Biekorf. Jaargang 103
(2003)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
Een ‘verdwenen’ document uit IngelmunsterIn Ingelmunster bestond er, en bestaat er nog steeds, een schuttersgilde van Sint-Sebastiaan, die gesticht werd vóór 1463. De vroegste statuten van de gilde werden in 1463 verleend door Jan van Bourgondië, graaf van Etampes en heer van IngelmunsterGa naar voetnoot(1). Onder meer nog in de 19de eeuw werd het grondreglement van deze voorname en belangrijke schuttersgilde grondig herzien en in 1875 bij Horta te Tielt in druk uitgegevenGa naar voetnoot(2).
Toen de oorlog 1914-18 uitbrak werd er een deel van de papieren van deze gilde bewaard ten huize van een confrater, namelijk bij Victor Van Landeghem, graan- en bloemhandelaar in Ingelmunster.
In deze oorlogsjaren verbleef er bij Van Landeghem gedurende een periode van meer van negen maanden naeen ca. 1916-17 een Duitse legerarts Stabarzt Doctor Zabel. Zabel was een fervent liefhebber van oude boeken, antikwiteiten en alles wat zeldzaam en waardevol was. In de kamer waar hij sliep lagen er enkele papieren van de schuttersgilde. Zabel vroeg aan zijn gastheer of hij o.a. het oude gildeboek mocht inkijken. Dit boek zou begonnen zijn in 1463 en zou bijgehouden zijn tot omstreeks het jaar 1600. Dit werd hem geredelijk toegestaan, want Zabel kwam over als een vriendelijke, hoffelijke en geletterde man. Over dit gildeboek, waarover er later heel wat te doen zou zijn, werd er nadien getuigd dat het contenait au moins 500 pages, était gros comme la main et avait certainement 40 centimètres de longueur:
Dr. Zabel kreeg, benevens dit waardevol manuscript, ook nog andere boeken en boekjes ter inzage, o.m. een brochure met groene kaft, daterend uit de vorige eeuw. Dit boekje avait une valeur de 20 à 30 centimes; c'était une brochure de 20 à 30 pages. Blijkbaar was dit een exemplaar van de vernieuwde gildestatuten, verschenen bij Horta te Tielt in 1875.
Na zijn maandenlang verblijf verliet Zabel Ingelmunster in de beste vriendschappelijke verhouding tegenover de Van Landeghems. Toen Zabel, ongeveer een jaar later, door Ingelmunster voorbijkwam en Van Landeghem daar weet van had, is deze nog naar het station getrokken om dr. Zabel, nu voorgoed, uit te wuiven. Er was dan ook | |
[pagina 27]
| |
tussen beiden geen vuiltje aan de lucht.
Toen de oorlog voorbij was, de schutters opnieuw Pijl en boog opnamen en het schuttersleven terug op gang kwam, werd er met ontzetting en ongeloof vastgesteld dat één der oudste en meest waardevolle pronkstukken van de maatschappij, het oude register, spoorloos was. Nu herinnerde men zich plots klaar en duidelijk dat dr. Zabel ooit dit boek in handen had gehad en dat het nadien nergens meer te zien was geweest. De conclusie was gauw getrokken; die vriendelijke en op oudheden verslingerde dr. Zabel had het register tersluiks meegenomen naar Duitsland, dacht men. Voor eerst en voor al moeten we toch bekennen dat men in Ingelmunster maar weinig zorgzaam en zelfs ongelooflijk negligent omgesprongen was met zulke precieuze stukken...
Een eerste poging om terug in contact te komen met dr. Zabel dateerde pas uit 1920, terwijl zijn verblijf in Ingelmunster viel in de jaren 1916-17. Om te beginnen was het al een hele toer om uit te vissen of Zabel nog leefde en waar hij in 1920 verbleef. In 1920 woonde hij in Rostock; hij was er een gerespecteerd geneesheer. Maar zelfs zijn juiste adres met straat en nummer kon niet zo gemakkelijk achterhaald worden.
Reeds in 1920 toen vastgesteld werd dat het verslagboek verdwenen was, moest men in Ingelmunster ruiterlijk toegeven dat eigenlijk niemand Zabel dit boek had zien stelen, verdonkermanen of wegmoffelen. Men vermoedde alleen dat Zabel de laatste was die dit ooit in zijn handen had gehouden ten huize Van Landeghem. Nu werd eveneens vastgesteld dat er nog een dichtbundeltje, getiteld Ernst en Vreugde, dat eveneens in diezelfde slaapkamer lag, ook al verdwenen was, net zoals het brochuurtje over de vernieuwde statuten uit 1875.
