[p. 37] | |
De civiele sententies als taalbron, 1439-1448Het is natuurlijk aangewezen dat de rechtsspraak middels een verouderd taalgebruik, afhankelijk van het gewoonterecht, m.n. de ambachtskeuren, de vrijheden van de kooplieden e.d.m., precies bron wordt voor voorbij taalgebruik. In die zin zijn de Civiele Sententies op het Brugse Stadsarchief (nr. 157) schitterend van woordgebruik, zonder dat de datum ervan relevant is voor een toen nog gangbaar Nederlands. Meteen bieden ze een zo getrouw beeld van het doordeweekse leven dat geschiedschrijving er niet aan kan voorbijgaan. We geven een paar heel diverse voorbeelden.
Thomaes Stevinszuene, Inghelsman, dewelke hier ghehecht ende ghevanghen ghezijn hadde... van dat hi van zekeren zacken inghelscher wullen uteghesneden hadde eene l(ett)re vander. D. diere upstond, ende ande(re)n tasseelen ghenaeijt up de gaten, ende daerup ghemaect eene L. te zinen proffite ende in bedrieghe vanden coopers, mids dat de .L. meer begheert es dan de D. (14 maart 144(8), fol. 35): Tasseel: vierkant versiersel; een ander Engels Yorcxwoutsmerk, fol. 86v; andere uitgetekende tasseelen: fol. 126v, 147v, 303, 309v.
Duitse kooplieden mogen niet worden voorgeleid voor civiele zaken ende zaken daer noch lijf noch let an cleift (fol. 56v). Joncvrauwe Belye verklaart voor scepenen, zittende ten berechte van partien, dat zij noijt hallinc noch penninc en ontfinc (fol. 60v, 1448). Twee maal paarwoorden dus. In 1435 wordt arreest in twater ghedaen up tscip ende vrecht van Aaron Sibo ende Paris de Mar. ligghende in tZwin door den bailliu(1) vanden watre (fol. 92) terwijl galées, galeien van Catalonië en Firenze balengier (balenier) uit Saint-Vincent en Espaigne, uit Bermeo in Biscaye, craken (caraques) van Genua, hulke van Arnemuiden, een buusse van Blankenberge (fol. 20, 47v, 51, 45v, 70) de waterwegen naar Brugge bevolken. Een galeidere (fol. 73) is de stuurman, meester, scipman, patron, maistre, en niet een roeier, 1449.
Thomaes Janszuene, coopman van Ingheland, ende Lieven Taerwin, scipman ende poorter van Brugghe, van alzulken meslose als bi heml(ieden) ghedaen was jeghen den staple van Brugghe.... dat de vors(eide) Thomaes onnoselike quam an tvors(eide) meslos (misdrijf): vlees uit Engeland dat te Brugge niet verkocht geraakte, weder van Brugghe onvercocht dede voeren ter Sluus omme te vercopene, ende die den vors(eiden) Lievene vercocht ware... (fol. 15) Het kost Lieven 4 + 2£ par. boete. | |
[p. 38] | |
Janne de Gaend geraakt in de herberg Taertevelde paert ende haernasch kwijt. Jan Hughenis die borg staat voor Janne vanden Zande, de herbergier wordt veroordeeld tot het betalen van 4 pond gr. halende zijn acquyt anden vors(eiden) Jannen vanden Zande als principael (fol. 67, 15 nov. 1448). Wanneer Jooris Weits, den maetsenare, die eenen zwine ghecocht hadde ter beestemaert ende ghedaen besien (door scildrake ende ghezwoorenen vanden vleesambochte)... ende twelke zwijn ute ghegheven was als gans zijnde biden bezienre ende alst ghesleghen was wordt bevonden ongans. Wanneer Weits zijn geld terugvordert blijkt dat tvors(eide) zwijn bezien was upte tonghe, ende aldaer ghevonden ghezond ende gans; daermede es tvoors(eide) ambocht ontsleghen. Bovendien had het ambacht na het slaan de tong gezien, ende die in sticx ghesneden, ende ooc wel ghevisiteirt ende beziene... ende in niet connen bevijnden eenich teeken van ongansheden. Het hof beveelt het ambacht aanbetaling van zowel de aankoop van het varken, de kosten van het bezien, van siane ende van stroo, en daar bovenop van ontbiede ghelde (gerechtskosten) (fol. 67, 1448).
