Biekorf. Jaargang 104
(2004)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
Woumen in 1818De uitgebreide Réponses du Maire die de gemeente Woumen inzond naar de provinciegouverneur te Brugge ingevolge zijn vragenlijst in het voorjaar van 1818, zijn, alhoewel ze zo beknopt en zakelijk mogelijk gehouden werden, onder alle opzichten een model van nauwkeurigheid. Ze mogen gerekend worden onder de meest betrouwbare en interessante antwoorden die in Brugge arriveerdenGa naar voetnoot(1). Niettemin is deze aangifte toevallig niet gedateerd en zelfs niet eens ondertekend door de maireGa naar voetnoot(2).
Het antwoord uit Woumen is merkwaardig om drie redenen. Vooreerst omdat het concrete en exacte gegevens mededeelt over de geografie en de bevolking van Woumen. Vervolgens omdat het enkele nieuwe details geeft over de Blankaart, de grote vijver die nog altijd in deze gemeente bestaat en waarover er tot op heden maar weinig historische gegevens beschikbaar zijn. Maar vooral verschaft het inlichtingen over een nagenoeg onbekend gebleven ronde aarden terp die vroeger in Woumen lag. | |
Bevolking, oppervlakte en bewoningIn 1818 telde Woumen 2513 zielenGa naar voetnoot(3). De overgrote meerderheid, nl. 2261 inwoners werden meegerekend met de dorpskom omheen de kerkGa naar voetnoot(4). Bij de eigenlijke dorpskom, de eerder kleine huizentroep in het centrum, werden eveneens alle losstaande woningen van te lande gerekend die her en der verspreid stonden doorheen de hele gemeente. Daarbuiten geeft men dan nog drie afzonderlijke gehuchten op met hun precies aantal inwoners. Deze landelijke en apart gelegen wijken waren Rille (48 inw.), Sint-Pieters (81 inw.) en Vyfhuysen (123 inw.). Op de kaart van Ferraris (ca. 1773) kan men deze drie kleinere woonkernen enigszins onderscheiden als min of meer afgebakende en afgezonderde woonentiteiten.
Op kerkelijk gebied wordt buiten de Sint-Andrieskerk nog de Sint- | |
[pagina 40]
| |
Pieterskapel aangegeven. Ze stond in de Sint-Pieterswijk en was zeer oud, met schaliën gedekt, had brandglasramen en werd minstens sinds de 16de eeuw vermeld. Een paar decennia na 1818 zou ze afgebroken wordenGa naar voetnoot(5). De Sint-Pieterskapel stond al de kant van Klerken en heette eigenlijk voluit Sint-Pieters-ter-WoestyneGa naar voetnoot(6). In de loop der tijden was er rond deze grote en ruime kapel dus een kleine woonkern uitgegroeid tot een landelijk en afgetekend gehucht van 81 inwoners. Volgens de aangifte van 1818 stond die oude kapel merkwaardig genoeg op het hoogste punt van Woumen op een terrein à peu près carréGa naar voetnoot(7).
De wijken Rille en Vyfhuysen, gelegen ten Westen in de broeken van Woumen sont presqu'annuellement inondés par les eaux d'hiver et à peine abordable pendant l'hiver. Die twee woonwijken bestonden uitsluitend uit enkele huizen te midden van weiden en meersen dont deux tiers sont d'une médiocre valeur et un tiers trop basse et humide de peu de valeurGa naar voetnoot(8).
Woumen had in 1818 een oppervlakte van 2236 ha waarvan weiden en landbouwland even grote gebieden innamen: landbouwland 935 ha en weiland 939 ha. De ene helft van de gemeente behoorde eerder tot het polderlandschap met natuurlijk weiland (broeken langsheen de IJzer), de oostkant grensde aan de Zandstreek (in de richting van het Houthulst- of Vrijbos) met vooral akkerland. Dan was er nog 113 ha bos, meestal aansluitend aan het Houthulstbos (in de omgeving van het huidige Jonkershove)Ga naar voetnoot(9), samen met allerlei bossen en bosjes doorheen de gemeente verspreid tussen de landerijen. Verder nog 31 ha terres incultes. Deze 31 ha onvruchtbare gronden werden nog verder nauwkeurig onderverdeeld en van mekaar afgescheiden in 9 ha bruyèresGa naar voetnoot(10), 6 ha landesGa naar voetnoot(11) en 16 ha terres | |
[pagina 41]
| |
marécageuses. Die laatste 16 ha moerasachtige landerijen zullen vermoedelijk ergens gelegen hebben in de buurt van de Blankaart, want niet alleen de Blankaart was een terrein van water en moeras, maar de hele omgeving was drassig en mocht beschouwd worden als terre marécageuse.
