Biekorf. Jaargang 101
(2001)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 269]
| |
Een Brugse abdis in het cisterciënzerinnenklooster Mariënrode te Rotem-HalenHet cisterciënzerinnenklooster Mariënrode, dat omstreeks 1239 in de buitenwijk Rotem van het toenmalig Brabants stadje Halen werd gesticht, stond van 1730 tot 1735 onder leiding van een abdis van Brugse afkomstGa naar voetnoot(1).
Anna Catharina le Comte, dochter van Guillielmus le Comte, heer van Lide, en Anna Catharina Brouckman, werd op 10 juni 1688 in Brugge geboren, 's Anderendaags werd ze in de plaatselijke Sint-Gilliskerk gedoopt. Haar vader, Guillielmus le Comte, zoon van Alexander le Comte, uit Brussel, was op 24 maart 1681 poorter geworden te Brugge, dankzij zijn huwelijk met de Brugse poorteres Anna Catharina BrouckmanGa naar voetnoot(2). Op 22-jarige leeftijd deed Anna Catharina le Comte haar intrede in de cisterciënzerinnenabdij Mariënrode, waar zij op 19 juni 1711 haar geloften uitsprak. Enkele dagen voor haar professie maakte ze een testament, dat op 11 juni 1711 door haar als erflaatster, door Georgius Vreven, notaris te Diest, en door twee getuigen werd ondertekend. Het testament werd opgemaakt in de abdij Mariënrode, waar Anna Catharina le Comte toen nog novice was. Zij stelde haar oom aan moederskant, kanunnik Franciscus Brouckman, licentiaat in de beide rechten, aan als algemene erfgenaam van al haar onroerende goederen en renten, mits het betalen van een jaarlijkse rente van 36 gulden. Die vooraanstaande geestelijke was een tijdlang als secretaris de naaste medewerker geweest van mgr. Humbert de Precipiano en bekleedde later de functie van groot-vicaris van het bisdom BruggeGa naar voetnoot(3). Na haar overlijden zouden de bezittingen van vaderskant toekomen aan haar broers en zusters, of, ingeval een van hen reeds overleden zou zijn, aan de kinderen. Als zij haar oom overleefde, dan zou zij uit de bezittingen van moederskant jaarlijks een rente van 48 gulden ontvangen. Bepaald | |
[pagina 270]
| |
werd dat beide renten uitgekeerd moesten worden tot aan haar dood. Met betrekking tot de goederen in de omgeving van Leuven waarvan enkele begijnen de inkomsten genoten, werd dezelfde regeling getroffen. Na haar overlijden zouden de opbrengsten toekomen aan de abdij van Mariënrode, met het oog op de stichting van een jaargetijde voor haar zielerust, die van haar ouders en vrienden. De abdis werd aangesteld om over de uitkering van de renten nauwkeurig te wakenGa naar voetnoot(4).
Waarom Anna Catharina le Comte, die in de abdij de kloosternaam Bernarda toebedeeld kreeg, een verafgelegen klooster, aan de oostgrens van het hertogdom Brabant, had gekozen roept enkele vragen op. Uit het Obituarium blijkt dat zij de enige uit Vlaanderen afkomstige moniale was. De kloosterlingen van Mariënrode kwamen immers hoofdzakelijk uit Brabant, Loon en de streek van LuikGa naar voetnoot(5). De wijze waarop Anna Catharina le Comte in contact kwam met de kloostergemeenschap van Mariënrode, waar zij intrad en zelfs abdis werd, blijkt verband te houden met de streek van herkomst van haar familie van moederskant. Luidens een aantekening van A. de Schietere de LophemGa naar voetnoot(6) was de familie Brouckman afkomstig van Rotem, in het Land van LuikGa naar voetnoot(7). Dat feit zou meteen verklaren waarom zij inkomsten genoot in de omgeving van Leuven.
Na haar professie werd zuster Bernarda belast met de taak van bursaria of helpster van de cellaria (‘kellenares’), de moniaal die het hele bedrijfsleven van het klooster beheerde. Negentien jaar vervulde ze die functie, totdat ze in 1730 tot abdis werd gekozen, in opvol- | |
[pagina 271]
| |
ging van Constantia de Millet, uit Diest, die op 4 juli van dat jaar was overledenGa naar voetnoot(8). Zuster Bernarda le Comte ontving op 3 augustus 1730 haar patentbrieven en werd op 12 september als achtendertigjarige abdis van het klooster Mariënrode geïnstalleerd. Tijdens haar ambtsperiode werd in de abdij een bakkerij met twee ovens gebouwd (1732) en het kerkinterieur van nieuwe kunstwerken voorzien (1733). Abdis Bernarda le Comte overleed op 27 januari 1735 en werd voor het hoofdaltaar in de kloosterkerk begravenGa naar voetnoot(9).
