Biekorf. Jaargang 103
(2003)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
Vrouwen hergieten te Kortrijk: een marktlied (1812)Het thema van een even imaginaire als bijzonder aantrekkelijke verjongingsingreep, waarop mensen in hun oude dag een beroep kunnen doen, is een volkskundige topos die eeuwenlang de verbeelding heeft geprikkeld. Kunstenaars van allerlei aard, dichters, etsers, markzangers vooral, hebben in vele landen dit thema, elk op hun manier, uitgebeeld en dit steeds met gegarandeerd succes. Iedere generatie voelt immers het verlangen om eeuwig jong te blijven en de aftakeling die zich geleidelijk van ieder van ons meester maakt een halt toe te roepen, ja liefst gewoon ongedaan te maken. De eeuwige jeugd binnen het bereik van iedereen: snel, goedkoop en blijvend spectaculair resultaat!
Deze onuitroeibare droom heeft in de Nederlanden vooral marktzangers geïnspireerd tot steeds nieuwe composities, varianten eigenlijk op dat ene en zelfde tijdloze thema. In deze liederen informeren ze hun gretige toehoorders over het bestaan of de aankomst van wonderbaarlijk begaafde smeden, bakkers, molenaars of ‘dokters’ die door een snelle ingreep allerlei fysische onvolkomenheden of gebreken en vooral de sporen van de ouderdom doen verdwijnen: plastische chirurgie avant la lettre, pijnloos en goedkoop, soms zelfs gewoon gratis.
Mannen zowel als vrouwen komen voor de behandeling in aanmerking, maar toch zijn het meestal oude vrouwen op wie de ingreep wordt toegepast. Hun echtgenoten laten zich niet pramen en brengen prompt van heinde en verre enthousiast hun vrouwen ter verjonging aan. Op Franse prenten ziet men ze aankomen met hun oude bes op de rug of in een kruiwagen. Geen moeite is hun te veel om ze te brengen bij de bekende molenaar Lustucru in het vooruitzicht zo meteen een ‘jong blaadje’ mee naar huis te mogen nemen. Een inruiloperatie met vervangstukken: welke man zou niet geïnteresseerd zijn?
Maar niet allen de fysische onvolkomendheden konden worden weggewerkt. Ook dwaasheid en domheid behandelde men op een even spectaculaire wijze. Wie een kei in het hoofd had, werd daarvan gesneden. Hersenen die duidelijk beneden een aanvaardbaar peil presteerden, werden door de bakker van Eeklo naar wens van de betalende opdrachtgever zonder probleem herbakken. De ingreep was nochtans radikaal: hij hakte het hoofd eraf, smeerde het in en stak het in de oven. Op de onthoofde romp zette hij tijdens de baktijd een groene kool om het bloeden tegen te gaan en de lichaamsvochten tijdens de ingreep toch te laten doorstromen. | |
[pagina 61]
| |
Ets van Matthias Greuter: het droogbakken van een krankzinnige. (ca. 1630)
Soms - in erge gevallen - werd het hoofd op de romp gelaten en verdween het samen met het bovenlichaam in een oven. Dit was ook een ingreep die - naar men geloofde - ook krankzinnigheid genas, zoals die afgebeeld is op een ets van Matthias Greuter van ca. 1630.
Het oudste voorbeeld van het thema van de verjongingsingreep dat uit de Nederlanden bekend is, dateert uit de 16de eeuw. Het is een prent waarop een kleine windmolen staat afgebeeld met mannen die erheen gekomen zijn om hun vrouwen te laten malen als graan. De echtgenoten komen er geheel hermalen en gemetamorfiseerd, jeugdig en fris uit te voorschijn. In de late 17de of de vroege 18de eeuw komt het thema voor op een bekend schilderij waarop de herbakkerij te Eeklo in volle werking uitgebeeld wordtGa naar voetnoot(1).
Zoals gezegd zijn het vooral marktliederen die bij ons aan het thema zijn ludieke gestalte hebben gegeven. Tot op heden zijn er een tiental bekend, daterend uit de 18de en de eerste helft van de 19de eeuw. Een bondig overzicht moge hier volgen, vooraleer we nog een nieuw lied aan de bestaande en bekende canon toevoegen.
In de 18de eeuw horen we van een verjongende windmolen die ergens in Brabant wordt gelocaliseerd, en te Gent heeft Jacobus van Gavere het met carnaval over een ‘mechanische smis’ of een ‘Menschen-Ergieterij’. Uit dezelfde stad is ook een oud lied, daterend uit 1792 bewaard dat het thema met een ongewoon gemarkeerde erotische inslag bezingtGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 62]
| |
Koperets ca. 1660, door Jacques Lagmet.
Onder de andere varianten vermelden we een lied uit 1826 van de Waregemnaar Jan Garwig. Hij kondigt er de komst aan van een Duitse ‘operateur’ die zijn bakkersoven al heeft in gereedheid gebracht en op klanten wacht. Een tiental jaren vroeger was reeds een Noord-Nederlandse collega van hem opgedoken, die door de zanger ironisch de ‘kwak der kwakkers’ genoemd wordt. Verder zijn er nog liederen over een spectaculaire stoommachine, uit de tijd dat die het symbool werd van de technische vooruitgang met voordien ongekende mogelijkheden tot verjongingsingrepen. Op de Korenmarkt te Gent wordt door een andere zanger de installatie aan- | |
[pagina 63]
| |
gekondigd van een ‘ergieterij’ in een ‘meeanieke smis’.Ga naar voetnoot(3). Een vrolijke bakker, Jan geheten, bakt jonge meisjes uit kwezels en aftandse begijnen, en zij die geen man kunnen versieren worden er door een (tin)gieter hergoten: Laet geen tijd voor by passeren
Maert wilt naer den gieter gaen
Daer zult gijg u gouste vinden
Van [lees: voor] thien stuyvers en niet meer....
