Biekorf. Jaargang 106
(2006)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
Judocus Reyphins pastoor van Izenberge, deken van de districten Veurne en Nieuwpoort, 1657-72Judocus Reyphins († 1672) was blijkbaar een bijzonder vereerder geworden van d'alerheijlichste maghet Maria, moeder der bermherticheijt, na twee mirakels 1633 en 1634, gebeurd bij het madonnabeeld aan de oostmuur van zijn Mildredakerk, en in 1656 door de Ieperse bisschop Fr. R. de Robles erkend.
In 1654 begon hij reeds aan de timmerage van een devotiekapel, 4,5 op 3,2 m, noord van de parochiekerk om in 1663 na een gifte van 4,57 are door jonker Pauwels de Baecq, een heuse bedevaartskapel te construeren met het eerste bouwwerk als toegangsportaal. Om onderhoud en voortgang van de devotie te vrijwaren stelde hij op 3 oktober 1665 een 7 fol. groot testament opGa naar voetnoot(1), met als executeurs naast de pastoor van Alveringem, die hem bij eventueel overlijden zou vervangen, Jan Seys uit Alveringem ook, als administrateur. In dit testament belooft hij bovendien, door een donatio inter vivos, een salariëring te voorzien voor kapelaan en kapelanie van 45£ par./jaar.
Die donatie gaat dan door op 3 april 1672, blijkbaar kort voor zijn dood en na aankoop van de nodige renten. Die blijken goed voor een jaarinkomen van 40£ plus 5£ plus eigen woonerf voor de kapelaan. De donatie telt niet minder dan 36 paragrafen en is ondertekend door de dienstdoende kapelaan Melchior van Slijpe, die bij het overlijden van de stichter kapelaan blijft. Ondertekenden mee dit document de pastoor, fundateur Judocus Reyphins, de notabelen L. Horquinghen en J.B. Tatse, hoofdman A. Sampens, kerkmeester F. Soete en dismeester A. Hendrijcx.
Op het Rijksarchief bleven bovendien wat de 17de eeuw betreft, nog twee biljetten bewaard waarbij kunstschilder Jooris Roelants uit Ieper in 1667 3£ voorschot en in 1668 18£ par. krijgt voor de zes mirakelschilderijen (168,5 × 124 cm), duidelijk ook betaald met geld van de deken van de christenheid die in zijn testament bepaalde dat hij geld uittrekt voor tcoopen van scijlderien, clocke, ornamenten ende andersints. Al deze conquesten, dit geldelijk bezit, was de deken toegevallen bij den Almogenden door zijn milde gracie, zoals de proloog van zijn testament zegt. Zelf wil hij begraven worden met een uutvaert zonder pompe, zonder veel omhaal; wel metten lijcke in de kerk van Izenberge met alle pastoors van beide districten. Zes pastores zullen de deken uutte huijse naar de kerk dragen, de pastores waarmee ick meest vrientschap ende correspondentie hebbe gehou- | |
[pagina 20]
| |
den; een sevensten, den oudsten, zal het processiekruis dragen; en ook de gardiaan van de recollecten van Hondschote zal meegaan in de optocht, net als notabelen, hoofdman, kerk- en dismeesters, de regent van altaar en kapelrie en allen met dewelcke ic hebbe ghehouden particulier kennesse.
In het koor van de kerk zullen tien kaarsen van 1 pond branden, met daaraan de wapens vant gheslachte vande Reyphins (op veld van keel een zilveren band van vairGa naar voetnoot(2)). Vijf, resp. vier en drie scamellieden van Izenberge, Alveringem en Gyverinkhove (waar zijn broer Jan pastoor is) zullen met flambeeuwen van 2 pond bij de baar waken. Wat het totaal aan was op 70£ brengt.
Na de uitvaart zal worden gefestiert, voor minimum 150 gulden (300£ par.). De armen van Isenberge krijgen die dag een halve rasiere (ca. 1701, dus 85 1) tarwe, hondtscootse mate in gebacken, tot acht proven(en); en op elke provene een patacon. Wie de volgende dag komt krijgt evenveel rasiere en een halve patacon.
Tot daar de sobere bedoening. Reyphins houdt er wel aan dat na de uitvaart 800 missen worden opgedragen voor zijn zielenheil en dit van zijn familie, en nog eens 50, vanaf de volgende dag, in de Bermertigheidskapel door zijn broer. De overige gaan door bij de recollecten te Hondschote en Ieper, de Capucijnen te Veurne, Ieper en St.-Winoksbergen, de Dominicanen in St.-Winoksbergen en Ieper, de Terminiarissen te Veurne, de Carmelieten en de Discalsen te Ieper, in de O.-L.-Vrouwekapel te Leisele en Alveringem en 50 op een locatie waar de erfgenamen over beslissen.
Deze laatsten kunnen overigens hun patrimoniale goederen, ontrent hondert ponden in goutgelt ophalen tIpre inden coffer van St.-Jans Gasthuys. En nu de gratuïteiten.
Ook de Jezuïeten vant collegie tot Ipre krijgen 60£ par., voor recreatie, als zij hem in hun gebeden gedachtig zijn; het altaar van 't Rozenkransken bij de Dominicanen te St.-Winoksbergen 150£; de Capucijnen in Veurne 100£ en de recollecten te Hondschote 400£ plus 48£ als recreatie.
Canonick ende cantor vander cathedrale kercke van Sinte Maertens te Ipre, Frans Anneron, krijgt zijn alderbeste sijlveren soutvat, cadeau. De Scaemellieden van Izenberge alle sijn hemden, broucken, wambaijsen, coussen, schoijen, dagelijkxscke casacken, | |
[pagina 21]
| |
capoten, hoeden, sijnde van clene consideratie. Bovendien kunnen zij met de armen van Leisele en Wulveringem delen in de drie keer honderd gulden die drie jaar na mekaar zullen worden bedeeld, in den wintre, als zij hetzelve grootelijcx hebben van doene.
De boeken tenslotte, die niet bij titel worden genoemd, alle walsche en latijnssche boucken sullen worden gestelt in twe egale parten, danof teerste deel zal volghen de paters recollecten vanden convente tot Hondschote, dewelke sullen hebben daervan d'electie. Dus minder egaal dan gezegd. Het ander deel sal volgen de paters capucijnen tot VeurneGa naar voetnoot(3).
We zegden hoger al dat onder de hoirs zijn broer Jan, pastoor was in Gyverinkhove († 1680). In de tekst van het testament komt ook weduwe Frans Reijphins voor met de twee jongste zonen Frans en Pieter, die elk een jaartoelage krijgen van 6£ par., evenveel als zijn dienstmeid. De Petronelle Reyphins die in 1648 overleed was een zusterGa naar voetnoot(4).
Pastoor Reyphins heeft ook aan de kerk van Alveringem een schilderij geschonken, waarop hij zelf in biddende houding afgebeeld staat. Ze stelt de kroning voor van Onze-Lieve-VrouwGa naar voetnoot(5). A. Dewitte |
|