Het gemeentebestuur van Ingelmunster trok zich de zaak aan en trad op 9 juli 1920 in verbinding met het Ministerie van Buitenlandse Zaken te Brussel. Op 29 juli daarna zegde het Ministerie zijn medewerking toe. De zaak zou door Buitenlandse Zaken via andere kanalen ter plekke in Duitsland gevolgd en onderzocht worden. Noteren we en passant dat de hele aangelegenheid en alle correspondentie hieromtrent uitsluitend in het Frans verliep. Alle stukken betreffende dit register werden dus uit het Duits in het Frans vertaald, of omgekeerd.
Reeds op 12 november 1920 kwam er bij de burgemeester van Ingelmunster een antwoord binnen vanwege de Service de la Restitution industrielle, gevestigd in Wiesbaden. Zabel was ondervraagd over deze affaire en zijn antwoord luidde (vertaald) als volgt: | |
[pagina 28]
| |
ik weet niets af van een boek uit 1463. Wel heeft Mr. Van Landeghem mij een brochure ter lezing gegeven die dateerde uit de vorige eeuw, alles samen een boekje van 20 à 30 bladzijden, ter waarde van enkele centimes. Bij mijn vertrek heb ik dit teruggegeven aan mijn gastheer samen met een ander geschriftje en neergelegd sur le bureau de ma chambre, waarvoor Mr. Van Landeghem mij trouwens nog bedankt heeft ook.
De dienst uit Wiesbaden was weinig overtuigd van de oprechtheid van Zabels antwoord (cette réponse qui semble un non sens). Daarom werd gevraagd aan de correspondenten uit Ingelmunster om nadere en meer concrete details, getuigenissen en dergelijke over Zabels verblijf in Ingelmunster.
Het gemeentebestuur van Ingelmunster schreef terug dat in 1916 bij de opeising van koper en nikkel door de bezetter, dr. Zabel ook al onrechtmatig koperen voorwerpen had meegenomen en dat hij dus alleszins meer dan gewone interesse had voor oudheden en alles wat maar leek op antiek. Sinds zijn vertrek had niemand het boek uit 1463 nog ooit teruggezien. Hij stond dus wel onder zware verdenking. Maar neen, een echt bewijs van diefstal kon niemand geven.
Zabel werd daarop terug op het matje geroepen en hij verweerde zich heftig. Waarom heeft Van Landeghem niet onmiddellijk toen hij de verdwijning van dit boek vaststelde, en verdenkingen had tegen mij, de plaatselijke Ortskommandant verwittigd? Nooit had hij ook maar één enkel stuk koperwerk ontvreemd dat door de burgers verplicht binnengebracht was. En waarom heeft Van Landeghem, een jaar na mijn vertrek uit Ingelmunster, mij nog opgezocht in het spoorwegstation om mij vaarwel toe te wensen toen ik definitief uit Vlaanderen vertrok? En zelfs toen heeft Van Landeghem het oude boek niet eens vernoemd.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken vroeg dan tenslotte maar aan het gemeentebestuur getuigen op te sporen die Zabel koperwerk hadden zien stelen. Op 5 maart 1921 liet het gemeentebestuur van Ingelmunster gedrukte berichten aanplakken gericht tot de bevolking met verzoek dat de personen zich kenbaar zouden maken die dr. Zabel koperen voorwerpen hadden zien ontvreemden. Reeds na twee dagen, 7 maart 1921, boden zich twee loodgieters uit Ingelmunster aan, Aimé Defevere en Leon Lievrouw, om een bezwarend getuigenis af te leggen. Beiden waren in december 1916 door de Duitsers opgeëist om de afgifte van koperen voorwerpen bij te wonen. Ze moesten ondermeer het ijzeren beslag en alle ornamenten van het koper afslaan en alles op grote hopen leggen, naarmate dat de bur- | |
[pagina 29]
| |
gers hun koperen huisraad, sieraadstukken en dergelijke binnen brachten.
Twee Duitse officieren woonden heel de tijd deze bewerking bij. Een van hen was dr. Zabel, de legerarts die inwoonde bij Victor Van Landeghem. Zij bekeken alles en onderzochten minutieus de voorwerpen. Alle merkwaardige of antieke stukken lieten ze opzij leggen. De twee loodgieters moesten van deze stukken afblijven. Zij zagen niet wat die officieren achteraf met die koperen stukken deden, maar ze wisten zeer goed dat zij nadien niets meer hebben vernomen over die waardevolle voorwerpen. En ook de vroegere eigenaars zagen nooit meer hun koperen kunstvoorwerpen terug....Ga naar voetnoot(3).
