Houten luiken in Houtem tijdens de eerste wereldoorlog
De eonerete impact van de ‘grote’ geschiedenis blijkt soms uit voorwerpen met een anekdotische waarde, die meer dan veel teksten de werkelijkheid doen aanvoelen. In de literatuur vind je er nauwelijks wat over terug, maar ter plaatse leven ze soms nog merkwaardig lang na en gaan ze stilaan deel uitmaken van de volkstraditie, als ze al niet helemaal verdwijnen.
Zo'n banale voorwerpen, die een eigen verhaal vertellen, zijn de eenvoudige houten luiken die in Houtem bij Veurne nog te vinden zijn in een aantal scheidingsmuren op de zolders van aanpalende huizen. Ze verwijzen rechtstreeks naar de periode van de eerste wereldoorlog, toen koning Albert I in dit dorpje achter het front zijn hoofdkwartier van het Belgische leger gevestigd had.
Het is bekend dat de koning tijdens de IJzerslag het Stadhuis van Veurne gebruikt had, maar dat hij na het welslagen ervan, in januari 1915, de pastorie van Houtem betrok, en dat tot aan het eindoffensief van 1918. Voor dit rustige dorp betekende de komst van de Militaire Staf een aardverschuiving. Een heus vliegveld werd aangelegd, hoge militaire of politieke leiders kwamen er herhaaldelijk op bezoek, massa's militairen overspoelden de streek en het dorp, krijgsgevangenen logeerden er in open lucht op een weide, stafchef generaal Wielemans werd er zelfs begraven. Foto's van die laatste gebeurtenis tonen dat enkele belhamels wel van over een muur het militaire gebeuren gade konden slaan, maar dat er in de kerk voor de dorpsbevolking zeker geen plaats was.
Nochtans waren er in Houtem militairen genoeg, waarmee al spoedig vreedzaam samengeleefd werd. Tot beider profijt overigens. Heel wat van de bewoners baatten toen - zoals in alle plattelandsdorpen in die periode - een kleine herberg uit. Die café's vonden in de soldaten, die er hun soldij opmaakten vooraleer ze de volgende veldslag niet zouden overleven, een enorme uitbreiding van de klandizie. Maar door militaire bevelen gedwongen, moesten de soldaten voor de dorpelingen veel te vroeg de drankuitbatingen verlaten.
De slimme dorpsbewoners vonden daar een eenvoudige, maar erg doeltreffende oplossing voor. Op zolder van de lage huisjes werd in de muren een gat gemaakt, groot genoeg om een man door te laten. Daarin werd een gewoon houten luik gestopt. Als er nu op het gelijkvloers een onverhoedse militaire controle plaats vond, konden soldaten vlug naar boven rennen, zich door het open luik tot bij de buren wurmen, en via die woning ongehinderd weer de straat bereiken.