Biekorf. Jaargang 105
(2005)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 281]
| |
Figuren van bij ons
| |
Dequidt, Gezelle en BiekorfDe humaniorastudent De Beerst onderging diepe invloed van zijn leraar Serafien Dequidt. Via Dequidt kwam hij in contact met Guido Gezelle en zond hij uitdrukkingen en woorden, zegsels en ‘taalvon- | |
[pagina 282]
| |
De genegenheid van De Beerst voor Dequidt was wederkerig. Toen De Beerst in Kongo overleden was, heeft Dequidt in Biekorf enkele bijdragen gewijd aan zijn betreurde en begaafde oudleerlingGa naar voetnoot(1). Deze bijdragen verschenen ook achteraf als een aparte publicatie. De Beerst zelf heeft door Dequidt ook de weg naar Biekorf gevonden. Toen hij in Kongo als pionier-missionaris al meer dan werk en zorgen genoeg had, vond hij nog tijd om Biekorf te bedenken met een paar Kongolese sprookjes. Door de trage verbindingen arriveerden deze bijdragen pas op de redactie van Biekorf in 1897 toen de auteur reeds enkele maanden voordien overleden wasGa naar voetnoot(2). | |
Inlandse talenIn hun missiearbeid volgden de witte paters op taalgebied stipt de richtlijnen van hun beroemde stichter, de Franse kardinaal Lavigerie. Die bestonden erin dat de paters in de eerste plaats de taal der inlanders grondig moesten aanleren en spreken. Dus geen missionarissen die de inlandse taal niet begrepen en hun bekeerlingen tot zwarte Fransen wilden omtoveren. Hieromtrent bestond er een vrij bizarre situatie. De Belgische Staat gebruikte in Kongo uitsluitend het Frans als voertaal, maar de vlaamsgezinde pater De Beerst hield zich nauwlettend aan de geboden van zijn stichter Lavigerie en begon daarom van meetaf aan met een West-Vlaamse koppigheid, met wilskracht en onmiskenbaar talent, aan de studie van de inlandse talen. In deze materie blonk hij werkelijk schitterend uit, want hij bezat een ‘talenknobbel’ van belang. Vooreerst sprak hij zeer vlug de algemene taal van de streek, het Kiswahili, maar hij legde zich ook onmiddellijk en succesvol toe op de studie van meerdere andere inlandse talen, al of niet verwant aan deze algemene taal. | |
[pagina 283]
| |
De controverse waartoe deze taalperikelen aanleiding gaven, werden in Biekorf uiteengezetGa naar voetnoot(3) en met argumenten voorzien door E.H. Jos. Samyn en E.H. Edmond Denys, die pater De Beerst als voorbeeld stelden in deze stille strijd. Van ongeboekte en ongeschreven inlandse talen woordenlijsten aanleggen, de spraakleer onderzoeken en samenstellen, de syntaxis opbouwen en zo meer, is eigenlijk een taak voor specialisten en is in de ware zin van het woord wetenschappelijke pioniersarbeid van het hoogste en het moeilijkste niveau. Pater De Beerst heeft deze enorme inspanning gebracht en is er schitterend in geslaagd. Enkel zijn vroegtijdige dood in 1896 heeft belet dat hij zijn werken kon laten drukken en uitgeven als auteur onder zijn eigen naam.
In één van deze taaldialecten uit Tanganika-territorium, nl. het Kitabwa, om te blijven bij één enkel voorbeeld, stelde hij een woordenboek samen. Dit woordenboek van 172 blz. in folio werd na zijn dood uitgegeven, nadat het bijgewerkt en aangevuld was door pater Aug. Van Acker, als Dictionnaire Kitabwa-Français et Français-Kitabwa par le père Aug. Van Acker. Het verscheen in afleveringen in Annales du Musée du Congo en genoot onmiddellijk grote internationale belangstelling en bewondering in de wereld der taalkunde op gebied van AfrikanistiekGa naar voetnoot(4).