Een andere maar even effeetieve ingreep is het slijpen van het aangezicht, of een deel ervan, bv. de neus of de tong, op een steen. Deze variante is bij ons minder in trek, te oordelen naar de tot ons gekomen liederen, slechts drie in aantal.
In 1738 wordt gemeld dat ergens in de Kempen een herslijper is opgestaan. Die specialiseert zich in het wegwerken, niet van lichamelijke maar van geestelijke en morele gebreken. Vooral op de tongen heeft hij het gemunt; vrouwen die namen dragen als de roddeltong, de vuiltong, de vleitong, enz. Een anoniem lied dat wellicht uit het midden van de 18de eeuw dateert, zingt eveneens van een slijper, alsook een honderd jaar jongere tekst van een zekere Jan van Dale. Deze laatste brengt zijn toehoorders het goede nieuws dat een herslijper uit Engeland onlangs te Oostende is gearriveerd. Hij zal zich verder landinwaarts begeven en steden als Brugge, Gent, Aalst en Dendermonde met zijn bezoek en zijn molen vereren. En ... de zanger weet het zeker, overal waar hij komt, stromen de klanten toeGa naar voetnoot(4).
Tot zover dit beknopt overzicht van de tot op heden bekende marktliederen.
Een nieuw lied van acht strofen op de verjongingsingreep komt voor op een blaadje in quarto-formaat uit een West-Vlaamse privécollectie. Het dient gezongen te worden op een ‘stemme’ die mij niet van elders bekend is. Het lied staat op de voorkant van het blaadje en wordt, op de achterkant, gevolgd door een lied met als titel: ‘Nieuw Liedeken op het Nieuws of Nieuwigheden die ik gevraegt worde van een ieder’Ga naar voetnoot(5). Beide liederen zijn uniek, ze zijn ‘gecomponeerd’ en gezongen door de bekende zanger Jan Lefevre. ‘dichter en zanger te | |
[pagina 64]
| |
Waereghem’Ga naar voetnoot(6), zoals hij zichzelf op het blaadje aan ons voorstelt. Hij was dus een collega, dorps- en tijdgenoot van Jan Garwig, die andere Waregemnaar die we reeds hierboven ontmoetten.
Vermelden we nog dat het hiernavolgende hergieterslied werd gezongen in de herfst van 1812. Dit kan men opmaken uit de wettelijke, door de Franse bezetter verplicht gemaakte toelating van de overheid tot het drukken en verkopen van het blaadje. Onderaan lezen we er dan ook: ‘Vu et permi d'imprimer et vendre, à Gand ce 1 Septembre 1812. Pour le Sous-prefet, le Conseiller de Prefecture Limnander’. Daaruit blijkt tevens dat zanger Lefevre actief was in het eerste kwart van de 19de eeuw, een welkom gegeven over deze Waregemse zanger van wie we wel een tiental liederen bezitten, maar over wie verder zogoed als niets bekend is.
De tekst van het nieuwe lied luidt als volgt: Kluchtig liedeken
Waerin ik zal vertoonen hoe dat tot Kortryk is aengekomen
Eenen grooten Konstenaer, den welken van oudjong kan maeken,
Ten dienste van een ieder.
Stemme: Van Carels wagen
Vrienden zyt al te saem verblyd,
Over deês nieuwe maeren
Ik moet u gaen verklaeren
Zoo dat ik heb vernomen
Binnen de stad van Kortryk
Onlangs is aengekomen
Het is een mensch g'heel wonderlyk,
10[regelnummer]
Voor deen noyt geweten.
Dat heeft hy uyt 't West-Indisch ryk
Zeer konstig afgemeten,
Met bult, gerimpelt en grys hairen,
Hy maekt ze al jong van jaeren.
Hy is geëert ten allen kant,
Om zyn vernufte daeden,
Past op, gy vrouwkens van ons land,
20[regelnummer]
Met ouderdom belaeden,
Met d'ooghen blind en neuze krom
En 't hoofd vol gryze hairen.
Gy komt ergoten wederom,
Als meyskens jong van jaeren.
| |
[pagina 65]
| |
25[regelnummer]
Daerom het niet lang uyt en stelt,
Als g'u wilt doen hergieten,
Hy wilt tot heden nog geen geld,
Hy toont zyn konst voor nieten.
Nog veertien dagen hebt gy tyd,
30[regelnummer]
Kont gy niet gaen, doet u draegen,
Wanneer dat gy hergoten zyt,
Gy zult u niet beklaegen.
Voor eerst zag ik een oude vrouw,
Van honderd en dry jaeren,
35[regelnummer]
Zy weird hergoten rap en gouw.
Veel die verwondert waeren,
Zy was van hoofde tot den voet,
Z'had niet een druppel jeugdig bloed,
40[regelnummer]
Nog kwam zy jong weer getreden.
Zy had een bult en maer één been,
45[regelnummer]
Z'en was maer d'hoogte van een zwyn,
Hy hergoot haer in een begyn,
Op een konstige wyze.
Daer was een boer, hy had een vrouw,
Van ouderdom de kaeken blauw,
En d'oogen zonder luyster,
Ging nae Kortryk, gelooft myn,
Hy was ‘er mé verlegen.
55[regelnummer]
Hy heeft voor zyn oud everzwyn,
Men ziet de vrouwkens op de baen,
Zoo vlytig nae Kortryk gaen,
60[regelnummer]
Verheugt en bly van geeste,
Past op, mannen, en dat al gouw,
Al die heeft oude wyven,
Wilt gy hebben een jonge vrouw,
Hy gaet niet lang meer blyven.
W.L. Braekman |
|