Biekorf. Jaargang 104
(2004)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| ||||||||||||||
Twee registers van de Brugse taelman, Pieter de Smet, Ghezeijt Vulcanius, 24 mei 1533-11 april 1552. Een kleine inventaris.In de reeks Klerken van de Vierschaar, 198 van het Brugse Stadsarchief 1484-1796, bevinden zich ook twee registerbanden Pieter de Smet, 602 resp. 662 geregistreerde acten groot. In feite begonnen als een vennootschap Pieter de Smet-Adriaen Scapelijnc deed deze laatste, die de helft van het prouffijt van wat hij aanbracht aan de Smet moest afgeven terwijl hijzelf alleen een derdendeel kreeg van de Smets inbreng, slechts mee aan dit ghemeen registre tot 2 april 1539. Hij zou zelf een eigen taelmanschap opstarten 1548-1556. Bovendien was Pieter de Smet zelf sinds oktober 1549 bedrijvig als pensionaris van Middelburg; wat duidelijk aantoont dat zijn register-dat open bleef (okt. 1549-1552) mits zijn vertrek naar Middelburg,- nog een tijd begaan werd door secundanten.
In zijn Introduction op de Brugse archieven, 1878 gaf L. Gilliodts - Van Severen reeds een overzicht van ‘alle’ huizennamen die voorkomen in de acten Vulcanius (pp. 488-91). Gezien bovendien de eigen broer van Vulcanius, Maertin, boekbinder was, is het zowat aangewezen beide stempelbanden - de eerste met voorstelling van een communicerend echtpaar, de tweede met een bloemenmotief - aan die broer toe te wijzen, die, althans vanaf 1537, zijn atelier had ten voorhoofde in sint- jacobsstraet, and oostzide van diere, naest den huuze geheeten tghistelhof toebehoorend mevrauwe van Vendome, een huis dat Pieter voor zijn broer had aangekocht, de schuld van 21£ gr voor eigen rekening nemend (A 502). Een sterker verhaal nog is dit van het collegium de calchovene. Locatie waar bvb Jacob de Meyere in 1541 choralen van de Donaaskerk opving om hen voor te bereiden op de studie van de Artes, blijkt Vulcanius plots daarvan en van vijf steenen cameren, ter zuudzijde ervan, eigenaar. Hij laat die over, middels een acte van 7 jan. 1547, aan Jacob Cruijcke (B 618), op dit ogenblik lezer Latijn op de Hallen, instituut waarin Jacob de Meyere in 1541 de laudatio had gehouden voor de voorganger in bonis litteris Joris Cassander. Jacob Cruijcke blijkt gehuwd te zijn geweest met Katharina, dochtre van wijlent Jan Pee en verwerft, mits een jaarrente van 3£ gr. torn zowel de calchovene en ten noordoosten drie steenen cameren, staende neffens ende ter zuudzijde van den grooten parcheele van huuse, ghenaempt de calckhove. Twee andere steenen cameren blijven bezit van Vulcanius (B 618, 620, 621).
De registers bevatten nog meer aantrekkelijks. Zo organiseert Adriaen, zoon van Jan Provoost, ooc scildre, zijn schuld t.a.v. | ||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||
Adriaen Ysebrant, een ander Brugs schilder, op die manier dat die 10£ gr. vl. die hij Ysebrant nog schuldig is (die overigens ook al in 1533 als zijn zaakwaarnemer was opgetreden) middels een uitstaande schuld van joncvauwe Margriete Rogiers (+ 1542, B280), weduwe dheer Joos de Brune (+ 1531), via vererfenis naar Ysebrant zal toekomen. Is het meer, dan moet Ysebrant rekeninghe, bewijs ende reliqua zonder fraude, acht, ofte list voldoen. Is het minder dan zal Ysebrant wachten tot Provoost eenich ander ghoet versterft (B 248-249, 10 mar 1542). Op een andere plaats (A539) legateert Maeyken Grandeel Adriaen Ysebrants gheselnede 26£ gr. op Josyneken [van Brandenburg] de natuurlijke dochter van haar man, 20 dec. 1538, met het eigen huis als hypotheek, met de verplichting zo Josyneken zonder kinderen blijft een derde van wat zij testamenteert over te dragen aan de Scamele Scolieren maegdekens (A576)
In het Genootschap voor Geschiedenis 2001, p. 47 e.v. publiceerde Jacques Sabbe de eigenaars van de Zeven Torens in de Hoogstraat. In het register Vulcanius blijkt dit toek. huis van Jehan Lopez Gallo (1569) in 1540 bezit te zijn van enerzijds Clara de Bejar, geh. Señor Alonso de Sancta Gadea, anderzijds Pedro de Valencia geh. Clara de Sambitoris (B, 124). Het huis de Casselberch was eigendom Jan van Nieuwenhove, ende nu 1540 (B, 126) Philips d'Aussy. En in de Wollestraat op vandaag gaat het om twee huizen oost: de pensée en tclaverkin. De pensée ziet er, 10 juni 1542 als volgt uit: een groot percheel van een huuze, met een hooghe steenen ghevele, keldenaers, stallinghe, platse van lande en alle zinen toebehoorte... met eender platse van lande ende aysement der binnen ende daer thenden staende; voort dezelve platse met eender poorte ende winckelkin ter straetwaerts commende, naest den huuze gheheeten de clavere, met eenen ghanghe ende vrijen muere lancx denzelven ghanghe, huute commende inde vorseide wulhuusstraete met een poortkin; ende van vooren tot achter ghemeen toebehoorende ten voomoemden twee huusen; al ande noordzijde an deen zijde den huuze wijlent toebehoorende Jan de Verteloos ende zinne medepleghers, ende nu Charles Sucquaut..; tvoorseide parcheel van huuzen met zinnen toebehoorten achterwaerts streckende totter reije. Boeiend dus dat Charles Sucquet - de gelijknamige humanistische jurist was te Turijn in 1534 overleden - aanwezig blijft te Brugge, al was het maar als voormalig eigenaar. En het huis naast tclaverkin was een zeeperije toebehorend wijlen Jacob Reyvaert uit Lissewege, waarvan de dochter Marie de eerste echtgenote was van Lenaert Casenbroot (B. 256).
