Johannes de Ecclesia, een vroege Brugse kalligraaf, 1350-1370
Een boeiende tentoonstelling te Keulen van een heel beperkt aantal grandiose handschriften 14de-15de eeuw, met een schitterende catalogus, vertelt veel over: hoe aan bronnen te komen, hoe perkament ten toon stellen, anders wellicht dan het heropbouwen van miniaturen met materiële artefacten.
De nummers 13, 17, 21, 22, 23, 24, 25, 33 (dit laatste een wonderbaar picardisch Speculum humanae Salvationis, 1450), bv. van deze Ars Vicendi, Ars Moriendi- tentoonstelling in het Erzbischöfliches Diozesanmuseum -, als wij de redeneringen van M. Smeyers blijven volgen en waarom zouden zij dat niet doen, afkomstig uit Brugse ateliers, bovendien hoogtepunten ervan - brengen een zo hoge intensiteit aan herkennen dat de 575 blz. grote catalogus elkeen wordt aanbevolen.
En het hoofdnummer eruit, meteen de meest grandiose christen-humanistische presentatie te Brugge ooit geleverd: de Septem Psalmi Poenitentiales, het uitverkoren Brugse thema, in een bezinning van Fr. Petrarca, ca. 1345, in een inbinding Ludovicus Bloc, in een italiaans humanistische cursief en met een onvergelijkbare vogels-, insecten en bloemenillustratie: heel sober, heel aquarellisch, het geheel gedateerd 1500-1510. Naast dit nr. 24 is er nog het topwerk, kalligrafisch dan, van Johannes de Ecclesia, 1350-1370 - wij kennen alleen Lubbert de Ecclesia uit 1443-46, het nr. 13: een Latijns-Catalaans Gebedenboek waarbinnen niet minder dan 20 variante schriftgrootten worden gedemonstreerd, o.m. negatiefschrift (of het uitsparen van de letters op een blauwe, rode of zwarte achtergrond) en waar op fol. 42v de scriptor op 5 lijnen schrijft Orate pro Johanne de Ecclesia, scriptore istius libri, commorante in villa Brugensi, die te Brugge leeft en werkt o.m. voor de Catalaanse natie; voor welke natie ook een 2de ‘getijdenboek’ werd aangemaakt, nu Oxford Bodleian Libr. Ms. Canon Liturg 251. Bovendien verwijst de Catalogus naar een 9 meterlange reeks gebedsrollen met ev. het Salve Regina, ons bekend uit een scriptie 1491 om in de Donaaskerk op te hangen, doch hier honderd jaar vroeger en in Catalogus p. 226 toegeschreven aan Terwaan, doch in dezelfde hand als die van Johannes de Ecclesia, dus waarom niet voor dezelfde Donaaskerk, waar wellicht ook het 7-delige Kruisofficiet in batarda en textura geschreven, voor bedoeld waren. Net als het nr. 21 het hoogkoor van de Lieve Vrouwekerk kan voorstellen (fol. 40r) met op het noorden de rijve van Bonifacius e.d. speculaties meer. Het nr. 23 een Brugs Kalendarium, 1500 geeft na 14 april (fol. 5) reeds de door 2 zwanen getrokken mei-boot, weer versierd met jonge takken en binnenin de
musicerende mannen en vrouwen. Op 14 okt. (fol. 11r) wordt reeds het winterkoren ingezaaid, midden december (fol. 13) de varkens geslacht
A.D.
Ars Vivendi. Ars moriendi. Die kunst zu leben. Die kunst zu sterben. Die Handschriftensammlung Renate König - Hirmer Verlag München, 2001 (3de druk), ill., 575 blz.