Biekorf. Jaargang 101
(2001)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 312]
| |
Zonderlinge praktijken met hosties te Alveringem (1725)Cornelia Verwight, 21 jaar, geboren te ‘Alvergem’, d.i. het West-Vlaamse Alveringem, werd in 1725 door de pastoor van Vladslo aangeklaagd bij het gerechtshof van het Bruge VrijeGa naar voetnoot(1). Deze pastoor was Pieter Frans Lancsweert, die sinds juni 1721 in Vladslo toegekomen was. Vóór hij naar Vladslo als pastoor trok, was hij een tijdlang deservitor geweest in Sint-Pieterskapelle (in de buurt van Alveringem) en stond hij als pastoor in de verenigde parochies van Ettelgem en Bekegem. Hij stierf, pas 34 jaar oud, te Vladslo op 28 februari 1728 en werd er in de kerk begravenGa naar voetnoot(2).
Cornelia Verwight werd ervan beschuldigd bij het ontvangen van de H. Communie de hostie uit haar mond genomen en ze heimelijk bewaard te hebben. Deze ‘sij in haer neusdouck dede ende in haere schraepnaede sloot’. Dat was herhaaldelijk gebeurd, de pastoor wist dit zeker.
Wanneer haar door het Hof gevraagd werd waarom ze dit deed: ‘seght [ze] dat yemant haer geseyt heeft dat sij moeste in een boecxken lesen ende onse lieven heere bij haer houden, hebbende met eenen witten neusdouck onsen heere uyt haeren mondt genomen ende daerin gelaeten’.
De vrouw die haar dit had aangeraden, bleek een ‘schamel wijff met naeme Maeij’ geweest te zijn. Ze was een bedelares van meer dan vijftig jaar oud, ‘gaende berrevoets ende hebbende eenen grooten cnobbel aenden slincken voet’. Dit gezwel aan de voet trok zeer de aandacht van de rechters die wellicht vermoedden dat deze bedelares wel eens een heks kon zijn die door haar ‘boel’ of vriend in haar voet getekend was.
Wanneer Cornelia gevraagd werd ‘wat effect sij beloofde [d.i. geloofde] dat tselve soude gehadt hebben’, verklaarde ze dat telkens als ze in het boekje las ‘een geruijte’ of gerucht ‘bij haer quam alsof vier a vijf bellen gecloncken hadden’. Blijkbaar diende dit boekje om zieken te genezen. Zo horen we ‘dat sij in het boucxken over het kint las tgonne sieck lagh’. Het boekje heeft ze na enige dagen aan de bedelares teruggegeven. Over de inhoud vernemen we helaas slechts enkele gegevens die dan nog niet heel duidelijk zijn. Het was een ‘boucxken van drijen, wesende alle in geschriftenGa naar voetnoot(3), daerin | |
[pagina 313]
| |
stondt datmen de duyvel moeste aen roepen ende beminnen ende godt affsweeren’. Ze weet er eigenlijk niet zoveel over, geeft ze toe, ‘alleenelick hebbende drije, vier blaederen gelesen’.
Het is een frustrerend bericht: men vermoedt dat de H. Hosties samen met het lezen in het ‘boucxken van drijen’ - wat dat ook moge zijn - voor het aflezen van zieken werd gebruikt, maar de gegevens zijn te summier om ons in staat te stellen een goed idee te krijgen van wat er precies diende te gebeuren.
De rechters waren er blijkbaar alvast niet gerust in: ze veroordeelden de jonge vrouw tot een onverwacht harde en lange straf: levenslange opsluiting ‘in een secrete plaetse’.
W.L. Braekman |
|