| |
| |
| |
De civiele sententies als taalbron II
1448-1456
Van eenen ghetide 22 juli 1449 (fol. 100)
Omdat Paesscharis vand(er) Wieghe eeneghe scade hadde, t(er) cause(n) van eenen ghetide, twelke Margriete Rombout of ghewonnen hadde te wette over xvj. scilden, die Lauwers vande Wale haer sculdich was, alzo zoe zeide, en(de) twelk zoe ghegheven hadde in hande(n) van Wille(m)me [Vredelant], den verlichte(r) omme dat te verlichte(ne) up borchtucht van de(n) zelve(n) Passcharis van weder leverne, omwille dus van al het voorgaande staat de rae(m)scheer(dere) Jan Wante borg voor xiiij sc. gr. over genoemde Margriete, ten aanzien van Vander Wieghe.
Een onduidelijk verhaal. De miniaturist-boekhandelaar ziet zich een getijdenboek ontnomen worden én toevertrouwd als werk aan wellicht Willem Vrelant - men situeert die echter pas tussen 1451 en 1454 als gevestigd te Brugge, voorheen te Utrecht - die moet beloven het afgewerkt product terug te bezorgen aan Vander Wieghe. We weten natuurlijk niet wie Lauwers vande Wale is.
| |
Te Tooghe hanghen 7 aug. 1449 (fol. 101)
Jan Rape, de sceppe(re) wordt ghewijst, veroordeeld, tot een boete van 4£ par. Omme dat hij te diversschen stonden in zijn huus te tooghe ghehanghen hadde te zulk(er) plaetsen, datment zien mochte vander straeten, viij paer coussen.
| |
Warande 29 nov. 1449 (fol. 121)
Wanneer de aeldinghers, erfgenamen, van proost Riquaert vande Capelle gifte doen van een vrijen weghe met steenine poorte en onbehuusde, ijdele, hofstede, ghevoucht an thuus vande proostie, daer hi Riquaert in woonde, naest den vivere vanden cloostre vanden eekhoute, int melcwietstraetkin, aan Symoen de Beaucamp - de aeldinghers waren Maertine vande Cappelle en Ghildolf en Boudine vander Gracht, beslissen schepenen spijts het feit dat de eigenaars van gheenen warande ghehouden wesen en zouden dat die doorgang eeuwelike tallen daghe te ghebrukene zal blijven door de proost Woutren vander Mander, van de Lieve-Vrouwekerk in 1449.
| |
Bier binnen houden 30 sept. 1452 (fol. 303v)
Zo wanneer ter Sluus niet bier en ware, of dat bi stoorme of bi dooden stroome te Brugghe gheen bier co(m)men en mochte, dat Michiel van Zineghem (bierpachter) danne moghende ware up te houdene van eenich bier meer ute te scrivene, ende al tbier binnen te houdene ter orbore ende profite vanden inwonenden vander zelver stede.
| |
| |
| |
Jeghen de hoocheit ende heerlichede van onzen heere 19 febr. 1453 (fol. 315)
Jan Weijtins, f. Gheeraerds, heift belooft in den handen vande(n) borchmeestr(e) vande(n) courpse, up tverband van zine(n) live en(de) al zine(n) goede, bi alzo dat bevonde(n) worde dat hi ijet ghedaen heift jeghen de hoocheit en(de) h(ee)rlichede van onze(n) gheduchte(n) hee(re), dat te beterne ter ordonnantie van mine(n) hee(re) vande(r) Gruuthuse, capiteijn van Brugghe. En(de) up dat ontslouch de bailliu vanden Houtsche(n) zeke(ren) arreeste ghedaen up de goedinghe, toebehoorende den voors(eijde) Ja(n)ne Weijtins.
Het Houtse is Loppem. Lodewijk, heer van Gruuthuse, was toen net een jaar gouverneur van Brugge benoemd door Filips de Goede.
| |
Rozinen ontladen in compscepen 7 maart 1453 (fol. 317v)
Francois Pimpinelle en(de) Saldome Ferier hebben ghebeden o(m)me dat scip, daer haerl(ieder) goed in ghelade(n) es, nu ligghende voor Blankeberghe, niet moghelic en es te co(m)mene in tZwin t(er) Sluus het en zij vii of viij daghen, ghemerct dat zom bedervelic goed es, te wetene rozine(n), dat der wet ghelieve(n) wille te consenterene dat tgoed d(aer) mochte ontladen wesen in compscepe en(de) met waghene(n) ghebrocht te zine ter rechten stapele te Brugghe, in der zelve(r) manieren alsof tzelve scip laghe int Zwin ter Sluus. Twelcke heml(ieden) gheconsenteirt was.
