De hosterije de drie bellen te Merberghe (Hertsberge), 1561 met huus van Playsanche
Een bijzonder fraai voorbeeld van huurcontract bieden de nummers 144-147 van het Register Edouaert de Dene (B206, 1 dec. 1561) waarbij de Brugse poorter Franssoys Schee aan Anteunis Bruneel elf en een halve hectare verpacht te Merberghe. Die Fransois Schee komt wel voor onder de notabele poorters overleden tussen 1573 en 1598 bij Zeghere van Male (Ed. A. Dewitte, A. Viaene, 98) net als daar ook Jan Bruneel, lakensnijder, Pieter Bruneel en Phlips Bruneel voorkomen (pag. 96, 99) en Fransois Bruneel als uitgewezen poorter, 1584 (p. 94), niet onze Anthuenis.
Hij krijgt in huur voor 3-6-9 jaar, tegen een jaarlijkse betaling van 8 £ gr. en drie sleen (karren) vlas: 11,5 ha bestaan uit een hosterije, ghenaemt de drie bellen te Merberghe, 18 gemet land, een hofstede met een rasierstick der mede ghaende, van ca. 2 gemet, voort de peerdebeilk, 2 gemet, metten boghaerde... met noch eenne plaetse van lande ghenaemt de mare, 2 gemet, met noch een stick lands, busch zijnde, ligghende bachten de hofstede, ca. 2 gemet. Het gaat dus om een herberg met hofstede. Voort dat [Franssoys Schee] tsijnen ghebruuck huuthouden zal het steenen huus van playsanche ter voorseide hofstede - duidelijk het verbouwde of nieuwgebouwde opperhof - midsgaders een hoveken also groot alst dienen zal om de verpachtere daer te commen wuenen indient hem goet dynct. Ende tzelve te mueghen berydene zoot behoort, de baelse (slagboom) aldaer staende te mueghen doen verstellene omme zijn voornoemde hoveken te meersene. Voorts bijden verpachter te mueghen doen thimmeren ende mostsene tzijnen goetdijnckene ende gheliefte, oock eenne duere vermueghene te doen maeckene omme te commene in de herberghe met eender slotele tallen tijde ende wijsen....
Voort zo es besproken.... dat de pachter.... indient hem ghelieft, ten voorseijden goede eenne brauwerije te maeckene in zulcken seele ende ghestande ende voorsien van alsulcken brauhalame met diesser toebehoort dar mee zal mueghen brauwen. Ende die ten afscheedene van zijn pachte alsoo laeten ten proffijte vander verpachter.
Voort zo ne vermach de pachter niet te hauwene an eeneghe boghaerdeboomen, troncken ofte eenich canthout dan alleenelick an tstick vooren ter straete, groot 4 gemet, ligghende jeghens over Christoffels Cockaerts stede. Heeft hij hout nodig dan zal de verpachter hem daer of stofferen ende vercoopen voor eenen anderen ten redenlicken prijse.