Op het binnenplein van het kasteel van Kortenbos (Sint-Truiden), het voormalig rectoraat van de premonstratenzers van Averbode, die er de mariale bedevaartplaats bedienden, troffen we toevallig haar grafsteen aan, die heel wat inlichtingen over het verblijf van zuster Bernarda le Comte in de abdij Mariënrode verschaftGa naar voetnoot(10). De grafsteen, uitgevoerd in wit marmer, is aan de muur van een der dienstgebouwen vastgehecht. Hij heeft een vierkantige vorm (86 × 86 cm), maar werd ruitvormig gebruikt. De benedenpunt is beschadigd, zodat een deel van het opschrift ontbreekt. In de top prijkt haar wapenschild, bekroond met staf en priaalGa naar voetnoot(11), met de leuze Fortiter et candide (sterk en oprecht). Haar blazoen bestond uit drie zilveren rozen op een veld van lazuur met strepen in de vorm van een passer. Het opschrift van de grafsteen is duidelijk leesbaar:
D.O.M. / Hic Requiescit A Laboribus suis Venerabilis Admodum Ac Prenobilis Domina / Domina Bernarda Le Comte Huius Monasterij Abbatissa 38 / oriunda Brugis 10 junij 1688, que Bursarie munere 19 Annis / Candide Funda, ad Abbatiale Fastigium Evecta 12 Septembris 1730, Candide prefuit, et Fortiter profuit, Ac fundato / Anniversario perpetuo Fortiter et Candide, uti / vixerat pie Devixit die 27 mensis jan. / Anno 1735, Etatis 47, Professionis 26, Abbatialis Regiminis Anno... / Viato...
(Vertaling: Aan de voortreffelijkste en grootste God (toegewijd). Hier rust uit van haar werken, de zeer eerbiedwaardige en edele vrouw, vrouwe Bernarda Le Comte, 38ste abdis van dit klooster, geboren te Brugge op 10 juni 1688, die 19 jaar rechtschapen de taak | |
[pagina 272]
| |
van bursaria vervulde. Tot de abtelijke waardigheid verheven op 12 september 1730, gaf ze oprecht leiding en was ze sterk in het zich nuttig maken. Na de stichting van een eeuwigdurend jaargetijde is ze sterk en zuiver, zoals ze geleefd had, overleden op de 27ste dag van de maand januari in het jaar 1735, op 47-jarige ouderdom, in het 26ste jaar van de professie en het [5de] jaar van het abtelijk bestuur).
Na de opheffing van de abdij (2 maart 1797) werden de conventsgebouwen en de kerk geslooptGa naar voetnoot(12). Over de aanvankelijke lotgeval len van de grafsteen van abdis Bernarda le Comte, na het afbreken van de abdijkerk, hebben wij geen inlichtingen. Mogelijk bleef hij ter plaatse bewaard totdat Henri Jozef Thyssen (1886-1974), hoogleraar aan de universiteit van Luik en bewoner van het kasteel van Kortenbos, hem in zijn bezit kreeg. H.J. Thyssen was een kunstliefhebber, die veel belangstelling toonde voor stenen beelden en monumenten, waarmee hij het binnenplein van zijn kasteel opsmukteGa naar voetnoot(13). Ook de grafsteen van abdis Bernarda le Comte kreeg daar dus een plaats.
J. Gerits | |
BijlageTestament van Anna Catharina le Comte, opgemaakt op 11 juni 1711, in het vooruitzicht van haar kloostergeloften in de abdij Mariënrode te Rotem-Halen (11 juni 1710) | |
[pagina 273]
| |
christelijcke begravinge naer ghebiet van onse moeder de heijlighe kercke. Ende komende tot voordere dispositie van haere tijdelijcke middelen, laet ende maeckt allen de selue soo van haer heer vaders ende moeders weghen gekomen ende oock de gene ghekomen vuijt eenighen anderen hooffden, geen ghereserveert waer ende tot wat plaetsen die gheleghen sijn, t'sij goederen oft renten, aen haer moederlijcken oom, den Eerw. Heere Francois Brouckman, canoninck ende groot vicarius vande cathedrale kercke tot Brugge, den seluen nominerende ende instituerende bij ende midts desen in allen de selue, haeren universelen ende rechten erffgenaem met vollen recht van institutie ende dat opden last van de testatrice te becostighen in alles om te komen tot haere aenstaende professinghe ende op voorder reserffue ende conditien, dat haer vaderlijcke revenuen ende waer aff niet voorder met dese en sai gesproecken worden, naer doodt vanden Eerw. Heere Canoninck; sal aenkomen haere broeders ende susters ende bij afflijvighheijdt van eenighe, hunnen kinderen, bij representatie staeckx geweijse, onder conditie oock dat den voornoomden Eerw. Heere Canoninck, haeren oom, gehouden sal zijn aen de testatrice haer leuen durende te betaelen eene rente van sessendertigh guldens jaerlijckx tot haere noodigheden te beginnen d'eerste betaelinghe ten daeghe naer haere professinghe ende soo voorts te continueren van jaere te jaere, reserverende deselue rente op allen ende ieghelijcke haere naer te laeten goederen ende renten ende bouen dijen soo verre de voornoomde joefffouwe testatrice compt te ouerleuen den voorn. Eerw. heere Canoninck, haeren oom, soo reserveert sij alnoch op haere moederlijcke goederen naer doodt vanden seluen heere Canoninck, haeren oom, eene voordere jaerlijckxe rente van achtenviertigh guldens jaerlijckx tot ghebruijck van haere noodigheden altijt te appliceren met consent van haere ouersten, welcke leste rente sal cours nemen ten sterffdaghe van haeren voorschreuen heer oom, soo verre sij langer compt te leuen ende bij afflijvigheijt van haer, testatrice, soo sullen beijde dese renten komen te cesseren. | |
[pagina 274]
| |
soude connen oft moghen subsisteren, niettegenstaende eenighe solemitijten bij de rechten gerequireert daerinne waeren geomitteert, renuntierende ende deroguerende midts desen oock aen allen ordonnantie, costuijmen ende landtrechten desen eenighsints contrarierende. (Hasselt, Rijksarchief, Fonds Abdij van Rotem te Halen, nr. 20) |
|