In die pioniersperiode hadden de witte paters ook reeds twee catechismussen samengesteld in twee inlandse dialecten. De Beerst verbeterde deze catechismussen op taalkundig gebied en stelde ook een Leven en lijden van Jezus op in die talen. Dit werk was klaar in juli 1896, maar weeral was zijn overlijden de spelbreker om deze werken onder zijn naam uit te geven. Hetzelfde gebeurde met Citaten uit het Nieuwe Testament. Ook hier lag het handschrift klaar, maar kwam de uitgave pas na de dood van de auteur, en konden zijn opvolgers gebruik maken van zijn pioniersarbeid. | |
Plantenkundige ontdekkingenBenevens voor de inlandse talen had De Beerst ook grote aandacht voor planten en dieren. In de eerste maanden reeds van zijn verblijf in Kongo, bij zijn vele reistochten, profiteerde hij ervan om, bij het bestuderen van de inlandse talen ook de flora van zijn nieuwe vaderland te betrekken. Zijn floristische interesse behield hij tot aan zijn overlijden. Maanden na zijn dood kwam er, door bemiddeling van | |
[pagina 284]
| |
het Gouvernement van de Onafhankelijke Kongostaat, nog een pakje gedroogde planten toe in de Rijksplantentuin in Brussel.
Niet minder dan dertien nieuwe tot dan toe onbekende planten uit Midden-Afrika, staan geboekt op naam van Gustaaf De Beerst, en werden achteraf ook naar hem genoemd. Hij ontdekte deze planten, onderzocht ze en beschreef ze op de meest accurate en wetenschappelijk wijze die toen mogelijk was. Hij stuurde steeds deze planten op naar de Rijksplantentuin in Brussel. In 1899 bv. verschenen enkele van deze planten in Illustration de la Flore du Congo (E. De Wildeman en Th. Durand), o.m. Hisbiscus Debeersti. | |
Nog andere wetenschappenPater De Beerst heeft zijn sporen verdiend op gebied van taalkunde en flora, maar ook nog op andere wetenschappelijke terreinen was hij actief. In 1892 verleende hij hulp aan de zogeheten expeditie Delcommune, door Leopold II op touw gezet om de geologische kaart van dit gebied van Kongo vast te leggen. De bedoeling bestond natuurlijk ook om kostbare ertsen te ontdekken, maar bij De Beerst primeerde de wetenschap. De inlandse bevolking vroeg zich af wat hun missionaris wel kon aanvangen met al die stenen en zakjes aarde en zand die hij hier en daar inzamelde en zorgvuldig bijhield. Maar zijn zendingen en aanwijzingen voor Delcommune en zijn helpers waren van groot nut bij hun onderzoek.
Op dierkundig gebied verzamelde hij insecten, ontleedde ze en stuurde hele pakjes gedroogde insecten op naar Europa. De grotere dieren die hij observeerde en die hij zo maar niet kon ontleden en opsturen naar Europa, beschreef hij in een schrift dat bij zijn overlijden reeds meer dan 100 bladzijden telde en een aanzet moest worden tot verdere studie en onderzoek. Weerom zijn het zijn opvolgers die op zijn werk konden voortbouwen. | |
Zijn werk als missionarisPater De Beerst was in de eerste plaats missionaris, die de bekering en de beschaving van de zwarten uit Opper-Kongo naar Westerse toenmalige begrippen tot zijn levensdoel had gesteld, samen het hun verheffing op materieel en moreel gebied. In die jaren en op die plaatsen kwam daar nog bij de strijd die nog te voeren was tegen de slavenhandelaars, die in de zwarte bevolking ware ravages en onnoemlijk veel leed teweegbrachten.
Over dit aspect van zijn leven en over alles wat wij hierboven hebben samengevat, heeft een kleinneef van hem een boeiende, omvangrijke en zeer accurate biografie opgesteld, die de omvang van een | |
[pagina 285]
| |
mensenleven aan studie en onderzoek heeft geëist. De band met Biekorf is niet verbroken, want de auteur van dit magistraal werk over pater De Beerst is dhr. Armand Vanhuyse, een West-Vlaming die ook in Biekorf publiceerde (Veurne 1924-Laken 2001). Dhr. Vanhuyse, die wegens zijn beroepsloopbaan in Brussel terechtkwam, heeft zijn leven lang de levensloop van pater De Beerst gevolgd tot in het minste detail en alles bij mekaar een boeiend boek samengesteld over zijn verdienstelijke grootoom. Dit werk is onlangs verschenen door toedoen van zijn dochter, mevr. Asselbergh-Vanhuyse en is niet alleen een hulde aan pater De Beerst, maar eveneens aan haar vader, de auteur van deze boeiende biografie. Wij bevelen aan onze lezers dit prachtig werk gaarne aan. L. Van Acker Armand Vanhuyse, Pater Gustaaf De Beerst, jongbezweken Kongopionier (1865-1896), 2005, 400 blz., talrijke ill. (23€ en 5€ portkosten op rek. nr. 035-5039910-25 van Asselbergh-Vanhuyse, 1570 Tollenbeek). |
|