Datter gheen God en es, Brugge 1491Hannekin van Uphove, fs. Jans, de paerdeverhuere wordt op 14 maart 1491 (n.s.) veroordeeld up eenen waghen ghegheeselt tzijne en(de) met scerpen roeden te arre(n)gierne en(de) achter de stede te gheeselne. Dit laatste moet dan gebeuren op de burg vóór St.-Donaas, op de beurs en op de carmersbrug. Dat ghedaen ghestelt tzijne hooghe ende openbaerlic in de voors(eide) burch, met zijne title voor hem, ende boven desen met eenen ijsere duer zijne to(n)ghe ghesteken tzijne. Waarop hij 50 jaar uit Vlaanderen wordt gebannen. Zijn misdaad: omme dat hij gheconstumeirt es groote zware orrible ende blamelicke eeden te zweerene(1) als bijden bloede, bijden hoofde, bijden vijf wonden, bijder longhe, bijder pensen ende bijden daermen vanden almoghenden god. Hadde boven desen woensdaghe nacht g(eg)aen acht(er) der straten vander Rootstraten toten Oostproosschen, hooghe ende overluut gheblaphemeirt den almueghende glorieuse ghebenedide god, zegghende datter gheen god en es, ende esser een, hij en es niet rechtvaerdich. Want also langhe als hij gode g(he)weist heeft, zo en voeren wij noijnt wel. En(de) alzo als hij god wesen zal, zo en zoud(en) wij niet wel varen. Voorts dat hij wilde dat god gheberent, ghebraden ofte vermoort ware. Ende meer ghelijcke woorden in substancien (Stadsarchief Brugge, Civiele Sententies 1490-1492, fol. 36). Tot zijn eigen verbazing viel de 50 jaar verbanning weg. Hij hadde gracie van desen bannen ter blijder incomste van onze gheduchten heere ende prinche, smaendachs xx in maerte anno XCI, voor pasen. Volgens Het Boeck van al 't gene datter gheschiedt is binnen Brugghe (Ed. C. Carton, Gent 1859) gebeurde die intrede op 2 januari. De strafuitvoering op 14 maart is wel (gedeeltelijk) geacteerd, blz. 414-418 en 425. A. Dewitte |
|