De oppervlakte van de Blankaart zelf stak in de 220 ha, in Woumen afzonderlijk aangeduid als rivières, ruisseaux, canaux, routes, chemins. In de meeste andere gemeenten bedroeg dit laatste kapitteltje gewoonlijk maar enkele hectaren, maar in Woumen werd dit geraamd op niet minder dan 220 ha. Het grootste stuk van die belangrijke oppervlakte was ongetwijfeld toe te schrijven aan de Blankaart. Dat men geen precieze oppervlakte voor de Blankaart kon opgeven, houdt waarschijnlijk verband met het feit dat de watervlakte van de Blankaart enigszins verschilde volgens de seizoenen (winter of zomer) en naar gelang de neerslag (regenweer of droogte). | |
De BlankaartUit de aangifte van Woumen vernemen we enkele details over de Blankaart. Deze grote vijver ligt ten zuiden van de kerk en heeft ongeveer de vorm van een driehoek waarvan de onderste punt raakt aan de grens met Merkem.
De Blankaart is een waterplas die ontstaan is door uitvening (turfwinning) ten laatste in de loop van de 16de eeuw of zelfs nog vroeger, waarvan het afgegraven terrein verlaten werd en onderliep door het water van een beek die door dit gebied stroomt en verder overspoeld werd door de waterstand uit de hoger gelegen broekages. Karel De Flou opperde reeds de veronderstelling dat de Blankaart door turfwinning ontstond omdat hij geen Blankaart-toponiemen kon vinden vóór de 16de eeuwGa naar voetnoot(12). Recent wetenschappelijk onderzoek heeft dit bevestigdGa naar voetnoot(13).
In hun antwoord uit 1818 wilden de Woumenaars eveneens iets zeggen over het ontstaan van deze grote vijver in hun gemeente. Zij wisten blijkbaar niets meer af van de veenwinning in hun streek, want zij geven een nogal bijbelse verklaring: il parait un monument du déluge par son grand profondeur en plusieurs endroits. Dat men de zondvloed erbij haalt, toont eenvoudig aan dat de geheugenis aan een turfwinning in die streek volledig uitgewist was. Bepaalde auteurs menen zelfs dat er in de omgeving van de Blankaart reeds in | |
[pagina 42]
| |
de 12de en de 13de eeuw op grote schaal aan turfwinning werd gedaanGa naar voetnoot(14).
Thans heeft de Blankaartvijver een oppervlakte van ongeveer 68 ha, maar op de kaart van Ferraris (ca. 1773) die de vroegste betrouwbare opmeting weergeeft, heeft de Blankaart nog een oppervlakte van ca. 150 ha. De gemeentebestuurders van Woumen verklaarden in 1818 qu'il est évalué par approximation à plus de cent bonniers de terreGa naar voetnoot(15). Omstreeks 1950 had de Blankaart ook een enigszins andere vorm dan ten tijde van Ferraris (zie afb.). Geleidelijk aan is de oppervlakte dus verminderd en is de vorm zeker niet steeds dezelfde gebleven. Vroegere landkaarten van het graafschap Vlaanderen geven gewoonlijk deze vijver weer, maar op die oudere kaarten staat er meestal maar een rond vlekje of een klein driehoekje. Er zijn ook kaarten waar de Blankaart ‘vergeten’ is, daar waar de Moeren en de Ieperse vijvers in Dikkebus en Zillebeke wel aangeduid wordenGa naar voetnoot(16). Van de Blankaart zijn er geen afbeeldingen of iconografische documenten uit vorige eeuwen bewaard gebleven.
In de Blankaart werd er ook gevist door lieden die vaak beroepsvissers waren. De vissers verschijnen jaar na jaar in de 18de-eeuwse prochierekeningen van Woumen, waar ze aangeslagen werden met een speciale taxatie ten voordele van de prochie, d.i. het officiële gemeentebestuur uit het Ancien RegimeGa naar voetnoot(17). In 1818 was de Blankaart zeer visrijk. Toen werd er gevist op une grande quantité de poissons de toute espèce, entr'autres il s'y trouve des brochets (snoeken) de trente à trente huit livres. De vissers op de Blankaart vaarden uit in speciale, eerder primitieve vierkante platte schuiten, die ter plekke in mekaar waren getimmerd. Zulke schuiten werden nog gebruikt bij het begin van de vorige eeuw.