In compscepe, cf. contscepe: na melding.
| |
Saresinoyswevers 13 maart 1453 (fol. 318)
Bij een geding tegen Janne Muelenijzere en Lodewijc de Clerc die lininwerc weefden, wat voorbehouden was aan de tijc- of lininwevers, wordt duidelijk gezegd dat de lisecleetwevers of sararsinoyswevers, - werker, haute lisse-wevers, met anderen engienen ende instrumenten weven, gezien de grondstof wol is, dan de tijcwevers die met vlas werken. Schepenen beslissen dat beide wevers zoiets mogen ‘zoze bevrijet zijn in beede de voors(eide) ambochten’. Ze mogen wel ‘nu vulwerken twerc dat zij up haer ghetauwen hebben, zonder eenich nieu weder te beghi(n)nene zonder de vrijede vande(n) tijcwevers te hebbene’.
Sarasinoyswevers als synoniem voor lisecleetwever, bekend vanaf 1281-1282, sarasinoyswerker, 1404-1405: G. Delmarcel: Het Vlaams wandtapijt van de 15de tot de 18de eeuw, Lannoo 1999, p. 27; Brugge en de tapijtkunst, 1987, p. 29.
| |
| |
| |
Als de vaten upghewonden ziin 13 mei 1453 (fol. 323v)
Bij een klacht tegen de scrooders vanwege scade ghedaen zijnde in een vat olijen, twelke de voors(eide) scrooders ter crane upghewonden hadden, zegghende dat een menichte van olije uten voors(eiden) vaten, ligghende upte plaetse vand(er) crane, ute ghelect hadde, antwoorden de scrooders: stappans als de vaten upghewonde(n) ziin, en(de) upte plaetse vand(er) crane gheleit, zo ziin zij ter bewaernesse vande(n) coopman diense toebehoort, dewelke d(aer)bi pleicht te hebbene zine(n) cupe diese bewaert en(de) voort bestiert.
Upghewonden: verplaatst; bewaernesse: verantwoordelijkheid; bewaert ende bestiert: zelf ervoor zorgt dat ze veilig zijn; cupe:?
| |
Biteeken 6 juni 1453 (fol. 326)
Bij het overlijden van zijn vader neemt Anthonis de Wilde, fs. Jans, als mutsereeder het marc van zijn vader over, nadat zijn moeder dit te vooren overbrocht hadde, ingeleverd had, en een ander marc anname. De vors(eide) weduwe (Margriete) d(aer)up zegghende dat zoe tvors(eide) marc sculdich was te behoudene alzo langhe als zoe bleve onghehuwet, en(de) dat alzo in de verdeelinghe besproken hadde gheziin. Schepenen belissen dat Anthonis ‘sculdich word bi zine(n) m(ar)ke an ziin werc een biteeken te stellene’ tot de zaak ten gronde is behandeld.
| |
Boukerie houten 27 nov. 1454 (fol. 56v)
Jan Rasschaert die daghelix cochte ende vercochte scuppen ende spadehouten, stelen, ghemaect van boukeriehouten, beukenhout, die hij daghelix cochte in terraetse of elders, overschot van dak- of terrashout, wordt door deken en vinders vanden ambochte vanden boghemakers voor schepenen gedaagd. Zijn verweer dat dit poorters neeringhe, het recht van poorters is, en dat zijne voorders, voorgangers, dit van oude tijden gedaan hadden, vindt goedkeuring voor de rechtbank, 27 nov. 1454.
| |
Pistavernier 3 dec. 1454 (fol. 57v)
Precies eenzelfde goedkeuring krijgt Arnoude de Voghele, den brauwere, die door de eed vanden wevers gedagvaard wordt mids dat hij tapte ende bier ute gaf bij stoopen, vierendeelen ende pinten, en hierdoor gherekent te zijne pistavernier. Niets van, verdedigt zich de Voghele: want hij een brauwer was, ende en vercochte gheen bier dan zulc als hij zelve brieu, ende en hilt ooc gheene zitters of drinkers binnen zijnen huse. Een excellente bepaling van pis-tavernier.
