Biekorf. Jaargang 104
(2004)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 390]
| |
Kwakzalver en valsmunter in Rumbeke (1595)Een zekere Joos vander Straeten, een ‘landsman’ uit Rumbeke, wordt in 1595 door de Raad van Vlaanderen verhoord in verband met het verspreiden van valse zilverstukkenGa naar voetnoot(1).
Bij zijn aanhouding had men immers in zijn geldbeugel een aantal koperen muntstukken gevonden, die wit geverfd waren. Als hij ondervraagd wordt over deze nagemaakte zilverstukken, komen een aantal interessante gegevens aan het licht.
Hij zegt dat hij die munten ‘ghebruuct tot corrigieren vande flerschijneGa naar voetnoot(2) vande peerden, legghende de zelve inde gaeten met de clompken poteerde, gheminghelt met quickzelvere, die hij ghebruuct om vele diversche ziecten ende ghebreken van beesten.’
Hij was dus ook ‘paardenmeester’, een soort veearts, uiteraard zonder daartoe ooit enige studies gedaan te hebben. Hij verklaart deze remedie in 1589 gekregen te hebben van een Duits soldaat,
welcke conste hij gheleert heeft int zelve jaer 89 binnen der stede van Camerijck binnen de herberghe ghenaemt ‘den hert’ (naer zijn beste onthoudtGa naar voetnoot(3)) bij zeker soldaet hem onbekent, wezende maerschalck, sprekende hooghe duutsche tale.
De Duitse veterinair (maerschalck), wellicht niets anders dan een paardenknecht, had hem leren
ghenezen het vlieghende flerisin, welck flerisin drije derander is, te wetene het vlieghende flerisin, het ghecnoopt, ende het ghecoorenGa naar voetnoot(4), welcke twee leste sorten van flerisin hij van te vooren wel conste ghenezen.
Alleen het vlieghende flerisin kon hij tot in 1589 niet genezen, maar die cure heeft hij dan van de Duitse maerschalck geleerd.
Uit het verdere verhoor blijkt dat Joos vander Straeten reeds vroeger te Kortrijk voor valsmunterij veroordeeld was en dat hij de koperen muntstukken met kwikzilver had ‘gewit’, zodat ze er als zilveren uitzagen.
Hij is in het bezit van een ‘clomcken poteerde, ghemenghelt met | |
[pagina 391]
| |
quickzelvere’. Dit mengsel blijkt echter nog meer ingrediënten te bevatten: kamfer, aluin, wit koperrood, salpeter en zwavel.
Als hem de vraag wordt gesteld waarom hij zoveel van dit mengsel bij zich heeft, luidt het antwoord dat hij daarvan ook poeder maakt om ‘inde gaeten bij peerden te werpen om te corrigeren het flerisin’.
De magistraten vermoedden (en zeer waarschijnlijk was dit ook wel zo) dat de landbouwer uit Rumbeke de witgekleurde koperen muntstukken voor zilvergeld uitgaf en dat het voorgewend gebruik ervan bij zieke paarden moest dienen om dergelijk vermoeden de kop in te drukken.
Dat Vander Straeten zich met het ‘cureren’ van paarden bezighield, kan evenwel als vaststaand worden aangenomen. Zo had hij te Leizele het paard van een zekere Maximiliaen genezen. Het dier wilde ‘niet trecken’ maar deze onwil werd door Vander Straeten verholpen. Hij gebruikte daartoe ‘een zekere strync zijdeGa naar voetnoot(5) vast ghemaect anden steert’. Verdere details worden ons onthouden, maar dit middel doet ons vermoeden dat het één van de bedrieglijke praktijken was waarmee paardenhandelaars gebreken in paarden voor een korte tijd konden camouflerenGa naar voetnoot(6).
W.L. Braeckman |
|