De Blankaart werd sinds eeuwen beschouwd als een eigendom van de prochie, dus van de gemeente Woumen. Cet étang a été de tout tems une propriété communale et reconnue pour telle, zo schrijft de maire in 1818. Het is niet duidelijk wie er in oudere tijden, onder meer toen de turfsteking plaats vond, als eigenaar van dit terrein | |
[pagina 43]
| |
werd aangezien. Het is niet onmogelijk dat de aanspraken op eigendomsrecht door de prochie Woumen uitsluitend en alleen maar steunden op de gemeentelijke belastingen van de vissers die jaarlijks in de prochierekeningen als een bijzondere taxatie werden ingeschreven. Ook in andere gemeenten gebeurde het wel eens dat de vissers gemeentelijke belastingen betaalden maar dat de vijvers niet aan de gemeente toebehoordenGa naar voetnoot(18).
Maar onder Napoleon, en wel bepaald op 29 december 1812, werd de Blankaart eenvoudig onteigend en werd hij ondergebracht bij het Beheer van Waters en Bossen van de Staat (jusqu'au 29 Xbre 1812, jour auquel l'administration générale des eaux et forêts l'a mis en adjudication). De Staat heeft de Blankaart later verkocht aan een inwoner uit BruggeGa naar voetnoot(19). Uiteindelijk zou de adellijke familie de Coninck uit het naburige Merkem kans zien om de Blankaart aan te kopen en werd er in 1860 een kasteel gebouwd door baron Gustave de Coninck de Merckem, kwam er een eilandje in het midden van de waterplas en werd er een eendenkooi aangelegd.
Na de oorlog 1914-18, die de hele streek grondig verwoestte, werd het domein van de Blankaart door de familie de Coninck verder aan particulieren doorverkocht, kwam er een nieuw maar kleiner kasteel en kreeg de Blankaart een nieuwe bestemming, nl. natuur- en vogelreservaat. Het kasteel werd volkshogeschool en vergaderruimte. In 1973 tenslotte werd er in de omgeving een waterwinning gebouwd, die een groot stuk van West-Vlaanderen van drinkwater voorziet.
De verklaring uit 1818 geeft dus enkele onbekende details over deze grote vijver die nog steeds een waardevol landschappelijk element vormt in de prachtige omgeving van de weidse broeken langsheen de IJzer. | |
Een hoge aarden terpOnder de meldenswaardige bijzonderheden van hun gemeente geven de bestuurders van Woumen aan dat er in hun gemeente een grote geheimzinnige aarden hoogte ligt, die zij zeer precies als volgt beschrijven:
Il y a une colline ronde nommée Vossenhol, située dans l'hameau dit Woumen au nord de la partie principale de la commune, touchant au pavé conduisant à Dixmude, dont l'élévation est de quarante pieds sur une sur- | |
[pagina 44]
| |
face d'un huitième du bonnier formée de terre sablonneuse, à côté d'une partie de terre à labour contenant quatre bonniers, ayant le dit pavé à l'est, au sud un ruisseau qui se jette dans l'étang dit blankaert à Woumen, à l'ouest à peu de distance des édifices de la ferme occupée par Jean Lowagie. Cette colline se trouvant sur la dite ferme ne produit que de bois de chêne et des baliveaux depuis le pied jusqu'à sur la cime.
L'hameau dit Woumen is, zoals hoger gezegd, te begrijpen als de ganse oppervlakte van de gemeente. De heuvel lag dus ten Noorden van de kerk in de richting van Esen en Diksmuide, palend aan de steenweg van het dorp naar Diksmuide. Woumen lag in het Brugse Vrije waar een voet gerekend werd aan ca. 27,50 cm. Een hoogte van 40 voet stemt dus overeen met bijna 11 meters. De oppervlakte besloeg een achtste van een bunder. Tussen 1817 en 1830 werd de bunder gelijkgesteld met een hectare, zodat de oppervlakte 12,50 aren of 1250 vierkante meters bedroeg. Bijgevolg had deze heuvel op de bodem een middellijn van nagenoeg 40 meters. Hij lag in een groter perceel van vier bunders of hectaren in de hoeve bewoond door Jean LowagieGa naar voetnoot(20). Deze ronde aarden heuvel staat afgebeeld op de kaart van Ferraris en wordt er aangeduid door een klein onopvallend en bescheiden cirkeltje (zie afb.). Een tekst uit 1699 geeft reeds deze terp aan (zie voetnoot 24).