In een geschil tussen de gezworen meters van Sluis en Damme-Monikkenrede-Hoeke, 29 nov. 1448 (fol. 168-169), is sprake vanden metene vanden vraet zoute, van alden vraet zoute (voorraad, volume zout), dat zij, den zoutzieders vander Sluus, meten zullen. Jan Boudin Luux uit Blankenberge die vercocht hadde zeezoud, zonder daerof thebbene ghebrocht suffisante letteren van certificacie van scepenen vander Mude, wordt beboet met een cuerboete van xx £ par. Terwijl up een ander cuerghedinghedach Jacob Boudin Luux bedraghen hadde gheweist datmen uter buusse, daer de vors(eide) Jacop stierman af was, gheworpen hadde int Zwin vullichede ende zijnkende mesch. Het kost hem 6£ par. Als poorters van Blankenberge iets misdoen in Mude mogen die ter Muden ansprekene, ende vanghen, ende corrigieren (fol. 70).
Een geschil tussen de gezworenen vander meede en de vaerwers te Brugge levert een technisch interessant onderscheid tussen de aanmaak van mede in Vlaanderen en in Zeeland:
Upte calaigne die de ghezwoorne vand(er) meede ghedaen hadden up zeker(e) vaerwers onder wien zij bevonden hadden zeker(e) balen meeden of muls, ghereed in Zeeland met daringhen, zegghende dat biden Xsten pointe van haerlieder cuere men gheene meede binnen der stede van Brugghe bringhen mach dan van ghereet binnen den lande van Vlaendren, ende die ghedroocht met houte of met colen... (fol. 56). | |
[p. 39] | |
Meede, waarvan de wortels rode, blauwe of groene verfstof aanmaken, werd dus gereed, bruikbaar gemaakt, via meestoven, die buiten de stadsvesten waren voorzien; om uitslaande brand(2) te voorkomen (Biekorf 91, 320) werkten die op hout en kolen, niet met turf zoals in Zeeland gebeurde, waardoor ook het Leids keurboek beveelt: so en selmen ghien voirwollen laken verwen met seeusche crapmede (MNW IV, 1246). Het gaat hier dus gewoon om een kwaliteitsbehoudende(3), niet een concurrentiële reden. De verwers verdedigen zich door te vertellen dat ze mul, meekrapbast, hadden geïmporteerd alleen om te verwerken, niet om te verkopen. Schepenen van Brugge besluiten wijselijk dat alles naar Zeeland terug moet, en verfijnen gewoon art. 10 van de keure als volgt:
Item dat niet en gheoorlooft yemene eenighe ghebaelde(4) meede of mul bind(er) stede van Brugghe te bringhene o(m)me te vercoopenen of te verwerkene, zij en zij ghereet binnen den lande van Vlaendren, ende ghedrooght met colen of met houte, upte boete van x £ par. Van elke bale. (Stadsarchief Brugge 157: Civiele Sententies, fol. 56, 28 aug. 1448).
Even tevoor was er ook heibel geweest om Lombaertscher weede, een blauwe verfstof, aangevoerd met eenre crake van Geneven. Ook toen was onderzocht of tvoorseide weed goed lombaertsch weed was, of ne was (fol. 51).
Een uitspraak van schepenen t.a.v. de gezworenen vanden ambacht vande meulnaers en den ghemeenen braeuwers, arsmuelne hebbende, 10 december 1448 (fol. 70v) - een arsmeulne is een rosmolen. - De keure van de molenaars wordt op volgend item geamendeerd: Item es wel gheoorlooft elken brauwere, poort(er) wesende binnen der stede, die eene arsmuelne heift of namaels hebben zal, hem zelver toebehooren(de), al ne es hi niet bevryet int vors(eide) ambocht, te malene met ziner vors(eide) arsmuelne, zijn moud ende vrancoorne (gerst?), maer niemenst anders, ende zond(er) dat te vercoopene of yemene te hand te laten, noch ook eenich ander graen daermede te malene, het ne ware bi node van wijndelooshede, of de wet bevo- | |
[p. 40] | |
le, upte boeten van x £ par. Dies zal elc brauwere aldus met ziner arsmuelne malende elx jaers gheven den vors(eide) ambochte telken sinte jansmesse 3£ par. Precies deze aanbetaling wordt gelijkelijk afgeschaft.
Tenslotte Buerghe, Loijs Coots wijf, beloofde dat zoe binnen eenen jaere naestco(m)mende in onzen Vrauwen kerken of up tkeerchof niet zitten zal ter bede of aldaer hooreest of parlement doen in eenighen manieren (fol. 3v, 3 okt. 1447). Zij zal dat niet meer bedelen, noch via commentaren drukte maken. (Vervolgt) A. Dewitte |
|