Biekorf. Jaargang 101
(2001)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
Wie was die Parmentier?We zijn thuis met zijn elven in Sint-Andries geboren. Al in 1922 zijn we in Langemark komen wonen in de Korte Eeckhoutmolenstraat. We waren nog met tienen. Thuis spraken we Sint-Andries en op school viel dat op. We zeiden: Wadde? en de Langemarknaars zeggen Wuk?. Ons dialect evolueerde natuurlijk, maar thuis bleven er veel woorden in gebruik die ze in Langemark niet kenden. Een mand met twee oren noemden we een bagge en een kleine met één oor een stutemande. In het Langemarks heette die een kansel. Wat bij de buren frut was, heette bij ons krotte. De landlopers die bij ons een nachtje in de schuur wilden slapen moesten hun identiteitskaart en hun sulfers op de vrieze (de schouw) leggen. 's Avonds moest ik de venteneelen (luiken) dichtdoen. Moeder maakte op zondag Spaansche pap of poddienck. Een bepaalde soort saus heette kaantjessaus en koteletten waren kermenaoten. We noemden onze biggen vikkens. Zwarte aalbessen waren plamen (in Langemark paters) en chocolade was sukla. Die lag in de splende (etenskastje). We zeiden soms Per omnia sukula sukuloroem en de klokken luidden Biem Boem Bam, Oostkamp brandt, maar ik weet nog niet waarom. Sinsalvaoters de Brugse kathedraal werd ook soms lachend Sissen van vaoders genoemd. Wij hadden een drietand en de Langemarkenaars een vierhaak. Erpelgroeze (aardappelloof), hammes (hakmes) waren ook eigen woorden. 's Avonds moest ik stoofhout halen en doofkolen (houtkolen) (In Langemark bakkerskolen) uit de lauwer, een grote ketel die daar bij de oven dienst deed als doofpot in de oorspronkelijke zin van het woord.
Mijn broers moesten geregeld een voer koeibeten klaaien in het tetekot. Wuppen noemden ze dat in Langemark, klaaien kende ze niet. 's Avonds speelden we soms kaart. En als het piekezot jagen was of broek van 't gat, dan moest de verliezer of die broek van 't gat was, een straf ondergaan. Hij moest zijn hoofd op tafel op zijn armen leggen. Dan zochten we een tiene, een zot, een vrouwe, een heere en een aas uit en dan begon het. Bij de tiene nepen we het slachtoffer in zijn arm en riepen lang gerekt niepetientje. Bij de zot gaven de andere drie een slag op zijn rug en zeiden pafzot. Bij de vrouw trokken we aan zijn haar en zeiden 't vrouwtje spint zijn haar, trek hem/haar bij zijn haar (keurig uitgesproken). Bij de aas trommelden we den verliezer op de rug op het ritme van het volgende versje: Kneukel den kneukel de Parmentier
Met z'n pupe in de moend
Vul peerdestroent
Van hier toet an Sysseele
| |
[pagina 62]
| |
Dat gebeurde dus met alle de vermelde kaarten die we afnemen. De laatste kaart moest altijd een heere zijn en dan streelden we de verliezer over de rug en zeiden geneesheere.
Mijn vraag is nu: Wie was die Parmentier? Ik vermoed dat het een kleermaker was want het Middelnederlands woord parmentier betekent kleermaker. En dat kneukel de kneukel doet denken aan de naaiende kleermaker die zijn kneukels uitsteekt. Ik ben ook erg benieuwd of dat spelletje ook bij anderen bekend is en waar het vandaan komt. Misschien uit een oude Snoeks Almanak.
Mijn vader kon goed vertellen over Jan Vulmoed, die de keizer gediend had voor een kant brood en zeven batsen. Vader vroeg zelf wat die batsen wel konden zijn. Ik heb pas veel later kunnen achterhalen dat het een Oostenrijkse munt wasGa naar voetnoot(1). Jan Vulmoed kon zo ook de duvel vangen met z'n één twee drie in in 'n ransel. Hij ging ermee naar de smid en die sloeg hem zo plat als een zestje. Ik dacht dat vader een centje bedoelde, maar nee, een zestje heeft ook bestaan als muntGa naar voetnoot(2).
Toen ik eens naar de bibliotheek ging, zei vader: ‘je moet het boek vragen Fortunatus beurze. Dat is het mooiste boek van de wereld’. Maar de zuster in de bibliotheek zei: ‘Dat bestaat niet’. Later, toen vader al gestorven was, heb ik het boek ontdekt, een van de Vlaamse volksboeken, uitgegeven bij Beckers in Antwerpen. Ik koester het als een schat. Het heet ‘Fortunatus' beurs en wenshoedje’ (1982).
C. Moeyaert, Sint-Jan-ter-Biezen |
|