De Gentse opstand grondig herbekeken
Opstanden blijven de aandacht van historici trekken. En terecht; het waren vaak scharnierperiodes in de geschiedenis, waar de bestaande orde in vraag gesteld werd en onder druk kwam te staan, of waar de stem van de anonieme massa wat luider klonk dan anders.
Ook de Gentse Opstand (1449-1453) werd opnieuw kritisch bestudeerd door Jelle Haemers. De studie, in 2003 bekroond met de prijzen voor geschiedenis van Oost-Vlaanderen en van het Geschiedeniscomité (nederlandstalige rol) van de Dexiabank, werd nu gepubliceerd in de reeks Standen en Landen.
Na hoofdstukken waarin de belangrijkste actoren, Gent en de hertog, geschetst worden, gaat de auteur in op de cruciale botsing tussen particularisme en centralisme. Daarmee wordt het conflict terecht ingebed in het staatsbestel of -vormingsproces als geheel. De aandacht van J. Haemers gaat sterk naar de Gentse middenklasse, de stedelijke middengroepen met hun specifieke problemen halfweg de 15de eeuw, waarbij de netwerkvorming een recent aandachtspunt is. Zoals bij de Brugse opstand van 15 jaar eerder, poneert hij dat vaak niet de stad als geheel tegen de hertog in opstand kwam, maar dat er al een interne strijd binnen de stadsmiddens zelf vastgesteld kan worden. Op stedelijk niveau werd gepoogd dit in een consensus op te lossen, maar tegenover het bestuur of de vorst werd desnoods naar de wapens gegrepen. Tot 1440 leverde deze afschrikking ook het verhoopte resultaat op, maar daarna durfde de hertog de gewapende confrontatie aan, met de voor Gent desastreuze Slag bij Gavere als bekend gevolg.
Interessant is de visie op het Gentse stadstaat-model, in de lijn van de van Arteveldes, dat evenwel halfweg de 15de eeuw niet meer houdbaar was. ‘Zelfs het kwartier van Gent liet haar moederstad vallen’ (p. 433), wat te wijten was aan de eerdere Gentse particularistische houding. Hoewel de stad aanvankelijk wel enkele militaire overwinningen wist te boeken, was ze geen partij voor de hertog toen die daarna met volle kracht kon ageren. De bestraffing was evenwel niet streng genoeg, concludeert Haemers, met als gevolg nieuwe oprispingen ca. 1477 en later, die uiteindelijk pas door Karel V echt gebroken werden.
De Gentse Opstand is echt een opstand van Gent geweest; de andere Leden van Vlaanderen, Brugge, Ieper en het Brugse Vrije, zaten doorgaans niet op hetzelfde spoor. Haemers heeft zijn studie ook vanuit die optiek archivalisch onderbouwd: slechts beperkt wordt verwezen naar andere dan naar bronnen van Gent zelf of van de centrale overheid. Vandaar dat de impact van Gent buiten de stad in zijn studie zowat beperkt blijft tot de vaststelling dat confiscaties op buitenpoorters in andere regio's plaats vonden (vanaf 1452, na Gavere soms overgaand in repressiedossiers), zonder dat dit dossier onderzocht kon worden (p. 371-372).
Voor Veurne, Veurne-Ambacht en Lo, toch gelegen in het kwartier van Brugge, stellen we vast (ARA, Rekenkamer, nr. 18252, 13o) dat die getroffen buitenpoorters veelal mensen uit de regio zelf zijn, dat we ze in zowat de helft van de parochies aantreffen met enige concentratie in Alveringem en doorgaans met een eerder beperkt bezit, al beloopt het totaal van de confiscatierekening toch bijna 700£. Geen enkele van hen wordt vermeld in de studie van Haemers; allicht was alleen al hun buitenpoorterschap van de