Ook die getuigenissen werden opgezonden naar Brussel en verder naar Wiesbaden. Zabel loochende alles. Hij zat veilig en wel in Rostock en de actie tegen hem viel vanzelf stil. Het register van 1463 was weg en bleef weg.
Even voor 1940 publiceerde notaris Paul Schotte, toen burgemeester van Ingelmunster, en voorzitter van de schutters, een brochure over ‘De gilde van Sint-Sebastiaan’ (Ingelmunster, z.d., 26 blz.). Hij zegt niets over het oude verdwenen register en ook over de vroegste tijden, vanaf 1463 tot ca. 1600 weet hij geen enkel detail mee te delen. Het onzekere einde van de zoektocht naar het ‘oude register’ houdt hij onbesproken. Doch over de historie na 1600 geeft hij wel enkele details, zowel over de schuttersgilde en een octrooi uit 1629, als over haar altaar in de kerk, enz. De naam van dr. Zabel haalt hij nergens aan... Was men misschien toen ietwat voorzichtiger geworden met beschuldigingen in de richting van dr. Zabel?
Het verhaal omtrent de perikelen met het oude gildeboek waren ook niet onbekend aan de plaatselijke heemkring. De correspondentie hieromtrent ligt nog steeds in het gemeentearchief, waar wij trouwens voor dit opstel uit geput hebbenGa naar voetnoot(4).
Wat keek dhr. Bertrand Nolf van de heemkring raar en verrast op toen hij in het Fonds de Plotho in het Kortrijkse Rijksarchief op een | |
[pagina 30]
| |
boek stootte dat het verslagboek uit 1601-1803 bleek te zijn... Het is een boek van ca. 300 blz. en ongeveer 40 cm lengte.
Zeer waarschijnlijk was er in 1914-18 al sinds lang geen register uit 1463-1601 meer voorhanden in de schuttersgilde, maar wel het register uit 1601-1803. Welke landelijke schuttersgilde bezit er immers een register dat begint in 1463 en loopt tot begin 1600? Nergens voordien was het ooit bekend dat deze gilde over zulk oud register beschikteGa naar voetnoot(5). Het boek dat bewaard werd ten huize Van Landeghem was meer dan waarschijnlijk het register dat nu nog in het Plothofonds te Kortrijk aanwezig is. Wetende dat hun oude en eerbiedwaardige gilde terugging tot 1463 zullen de confraters uit 1914-18 gemeend hebben een boek uit die oudste tijden te bezitten. Waarschijnlijk heeft iemand, misschien wel buiten weten van de confraters, dit oude boek uit 1601-1803 teruggebracht naar de Ingelmunsterse kasteelheer, baron de Montblanc, die erevoorzitter van de schutters was. En zo is dit boek dan terechtgekomen in het door de familie de Montblanc gedeponeerde familiearchief de Plotho op het Rijksarchief te Kortrijk, waar het nu nog steekt in de nummers 994-998Ga naar voetnoot(6). Dit zal dr. Zabel vrijpleiten van diefstal van een oud register. Maar het getuigenis over het gestolen koperwerk blijft daarentegen wel geloofwaardig en echt.
Het geval uit Ingelmunster in de eerste wereldoorlog is geen unicum. Zowel aan gene zijde van de frontlijn als aan de overzijde hebben militairen zowel Duitsers als geallieerden, uit de leegstaande pastorieën, kerken, gemeentehuizen en zelfs uit private woningen, kunstschatten, boeken, archief en andere zaken als oorlogssouvenir meegenomen. Soms achteloos meegenomen, maar meer dan eens ook eenvoudig geroofd. Achteraf hebben sommige vroegere eigenaars zelfs uit onbekende bestemming verloren gewaande stukken terug ontvangen (Lichtervelde, Zonnebeke....). Maar veel blijft nog voorgoed spoorloos.
Wat in Ingelmunster gebeurd is, leert ons dat er in enkele gevallen nog moet aan toegevoegd worden dat de bezitters van waardevolle stukken en archief wel heel nonchalant en onwetend met hun kunsten archiefstukken omsprongen. Onwetendheid is hier de enige verontschuldiging. | |
[pagina 31]
| |
Als men de stukken gestolen door de militairen voegt bij wat er door oorlogsgeweld verloren is gegaan, dan zal men licht begrijpen dat wereldoorlog I voor ons kunstpatrimonium en voor ons archiefbestand een ware ramp is geweest. L. Van Acker |
|