| |
| |
| |
Van hare kindsbedde te vernoughene 13 dec. 1454 (fol. 58)
Wanneer Janekijne vanden Clite bevallen is van een dochter Grietkin, en Jacob vander Boghartstrate, de natuurlijke vader, plots overlijdt, horen de voogden van diens kinderen zich sculdich noemen tvorseide kind te anvaerdene, ende der vorseide Janekijne van hare vorseide kindsbedde te vernoughene, te honoreren, nadat schepenen ‘de capellaen die den vor seiden Jacop in zijn uterste ghevisiteirt hadde, ende zijne kennesse vander vorseide kinde ghehoort hadde; ende ooc de vroedevrauwe, die ter aer beijde vander vorseide kinde was. Het ging dus niet om een biecht- en kraamgeheim.
| |
Cordelier bedeghen zijn, 1438 28 juni 1455 (fol. 88)
Joncvrauwe Baerbele, Jan Galieris dochtere, die ghetrauwet hadde Aernoud van Maerc, dewelcke Aernoud over xvij jaer ende meer bedeghen es cordelier ende profes inde oordene van sinte francois int convent van Ghend, bij haeren consente, ghedaen heift mag op 28 juni 1455 van den ghemeene college van scepenen te Brugge aenvaerden up haer zelver alzulcke verstervenesse als haer van harer zijde versterven zullen moghen, ende daerof verdeelen ende quitancie gheven, zonder procuracie of macht van vorseiden Aernoud, mids dat hij profes inde vorseide oordene ghedaen hadde (het klooster dateert 1226-27 op de Sint-Niklaasparochie).
Baerbele Galieris, wiens man franciscaan werd te Gent, ca. 1438, met haar toestemming, mag vrij, zonder toestemming van haar man, erfrecht opnemen en dit bedelen naar eigen voorkeur.
Bedeghen zijn: bedient worden, verstervenesse: erfrecht, geld of goed dat geërfd wordt.
| |
Bresilhoute 19 juni 1455 (fol. 87v)
Wanneer Marin Dandulo aan Willem de Keersemaker een stuk hout verkocht als bresilhout, en deken en gezworenen van de cruuthalle te Brugge zeggen dat laquelle piece point n'a esté trouvée estre bresil moet Marin ladite piece montée en argent, terugnemen tegen de prijs die hij ervoor bedongen had, 19 juni 1455.
Bresilhout werd gebruikt als rode verfstof. Hier blijkbaar alleen als sieraad?
| |
De peregrinaige mei 1455 (fol. 84)
die Jan Peije in 1455 onderneemt naar ste Jacops van compostele, namens Janne Haerbrecht, den brauwer, hadde hij begonnen, maer was onderweghe ghestorven. Toch wordt Haerbrecht veroordeeld het restant van de 3 lb. gr. aan de nabestaanden van Jan Peije uit te betalen.
| |
| |
| |
Een foute gevangenname tijdens de Brugse foire, 1455 15 juni-13 nov. 1455 (fol. 88, 107v)
Jehan de Siville liet in de carraque van Silvester Polo uit Venetië volgende goederen opladen, sans ce que aucuns cathelans y avoient aucune part ou portion, assavoir:
xxvj baies de rijs, xxxv baies d'amande, xij baies de dactils, xv jarnes de orchele, trois jarnes duille, et une casse de confection, signes de ceste sa marque y+.
Vanwege de oorlog tussen Catalanen en Genua, en de vriendschap Genua-Venetië wordt deze lading op zee gekaapt door Genuezen, van wie Jehan de Siville stellig beweert dat Julian Imperial de Jennes de leiding had. Die wordt op de jaarmarkt te Brugge opgepakt als ‘coulpable et ung des principaux de la prinse’. Waarop hij, wegens la franchise de la foire de Bruges, weigert op de beschuldiging te antwoorden. Hij wordt daartoe verplicht op 15 juni 1455 door de volledige kamer van schepenen, doch op 13 nov. 1455 geheel buiten verdenking gesteld.
