Biekorf. Jaargang 101
(2001)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermdFranse kloosterzusters in Koolskamp en ArdooieIn zijn interessante bijdrage over de gevluchte Franse kloosterlingen in West-Vlaanderen eindigde K. Rotsaert met de bedenking ‘dat er nog heel wat opzoekingswerk voor de boeg ligt’Ga naar voetnoot(1). Hieronder willen we het weinige meedelen dat er bekend is over de Franse kloosterzusters in Koolskamp en in Ardooie.
Op 21 mei 1903 laat Soeur Marie-Joseph des Religieuses de la Ste. Enfance, rue Pasteur 60 à Lille (in opdracht van de algemene overste van die congregatie in Ste. Colombe-lez-Sens) aan de bisschop van Brugge weten dat zij in Koolskamp een huis gevonden heeft dat kan dienen als refuge. Kanunnik-secretaris De Schrevel antwoordt op 22 mei met een boze brief waarin hij de zusters verwijt eerst naar een verblijf te hebben uitgekeken en pas nadien autorisatie aan de bisschop te hebben gevraagd. Maar op 26 mei krijgen ze dan toch de toelating. De zusters woonden er toen al!
Een eerste spoor van die gevluchte Franse kloosterlingen in Koolskamp is te vinden in het bevolkingsregister van de gemeente uit 1900-1910. Op 3 juni 1903 namelijk werden in Koolskamp ingeschreven Delorme Marie-Léocadie-Ernestine (geb. in 1840 te Andéchy, dep. Somme), Gacher Marie (geb. in 1848 te Gelles, dep. | |
[pagina 25]
| |
Puy-des-Domes), Malaval Augustine (geb. in 1878 te Boy, dep. Lozère) en Lebert Louise (geb. in 1879 te Nemours, dep. Seine-et-Marne). Ze kwamen van Saint-Denis, een plaatsje enkele kilometers ten Noorden van Sens (dep. Yonne, bisdom Sens). Ze vestigden zich in een gewone burgerswoning te Koolskamp, Noordhoek, Mosselmarkt nr. 158. Zuster Delorme staat aangegeven als overste.
Deze Franse zusters hebben daar iets meer dan een jaar gewoond en zijn dan in september 1904 verhuisd naar Ardooie. Op 7 juli 1904 vraagt de vicaris-generaal van het aartsbisdom Sens aan bisschop Waffelaert of die Franse zusters uit Koolskamp een nieuw huis mogen kopen in Ardooie. In een brief van 11 juli 1904 laat de Brugse vicaris-generaal aan de overste van Koolskamp weten dat de bisschop akkoord gaat, maar dat ze onmiddellijk na het verwerven van het huis in Ardooie, dat in Koolskamp moeten verlaten. Het huis in Ardooie mag ook alleen een refuge zijn voor het geval dat het moederhuis in Frankrijk gesloten wordt. Het huis was gelegen in de Kaaistraat, sectie B, nr. 123, een grote woning of villa, eigendom van de familie Dochy. Dokter Jules Dochy was plots overleden te Brussel op 9 mei 1904 en de weduwe en de kinderen verhuisden naar Sint-Joost-ten-NoodeGa naar voetnoot(2). Het valt te noteren dat zuster Lebert niet naar Ardooie meekwam. De Franse zusters lieten zich maar weinig gelegen aan de wettelijke voorschriften inzake inschrijving in de bevolkingsboeken en de reglementering nopens domiciliëring. Het is dus best mogelijk dat zuster Lebert zonder aangifte te doen naar elders vertrokken is vanuit Koolskamp.
In Ardooie zou deze kleine zustergemeenschap blijven tot in 1919. Het Ardooise bevolkingsregister over de periode 1900-1910 geeft dus de namen op van de eerste drie Franse religieuzen. In het daaropvolgend register van 1910-1920 evenwel staan er, benevens de zusters die uit Koolskamp overkwamen, ook nog enkele andere Franse zusters die we niet vroeger in de gemeente aantroffen. Deze zijn dus gearriveerd tussen 1904 en 1910 zonder melding te maken van hun aankomst in Ardooie. Bij de tienjaarlijkse volkstelling van 1910 en de aanmaak van het register van 1910-1920 werden ze dan maar voor de eerste maal ingeschreven. Ze werden meer dan waarschijnlijk door de tellers aangetroffen in hun woning in de Kaaistraat en daarom onmiddellijk in 1910 ingeboekt.
