Oorlogsmiseries in Zuidschote en Noordschote
1694-1697 en 1706-1708
Pieter Pieters, een landbouwer uit Zuidschote, die huwde in 1694, heeft in zijn dagboek genoteerd wat zijn vrouw en hijzelf zoal beleefden in de troebele en verwarde oorlogsjaren die ons land teisterden op het einde van de 17de en in het begin van de 18de eeuw. Hij was geboren in Zuidschote, maar ging nadien in het naburige Noordschote wonen. In beide kleine dorpen baatte hij landerijen uit.
Zijn aantekeningen zijn een zeldzaam getuigenis uit eerste hand van wat de gewone man zoal kon meemaken in tijden van oorlog. De oorlogen uit die jaren zijn gewoonlijk maar bekend doordat wij de krijgsverrichtingen (bezettingen, belegeringen, veldslagen e.a.) vernemen uit de algemene historische literatuur. De leveringen en opeisingen door de vele legerbenden, de kosten die hun inkwartiering en hun logement meebrachten, werden gewoonlijk genoteerd als extraordinaire uitgaven in de prochierekeningen uit die tijd. Maar, hoe gedetailleerd die uitgavenposten ook zijn, het blijven droge aantekeningen en dorre cijfers, want ze geven niet de gevoelens en de belevenissen weer van de mensen die erin vermeld zijn.
Helemaal anders is het met de dagboeknotities uit Pieters memorieboek. Deze wakkere landbouwer was amper getrouwd of de oorlogsmiseries overvielen hem. Hij heeft achteraf zoveel mogelijk alles nauwkeurig opgetekend en zelfs ietwat gecommentarieerd, alles voorzien van data en details die geloofwaardig zijn. Hij eindigt zijn eerste nota's in 1697 met de vrede van Rijswijk.
Zijn hoop dat het eerste jaar van de nieuwe eeuw, het jaar 1700, een eeuwigdurende vrede zou inluiden, was weldra in rook opgegaan, want opnieuw kwam er oorlog over het land. Nu kwamen ook de Hollanders zich hier nestelen. Zware bezettingen, belegeringen, veldslagen en dergelijke meer, waren er voor de streek van Pieters nu veel minder bij. Maar wel opeisingen, plunderingen, diefstal van de oogst en gedwongen werkverplichtingen voor het leger en nog meer brutaliteiten en miseries allerhande. Pieters noteerde alles wat hij tegenkwam in de jaren 1706-1708.
Alhoewel er in de tussenperiode 1697-1706 nog talrijke militaire schermutselingen, ook in die streek, voorvielen en de oorlog verre van gedaan was, heeft Pieters daarover niets in zijn memorieboek opgenomen. En ook vóór zijn huwelijk en na 1708 spreekt hij niet meer over de oorlog in zijn omgeving. Geraakten zijn dorp en zijn hoeve misschien heelhuids uit de brand en heeft hij daarom niets meer willen bewaren voor het nageslacht?