Blijkbaar had men in Woumen al nagegaan wat de inhoud van deze aarden verhoging wel kon zijn, want er wordt meegedeeld dat zij bestond uit terre sablonneuse, zandachtige grond. Men zou denken dat deze hoogte dus enigszins verschillend was van samenstelling dan de meer polderachtige en zwaardere aarde uit de omgeving, omdat men het aangewezen vond uitdrukkelijk te vermelden dat de heuvel uit zand bestond. De hele terp was begroeid met struiken en boompjes, eiken en baliveauxGa naar voetnoot(21). Er wordt geen verklaring neergeschreven waar deze terp vandaan komt. Het gemeentebestuur dat deze hoogte blijkbaar toch als iets zeer uitzonderlijks beschouwde, waagde zich niet aan een poging om een uitleg over de oorsprong te zoeken.
Deze hoogte droeg de naam Vossenhol. In West-Vlaanderen bestaan er veel toponiemen die herinneren aan de aanwezigheid van vossenGa naar voetnoot(22). Speciaal in Woumen kwamen er veel vossen voor. Nog | |
[pagina 45]
| |
in de 18de eeuw kende het prochiebestuur van Woumen premies toe aan inwoners die vossen hadden gevangen en hiervoor een beloning kregen ten laste van de gemeentekasGa naar voetnoot(23). De naam Vossenhol duidt er ontegensprekelijk op dat deze terp, als hij in oude tijden al ooit bewoond zou geweest zijn, zeker al lange tijd vóór 1818 niet meer bewoond was. Ooit zullen er werkelijk vossen in gehuisd hebben. In de omgeving kwamen er trouwens nog vossentoponiemen voorGa naar voetnoot(24).
Deze hoge ronde aarden heuvel had een treffende gelijkenis met een andere ronde terp in deze streek, die nu nog bestaat nabij de kerk van Werken, Den Hogen Andjoen geheten. In 1955 was Den Hogen Andjoen nog ca. zes meter hoog en had hij een omtrek van 180 metersGa naar voetnoot(25). De heuvel van Woumen was dus in 1818 waarschijnlijk hoger dan deze in Werken.
Historici, geologen, archeologen en allerhande wetenschapslieden hebben zich vergeefs afgevraagd hoe deze aarden hoogte in Werken tot stand kon komen, wie ze daar had geplaatst, waarom ze daar stond, enz. De laatste tijden vooral werden allerlei veronderstellingen geopperd en archeologisch onderzoek uitgevoerd, want zekerheid over Den Hogen Andjoen, over de tijd van zijn ontstaan, over zijn functie enz. is tot op heden niet definitief gegeven. Er zijn wel bepaalde aanneembare aanwijzingen dat deze terp kunstmatig is en dat hij zou dateren uit de vroege middeleeuwen of zelfs nog uit vroegere eeuwen. Het zou een kunstmatige hoogte zijn die op die plaats een bepaalde functie had en samen met gelijkaardige motten, oppida of hoogten een verdedigings- of bewakingsfunctie had nabij de oude Vlaamse kustlijn, die inderdaad op geringe afstand lag bij al die terpen, hoogten, vluchtheuvels en versterkingen (Werken, Lo, Merkem, Roesbrugge, Diksmuide).
Enkele van die motten werden zelfs ooit in oude documenten vermeld, zoals de motte van Merkem, omstreeks 1115-1130 beschreven door Walter van TerwaanGa naar voetnoot(26). De motte gesignaleerd door de gemeentebestuurders van Woumen, en die in 1818 nog goed en maar al te opvallend zichtbaar was, zal ook tot die reeks motten hebben | |
[pagina 46]
| |
behoord, want ze stond eveneens aan de rand van de broeken in het inbraakgebied van de IJzergolf, net zoals de andere hoogten waarvan men eenzelfde functie vermoedt.
In 1986 werden er in de Sint-Andrieskerk van Woumen opgravingen verricht. Dit was mogelijk omdat de kerk door brand vernield was op 23 februari 1985. Er werd vastgesteld dat er zeer dicht ten Zuiden van de kerk vroeger een motte lag, die zo goed als zeker de verblijfplaats was van de oude plaatselijke heren van Woumen. Deze motte, sterkte of oppidum wordt reeds vermeld in 1127 door Galbert van Brugge in zijn verhaal over de moord op graaf Karel de Goede. Rijkaard van Woumen, die op deze kasteelmote woonde, was een vertrouweling van de graafGa naar voetnoot(27). Over zijn adellijk geslacht bestaan er heel wat gegevensGa naar voetnoot(28). Ook deze kasteelmote vervulde een rol en was een schakel in de reeks motten die als een gordel de IJzergeul en de oude Vlaamse kustlijn beschermden, afbakenden en bewaakten.
Wat is er nu van deze twee motten op Woumen geworden? De heerlijke feodale kasteelmote, bezuiden dicht tegenaan de kerk, is helemaal verdwenen, en dit reeds sinds onheuglijke tijden. In 1986 werd ze ten dele, samen met de prospecties in de kerk, opgegraven en kon men de grachten die er omheen lagen min of meer op kaart brengenGa naar voetnoot(29).