Amandes: amandelen, dactils: dadels, orchele: orge, gerst?, confection: farmacie.
| |
Eene tafle van eenen outare te Westcapelle 3 okt. 1455 (fol. 104v)
Aernoud van Oppenbrouc en Jan de Monic, scilders, verbinden zich vóór schepen van Brugge ‘te vuldoene ende vul te makene eene tafle van eenen outare, die zij van hemlieden (kercmeesters van Westcapelle) ghenomen hebben te makene, omme die al vulmaect te leverne te kersmesse naestcommende of daer vooren; ende zekere andere parcheelen van inghelen, ende andere werke, daeraf tusschen hemlieden voorwaerde es ter lichtmesse naestcommende. De datum wordt Sinxen 1456 voor de vier inghelen en de rest tussen 10 maart en 24 juni (fol. 118).
vulmaken: voltooien; tafle: altaartafel; ghenomen hebben: aangenomen hebben; parcheel: fragment; voorwaerde es: overeenkomst gesloten is.
| |
Netten ende staken inde zee 20 sept. 1455 (fol. 105)
Op 20 sept. 1455 besliste het stadsbestuur van Brugge al dat de buerdenaers (vrachtdragers van vis) die den visch ter zee coopen, gehouden zijn den zeeman of hare weerde (vertegenwoordigers) te betalen binnen de viij daghe. Op 30 sept. dan, omme den oorbore ende nutscip vander neeringhe vanden visschers, ende vanden plaetsen daer men de visch vercoopt, beslist men dat ‘van nu voordan gheoorloft es denghenen die ghewone zijn te visschene met netten ende staken inde zee: te beghinnene sinte baerthelmeusdaghe (24 aug.) in ougstmaend gheduerende tot belokene midwintere (25 dec.) ende niet eer noch niet langher in elc jaer, wel verstaende dat elc zulc visschere zinen visch te lande bringhe eer die ghecorrumpeirt zij, ende emmer dat niemen zulken visch langher int watre en houde dan twee ghetide’.
| |
| |
| |
Taillesnider 25 febr. 1455 (fol. 66)
Op 25 febr. 1455 verclaerst ende wijst den ghemeenen college van scepenen te Brugge dat deken ende ghezwoorne vanden corduwaniers sculdich zijn 't ontfanghene Boudin den Vrijen, zwarte ledertauwer, in haerlieder ambocht omme taillesnider (leestsnijder) te zijne, al eist dat hij 't ambocht vanden corduwaniers niet doen en can metter hand, ende dit mids dat de vorseide Boudin 'tvorseide ambocht vanden corduwaniers gheleert hadde naer der kuere vanden zelven ambochte. Ende dat upten tijt van nu niet meer zwarte ledertauwers en zijn naer den ordonnancien daerup ghemaect, noch ooc gheen taillesniders kind, die taellesniders wesen wilden of mochten; ende datter ooc taellesniders ghebraken naer den ghetale biden vorseide ordonnancie verclaerst; niet jeghenstaende tgoend datter die vorseide cordewaniers jeghen zeiden.
| |
Verscheeden van tafle ende van bedde 4 febr. 1455 (fol. 62v-63)
Wanneer Jan vander Beke, vaerwer en Quintine, filia Johannes Hamers, svorseids Jans vander Beke wijf, door den gheestelicken hove van Doornike verscheeden zijn van tafle ende van bedde, 4 febr. 1455, mag zij hebben ende behouden de bladinghen, baten ende proffijten die jaerlix commen ende vallen zullen vander rechter helftscheede vanden huusinghen met haren toebehoorten, gheheeten de greijnschuere (grein van rode verf; bladinghe: vruchtgebruik); moet hij in ghereede penninghen de somme van 30 lb. gr. uplegghen ende betalen, 20 lb. stappans, de 10 overige zal Loije de Bedelaere, die de greinschuur bewoonde en instond voor het onderhoud ervan, distribueren ten oorbore ende proffijte vander voorseide Quintine, omme haer daermede te cleedene ende te ghereedene ende anderssins, so het van noode es ende wesen sal. Al zo langhe als zij verscheeden bleven of beede leven zullen zal Jan vander Beke bovendien haar jaarlijks 20 sc. gr. bezorgen.
| |
Metten boghe ghewrocht 26 juni 1455 (fol. 86v)
Op aangeven van de wulleslaers, wolkaarders, worden te Brugge de culct- en porpointstickers, deken- en wambuismakers voor schepenen gedaagd dat zij wulle ende contoen met ijsine caerden bereet ende ghewrocht hadden, twelke zij niet doen en mochten bijder cuere. Hierop replikeerden zij dat al de voorseide wulle, die zij met caerden alzo bereeden, eerst bij den wulleslaers metten boghe ghewrocht was, ook die van buten inquam. Waarop schepenen stellen dat alle wol in Brugge moet ghewrocht zijn.
A. Dewitte
|
|