Relieken 1624-1649
Bij de algemene opruiming van het reliekschrijn van Sint-Donaas, om de translatio van 14 oktober 1649 voor te bereiden - een specimen van het nieuwe schrijn was reeds op 13 oktober 1628 besteld bij de Antwerpse aurifaber Joannes Jooris (135v) - vond men nog een spina dorsi si donatiani. Aangezien in het nieuwe ontwerp het ‘antieke zilveren hoofd met schedel van Donaas’ niet paste, voegde men dit stuk rug toe aan het hoofd en liep men met het zilveren hoofd alleen op 14 oktober 1649 rond. Het nieuwe schrijn waarvan Theodoor Rasiere de afwerking had overgenomen in 1643 onder toezicht van kanunnik J.B. Blootacker, zoon van de Brugse aurifaber Balthasar was na zoveel jaar nog niet klaar. Rasiere verbleef er in 1649 een vol jaar voor te Brugge met drie gezellen. Het had in 1645 reeds 180£ gekost, en nu opnieuw 40£ plus 8£ voor de gezellen en 3£ voor Anna die haar hof en huis te Brugge ter beschikking had gehouden van de kunstsmederij. Het geheel in zilver en brons was besteld en betaald met 20.000 fl. geschonken in 1638 (fol. 244v) door de autoritaire bisschop Serv. De Quinckere, Bruggeling van geboorte. Op het ogenblik dat de translatie doorgaat was Donaas diens geprefereerde therapeut, Car. Borromeus was die geweest van de bischoppen de Rodoan en Triest, 1620, Macharius van N. de Haudion, 10 april 1643.
Het is in diens kapel, de voormalige Mart. Lemkapel dat in 1643 (fol. 241v) de tabula insignis van Vander Paelen wordt overgebracht omdat op initiatief van bisschop D. Stoffels in 1629 het hoogaltaar wordt vernieuwd naar tekeningen van Rubens, met - toegevoegd in 1655 als schenking door Fr. Hillewerve scholaster - portretten van Petrus en Paulus van Van Dijck, ook nageschilderd van de Salvatorkerk door J. van Oost.
En nu komen de ruilrelieken: Sint-Baafs Gent had in 1646 een egregium librum de Mercatel met fondationes, statuta en preminentia van de Donaaskerk gerestitueerd (fol. 86, 8 okt. 1646 op vandaag A 128 van het bisschoppelijk archief). Toen men het schrijn van St.-Donaas ‘proper’ maakte vond men daarin één (van de twee, Cart. H14, 1270) tand van St.-Bavo. Meteen een uitstekende gelegenheid om als ‘tegenprestatie’ die tand aan St.-Baafs, waar de voormalige bisschop van Brugge zat, te schenken. Dit model werkte aanstekelijk. Den Eekhoute vraagt gelijk in 1650 een tand van St.-Trudo om het 1000-jarig bestaan van hun dubbelklooster te vieren (fol. 329); zoals eerder al de kerk van Komen de relieken van Eleutherius aanbood in ruil voor de restanten van Chrysolius, 1640, fol. 77v. en de Brigittijnen van Arras de zesde eeuwse manteletus van Brigitta wilden in 1624. Het kapittel moest telkens zwaar nadenken en hard zoeken in zijn vas sanctorum, meest