Deze nieuw-ingeschrevenen waren Dubaille Robertine-Thérèse (geb. in 1866 te Malincourt, dep. du Nord), Lesrel Céleste (geb. in | |
[pagina 26]
| |
1869 te Saint-Waast-la-Vallée, dep. du Nord), Armantier Marie (geb. in 1893 te Balseige, dep. Lozère), Madec Gabrielle (geb. in 1892 te Tréhou, dep. Finistère) en Debille Léonie (geb. in 1876 te Fontainebleau, dep. Seine-et-Marne). Alles samen kunnen er dus in Ardooie 8 à 10 Franse kloosterlingen verbleven hebben. Zuster Marie Gacher kwam in 1904 wel vanuit Koolskamp naar Ardooie, maar blijkbaar was ze in 1910 niet meer ter plekke; ze was zonder bericht na te laten uit Ardooie vertrokken vóór 1910. Zij verwaarloosden dus zowel kennis te geven aan de overheden van hun aankomst als van hun vertrek uit de gemeente.
Bij Marie Armantier staat geschreven ‘proefkloosterlinge (novice)’ en bij Gabrielle Madec ‘postulante’. De anderen werden betiteld | |
[pagina 27]
| |
als ‘religieuse’. We zouden dus gaan denken dat ze in Ardooie hun noviciaat hadden ingericht.
De Franse zusters hadden weinig contact met de bevolking en leefden helemaal apart. In 1908 stierf hun overste zuster Delorme. Er was een dienst in de kerk en bidprentjes werden uitgedeeld (zie afb.). Als overste werd zij opgevolgd door zuster Robertine Dubaille, die pas voor het eerst verscheen in de bevolkingsregisters in 1910.
Waarschijnlijk hebben de zusters in hun woning te Ardooie een gebedsruimte of private kapel ingericht. Officieel waren zij zusters van de H. Kindsheid van Sens; vermoedelijk waren het eigenlijk franciscanessen.
Na de eerste wereldoorlog konden de Franse zusters terugkeren naar Frankrijk. Ze zijn op 2 mei 1919 weer vertrokken naar de streek van waaruit ze in 1903 gekomen waren, namelijk naar Sainte-Colombe-les-Sens. Eén zuster is achtergebleven; het was zuster Léonie Debille, die zwaar dement was en ondergebracht werd in het krankzinnigengesticht te Sint-Michiels (Brugge) bij de zusters van de Barmhartigheid Jesu, waar ze gestorven is op 18 april 1950.
Onmiddellijk nadat de Franse religieuzen hun klooster te Ardooie verlaten hadden, zijn er enkele zusters van Moorslede daar hun intrek gaan nemen. Deze zusters waren door de oorlog 1914-18 gevlucht naar Frankrijk en kwamen naar België terug. In afwachting dat hun klooster in Moorslede terug bewoonbaar was, namen ze tijdelijk hun intrek in Ardooie in de Kaaistraat. Nadien zijn de broeders Maristen van Pittem in dit grote huis gaan wonen. Inmiddels was deze eigendom aangekocht geworden door de vzw Dekanale Werken Roeselare, afd. Ardooie.
Zoals kan vastgesteld worden waren de Franse zusters afkomstig uit alle gewesten van Frankrijk, van Puy-des-Domes tot in het Noorden. Ze onderhielden weinig relaties met de bevolking en zelfs het Liber Memorialis van de pastoor bevat in 1904 alleen maar een laconieke vermelding over hun aankomstGa naar voetnoot(3). Wij zijn ervan overtuigd dat verder onderzoek naar vele van die Franse kloosterlingen niet gemakkelijk zal zijn. Bij ons vertikten ze het zelfs hun aankomst of hun vertrek aan het gemeentebestuur mee te delen.
Of ze in hun omgeving te Ardooie invloed hebben uitgeoefend valt te betwijfelen. Hun enige wens zal geweest zijn zo vlug mogelijk terug te keren naar hun vaderland. L. Van Acker |
|