Stadsspeelman Andries Loncke - voor de rest geheel onbekendgehuwd met Jhannekin de Brauwere (B. 250), koopt aan Vulcanius | ||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||
in 1542 een huis met een bardere - een verkoopsbard of uithangbord - geheten de Balanche à 38£ gr. vl., met een huisje ten oosten ervan. Het was gelegen in de peerdenstraete; zeven jaar later kan hij zelfs nog een 3e huisje, ten noorden ervan (B. 649), als uitbreiding, erbij verwerven.
Goudsmeden komen ook voor: in 1542 Jehan de la Fosse, gehuwd met Jaquemijne, filia wijlen Herman van HoutfeltsGa naar voetnoot(1) tsgoudsmits dochtere (B. 339); in 1534 Jan de VlieghereGa naar voetnoot(2), de goudsmit, geh. Magdalena vander Speye (A. 128), die zich à 90 als twee laatste payementen, een belangrijk huis kan kopen in de corte vlamijnckstraet, palend aan dit van de apothecaris Pieter Guillet, diens huis genoemd de bornedragher, wat het huis is naast dit van Francisque de Carion (A. 123). Vulcanius, die het huis Spaengnen bezat, ook in de corte winckele, laat de aysementspijpe, afvoerbuis voor execralia, die de lucht van bovernoemd apothecaris Guillet benam, alleen nog lopen totter eerster staedge, B, 648. De hogere leiding valt uit.
En wanneer de organist van de O.L. Vrouw e.a. orgels Jacob Honie sterft, 1540 (B. 164), is het de deken van kerstenhede Maertin de Raedt die optreedt namen Katherine, filia Pieter de Raedt, zangmeester, kapelaan en echtgenoot van Loijse de Cuupere (B. 164), die erfgename is.
Pedro de Valencia, hoger voor de helft eigenaar genoemd van de Zeven Torens in de Hoogstraat, coopman van Spaengnen, leverde op 25 febr. en 3 mar. 1522 pilterije voor 41£, 16 sc., 3 pe. gr., plus 3 sc. gr. aan oncosten, aan Cornelius van Baestroo de piltier en Loyse, filia Jan Caron, zijn ghezelnede. Hij slaagt er op 4 aug. 1542 in een uitspraak te krijgen dat die Cornelius hem, à 2£ per maand, die schuld zal afbetalen. Wanneer hij 2 maand niets betaalt, zullen volgende ghoedinghe ende catheijlen, binnen huerlieden wuenste staende, ande westzijde van de ridderstraete, vlakbij de Zeven Torens, worden aangeslagen:
| ||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||
Een perfecte beschrijving van de inboedel van een kleine middenstander midden de 16e eeuw, die pas 20 jaar na dato aangeslagen wordt op een schuldvordering. Tot slot graag een keurig terugkeren op een separacie van den temporeten ghoedinghe, 28 juni 1542 (B. 284): Willem Boudins, ghedivorceirt van joncvrauwe Magdaleene Scroocx bij wie hij een zoon Joos had, in 1542 27 jaar, en mits de experiencie van zinne gheelen levene, meensticht, ende industrie; ende den goeden rapport datmen van Joos daghelicx doet, is genegen, 28 juni 1542, denzelven Joos avanchement te doene om te commen teenen ghoeden huwelick. Hiertoe wil hij hem wel ende wettelick gheven ziin vrij propre ende eijghen ghoet... mids zinnen vadre, ende tselfs Willems leven lanck, te bezorghene, delivreren ende betalene telcken maent de somme van dertich scellinghen.
Wat op 18 juli 1542 door curateurs Herman van Volden en Druon Xhristiaens wordt geaccepteerd (B 284, 289). | ||||||||||||||
Woorduitleg:Orilioenen, oreillon; puissoten (van vossen), pooten; romeynsche vellen: zie A. Viaene, Kleine Verscheidenheden, derde reeds (1974), p. 281; scharvullen, scheerwol; fente: afboording zakken?; oorpuelle: peluw, kussen; accoutremente, bijbehoren; loke, bord, plank; meensticht, meenscap, gemeenschapzin; avanchement doene: vooruit helpen. A. Dewitte |
|