Wat er gebeurde met de terp te ten Noorden die tot in detail in 1818 beschreven werd door het gemeentebestuur, reeds vermeld werd in 1699 en de aandacht van Ferraris gaande hield, kunnen we niet juist zeggen. Deze motte, in 1818 nog goed zichtbaar, is later nergens meer opgedoken. Zelfs pater J. Vlamynck, de historicus van Woumen, heeft in zijn publicaties niets over deze geheimzinnige aarden heuvel te boek gesteld. Hij wist blijkbaar niets af van het bestaan van deze aarden terp. In de 20ste eeuw was deze hoogte al sinds mensenheugenis onbekend en dus sinds lang verdwenen.
De Atlas van de Buurtwegen, opgemaakt ingevolge de wet van 1841, geeft in die omgeving geen enkele aanwijzing die herinnert aan een motte (zie afb.). Was deze hoogte in 1841 misschien reeds afgegraven door mensenhanden? Of, wat meer aan te nemen is, stond ze op de kaarten uit 1841 en zelfs in de kadastrale bescheiden, ner- | |
[pagina 47]
| |
gens aangeduid omdat ze niet als een afzonderlijk kadastraal nummer en dus niet als een afzonderlijk perceel ingeboekt stond? In 1818 (en ook in 1699) werd gezegd dat deze hoogte lag in een meerder stuk van vier hectaren, zodat het goed mogelijk is dat de terp eigendom was van dezelfde eigenaar als het stuk waarin ze lag en daarom dus niet afzonderlijk aangetekend staat in legger en kadasterplan.
Zo zou dit de reden kunnen zijn waarom deze ronde motte uit 1818 ook nergens aangegeven staat in de studies die circulaire vormen in het landschap beschrijvenGa naar voetnoot(30). Deze circulaire vormen werden immers ontdekt en beschreven omdat ze sporen nalieten in de oude kadasterbescheiden ofwel wegens een geringe ronde verhevenheid van de bodem. Maar voor de terp uit Woumen is er in het landschap niets meer te bespeuren in de bodem. De onverbiddelijke verwoesting van het hele IJzerlandschap in 1914-18 zal ook deze plaats grondig vernield hebben. Alleen de Vossenholbeek loopt nog op die plaats en duidt aan waar ooit eens het Vossenhol ongeveer lag.
Een laatste veronderstelling nopens het bestaan van deze hoogte zou er kunnen toe besluiten dat de aangevers uit 1818 zich vergist hebben. Maar ook hier moeten we bedenkingen bij formuleren. Het is mogelijk dat de declaranten zich wel enigszins misrekend hebben in de hoogte, want 40 voet is heel wat, maar dat ze zich zo sterk vergisten dat ze bv. 40 voor 4 zouden genomen hebben, is gewoon ondenkbaar. Het feit dat ze alles zo tot in detail beschreven, en deze zaak een mededeling aan de gouverneur waard achtten, laat vermoeden dat de hoogte in Woumen alleszins uitzonderlijk was. Het ging hier zeker niet om de resten van bv. een verdwenen grote hoeve, waar de gebouwen iets hoger stonden dan het maaiveld uit de omgeving. Zulke grotere hoeven waren dan gewoonlijk nog omringd door een (vaak dubbele) begrachting, met opperhof en neerhof. Hier was er van dit alles niets meer te zien in 1818. Want moesten er in 1818 nog ergens sporen van een begrachting te zien geweest zijn, dan zou de aangifte van 1818, die alles punctueel weergeeft, dit zeker niet onvermeld hebben gelaten.
Onze conclusie is dan ook dat we hier hoogstwaarschijnlijk staan voor een grote en tot op heden onbekende aarden verhoging in de aard van Den Hogen Andjoen in Werken, geplaatst langs de oude | |
[pagina 48]
| |
Atlas van de Buurtwegen (1844)
De Blankaart ca. 1950
| |
[pagina 49]
| |
Kaart van Ferraris (ca 1773)
Vlaamse kustlijn nabij de monding van de IJzergeul, aan de rand van de huidige broeken, dat ze reeds vermeld wordt in de 17de eeuw en vermoedelijk in de 19de eeuw verdwenen is of afgevoerd werd.
De aangiften uit 1818 zijn dan ook ernstige bronnen voor de geschiedenis van West-Vlaanderen. Ze geven ons meer dan eens details die nergens elders in de courante archiefbronnen te vinden zijn. L. Van Acker |
|