Den roozentyd
(Vraagw. 2002, blz. 200)
Zeker in het Ieperse, en wellicht ook daarbuiten, was het de gewoonte dat er in de parochie waar er een broederschap bestond van de Rozenkrans, op de eerste zondag van de maand juli een rozenwijding werd gehouden. De paters predikheren (dominikanen) waren de grote promotors van deze broederschappen.
In Boezinge werden er rozen gewijd voor de hoogmis; in Kortrijk tijdens het Magnificat van de vespers. Deze wijdingsplechtigheid verliep enigszins zoals nu de wijding van palm op Palmzondag en de zegening van brood op Sint-Hubertusdag. De rozen werden met wijwater besprenkeld en naar huis meegenomen. ‘Die gewijde roozen hangt men in huis weigerlijk weg, om beschut te zijn tegen donder en bliksem en om beschermd te zijn tegen allerlei kwellingen en ongemakken’ zo schrijft Rond den Heerd (jg. IV, 1869, blz. 249-251). Toen was dit gebruik bijna helemaal verdwenen, maar de auteur (Gezelle?) wist dat het nog steeds voorkwam in Boezinge, in Kortrijk en wellicht nog elders.
De maand juli is de maand van de rozen. Ook in Nieuwkerke bestond er een confrérie van de Rozenkrans, opgericht in 1732 (ed. J. Geldhof, blz. 164-165). De roozentyd was dus vermoedelijk het begin van de maand juli, of ervoor wanneer de rozen in de kerk ter wijding werden aangeboden.
Rozenhoeden werden vroeger bv. ook in processies op het hoofd gedragen (zie o.a. E. Gailliard, Glossaire flamand, blz. 325-326 en 676).
A.B.
De rozentijd is de eerste bloeitijd van de rozen en die is te situeren in de maand juni. Dit tijdstip van het jaar valt kennelijk samen met de laatste boter, afkomstig van de melk van vee dat vroeg-zomers gras at, het meest malse en dus ook het weelderigste gras.
J.H.