkeurig nazicht, ook van de omgeving (de vergezichten!), van de stadsgezichten, in de mate van het mogelijke moeten nagaan in hoeverre de prent exact met de werkelijkheid overeenstemt. | |
De landkaartenNog meer dient dit gezegd te worden over de landkaarten van de Flandria Illustrata. Speciaal nopens Autvyver kunnen we bevestigen dat de kaarten vaak weinig betrouwbaar zijn. Alleszins minder nauwkeurig dan de prestigieuze afbeeldingen, want ondermeer Autvyver werd totaal verkeerd gesitueerd op de kaart van de kasselrij KortrijkGa naar voetnoot(18).
Autvyver dat verdween in de loop van de 18de eeuw en waarvan de ligging uit vele archiefstukken heel precies bekend is, ten zuidoosten van de kerk van Ardooie, wordt op de kaart van die kasselrij Kortrijk geplaatst ten noordoosten van het dorpscentrum van Ardooie. Dat is foutief.
Ook de benaming Hautvivier (hooggelegen vijver) is flagrant verkeerd. De naam Autvyver betekent niets anders dan een oude (voormalige, gewezen) vijver. De naam Outvyvere en varianten komt elders ook nog voor en betekent eenvoudig dat er op die plaats destijds ooit een vijver lagGa naar voetnoot(19). In die jaren, reeds ver vóór 1600, lagen er in het Ardooie-Veld een twaalftal vijvers. Op de plaats waar er één van die vijvers lag, werd dus het goed van Autvyver opgericht. Deze vijvers behoorden sinds oude tijden aan de heren van het dorp en zo | |
[pagina 122]
| |
zal het te verklaren zijn dat eveneens het goed Autvyver toebehoorde aan Jacob van Lichtervelde, heer van het dorp. De watering omheen het kasteelgoed van Autvyver was wellicht niets anders dan een overblijvend deel van een vroeger gedempte vijverGa naar voetnoot(20).
Caullet beweert dat de kaart van de kasselrij Kortrijk vermoedelijk, zo niet met zekerheid, toe te schrijven is aan de bekende Kortrijkse landmeter Lowys de BersacquesGa naar voetnoot(21). Dit is toch bevreemdend, want de Bersacques heeft, precies in die jaren, talrijke metingen en werkzaamheden uitgevoerd in de naaste omgeving van Autvyver, zodat verondersteld mag worden dat hij de streek kende en wist waar het goed van Autvyver juist lagGa naar voetnoot(22).
Hoe was het dan toch mogelijk dat Autvyver helemaal verkeerd georiënteerd staat op de kaart van de kasselrij Kortrijk? We schreven reeds dat Sanderus bij Nypho een document uit 1419 kon inzien waar Autvyver in vermeld wordt. Dit document was de fundatieakte uit 1419 waarbij Jacob van Lichtervelde de kapelanij van Sint-Jacobus oprichtte in de kerk van Koolskamp. Om deze kapelanij te doteren en de kapelaan zijn inkomen te verzekeren, heeft Jacob van Lichtervelde zijn goed toutfyvere belast met een jaarlijkse rente van 58 pond. De fundatieakte beschrijft uitvoerig en tot in detail de stukken land uit het toenmalige goed van Autvyver. Deze stukken land zijn nog gedeeltelijk terug te vinden in de ommeloper van Ardooie uit 1688. De akte begint met de opsomming van die percelen en zegt dat het ging om ons goedt gheheeten oudvivere ligghende binnen onzen dorpe van hardoye oost van der kerckeGa naar voetnoot(23).
Autvyver lag natuurlijk niet ten oosten van de kerk, zoals de akte uit 1419 schrijft, maar ten zuidoosten. Het is bekend dat in oude tijden de oriëntatie van het Noorden in de landkaarten verschilde met | |
[pagina 123]
| |
Kaart van de Kasselrij Kortrijk bij Sanderus
Kaart van Nicolaes Visscher (17de eeuw)
| |
[pagina 124]
| |
het magnetische noorden uit de werkelijkheid. Dit is wat bekend staat als de magnetische declinatieGa naar voetnoot(24). Deze afwijkende oriëntering werd door onze cartografen pas ontdekt en gecorrigeerd in de 16de eeuw. Ten overstaan van de realiteit was er dus een gevoelig verschil met wat er op de toenmalige oude kaarten getekend staat. En hierdoor moet deze verkeerde cartografische aanduiding vermoedelijk enigszins verklaard worden.
De foute aanduiding van Autvyver, alias Hautvivier op de kaart van de kasselrij Kortrijk in de Flandria Illustrata, werd nadien ongestoord en zonder de minste controle tot op het einde van de 18de eeuw verder overgenomen op alle latere landkaarten van het graafschap VlaanderenGa naar voetnoot(25). Dit is een overtuigend bewijs dat al deze kaarten eenvoudig gekopieerd werden de ene van de andere zonder de minste controle, nazicht op het terrein of wat ook.
Het is pas met de opmetingen van Ferraris ca. 1773, die op het terrein werden opgenomen en dus na een eerste en zelfs nog niet al te accurate controle, dat Autvyver eindelijk op de juiste plaats werd neergezet waar het altijd gestaan had. Maar toen was het kasteel reeds verdwenen en bleef alleen de hoeve overeindGa naar voetnoot(26). Deze hoeve staat er, helemaal verbouwd en vernieuwd, nog altijd en in de achterliggende weiden en landerijen kan men, met enige goede wil, zelfs nog de lichte glooiingen in het landschap bespeuren waar ooit de watergrachten van het kasteel lagenGa naar voetnoot(27).
De Flandria Illustrata van Antonius Sanderus, de vele prenten en zelfs de landkaarten, zijn een buitengewoon belangrijke bron voor de iconografie en de cartografie van het Vlaamse land. Het is niet omdat wij hier enkele randbemerkingen formuleerden dat dit opus magnum nu plots minderwaardig of onbetrouwbaar zou zijn. Wel integendeel. Gedetailleerde opsporingen in het lokale archief omtrent de prenten en de landkaarten zullen enkel het respect voor de 17de-eeuwse auteurs, in het bijzonder voor Sanderus zelf, doen toenemen, de waarde van zijn monumentaal oeuvre nog meer in het licht stellen en in zijn juiste proporties de waardering toekennen die het verdient. L. Van Acker |
|