Folklore van de fuivers
De laatste jaren is het fuiven van de jeugd ‘in’. Geen week of er staat een jongerenfuif aangekondigd op de ene of de andere affiche. Het gaat gewoonlijk over een t-dansant met veel bierdrinkerij, lawaai en lawijt, plus het verloten van de gekste dingen. Dit alles tot in de vroege uurtjes. Het feest begint pas op het moment van de dag waarop in vroegere dagen de jeugd reeds terug thuis moest zijn onder het alziend oog van vader en moeder.
Iedere groep jongeren, de meeste jeugdbewegingen, zitten op het spoor van de fuiverij en het gefeest. Men kan werkelijk langs geen enkele West-Vlaamse (en ook vreemde) autowegen een stukje rijden of er staan meerdere plaatjes om de voorbijgangers naar een of andere fuif te lokken.
De taal van die fuivers is iets nieuws in de folklore. Ze is inventief, brutaal, op de man af, wel eens dubbelzinnig en soms één enkele keer spiritueel en guitig. Hier een paar voorbeelden: fuif van de heuge-zeugemeuge, rollen tot een gat in de nacht, nacht van de erwten en de bonen, veel bier en veel plezier, de half-time fuif, enz.
Langs onze wegen ontstaat een stuk nieuwe folklore, direct in zijn aanpak, die het nachtleven van onze jeugd promoot en propageert. De ouderen trekken hun wenkbrauwen op, maar de fuivers trekken er zich niets van aan en negeren de senioren. Ze wiegen mee op de cadans van een nieuwe generatie in een nieuwe tijd. Weldra zullen de licentiaten aan onze universiteiten studies opzetten over ‘De taal van de fuivers in het eerste kwart van de 21ste eeuw’ of ‘De psychologische achtergronden van de zin tot fuiven bij de jeugdbewegingen en de niet-georganiseerde jeugd rond het millenium’. We kijken intussen de kat uit de boom en krijgen zin om al die gekke en ludieke fuifaankondigingen ooit eens in Biekorf op te sommen. Moderne folklore? Heel zeker.
A.B.