Biekorf. Jaargang 98
(1998)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 346]
| |
Een Vlaamse pastoor en zijn familie in Amerika: Alfons Depoorter van Poeke (1872-1909)Op de oude grote hoeve Kerstenburg in Dentergem is er onlangs een pak brieven teruggevonden die daar door de vroegere bewoners, de familie Coucke, zorgvuldig bewaard waren, maar bij een latere verhuis (bij vergetelheid?) achtergelaten werdenGa naar voetnoot(1).
Op deze hoeve woonde sinds 1888 Gustaaf Coucke, een vooraanstaand landbouwerGa naar voetnoot(2). Gustaaf Coucke (Markegem 1864-Wakken 1954) was een gestudeerd iemand. Op zijn hoeve in Dentergem was het dat de bekende priester-archeoloog Juliaan Claerhout in 1899 op zijn aanwijzingen het Dentergemse ‘paaldorp’ ontdekte en opgroefGa naar voetnoot(3). Coucke verzamelde blijkbaar alles wat in de toekomst historisch aan belangrijkheid kon winnen. Vooral het verleden van zijn streek hield zijn aandacht gaandeGa naar voetnoot(4).
Hij had een zoon, missionaris van Scheut in China, pater Paul CouckeGa naar voetnoot(5). De correspondentie van zijn zoon vanuit China naar zijn ouders in Dentergem is eveneens verzeild geraakt in de bundel brieven die nu ‘herontdekt’ werden. Deze briefwisseling, een enig getuigenis van de Vlaamse missiearbeid in China en Mongolië, werd onlangs gedeponeerd in het archief van de paters van Scheut. | |
[pagina 347]
| |
Bij deze brieven stak o.m. ook een brief uit 1913 van een uitgeweken landbouwer naar Amerika, gericht aan ‘G. Coucke, burgemeester van Denterghem’, want Gustaaf Coucke doorliep nog een hele carrière in de politiek. In Dentergem was hij er ruim 50 jaar actief (1896-1947), en van 1907 tot 1921 was hij zelfs burgemeester van zijn gemeente. In 1918 werd hij door de Duitsers tijdelijk afgezet. Zijn politieke tribulaties in het toentertijdse politiek roerige en onrustige Dentergem vormen een apart hoofdstuk met vele ups en downsGa naar voetnoot(6). Gustaaf Coucke genoot ook waardering buiten Dentergem. Van 1929 tot 1946 was hij provincieraadslidGa naar voetnoot(7) en in het landbouwmilieu van zijn streek was hij een gezagvolle figuur. Na 1918 was hij een tijdlang Koninklijk Commissaris voor de wederopbouw van het arrondissement Roeselare-Tielt en hij was voorzitter van de landbouwcomicen van Roeselare-Tielt-Ingelmunster.
Coucke had een jongere broer Achiel, geboren te Markegem in 1871 die priester werdGa naar voetnoot(8). Zo is het te verklaren dat er in zijn hoeve 12 brieven werden aangetroffen van Alfons Depoorter, priester in de U.S.A., die gericht waren tot zijn vrienden en familieleden in Vlaanderen. Alfons Depoorter was immers van hetzelfde seminariejaar te Brugge als Achiel Coucke. Gustaaf Coucke heeft zoveel hij maar kon alle brieven, ook deze bestemd voor anderen dan zijn broer, verzameld en nauwgezet bijgehouden.
Wie was Alfons Depoorter?
Basil Alfons, kortweg Alfons Depoorter, was een boerenzoon, geboren te Poeke in 1872. Zijn vader Ivo Depoorter (geb. 1827) was landbouwer en steenbakker in Poeke. Zijn moeder heette Ludovica Van Landeghem. Zij behoorden tot | |
[pagina 348]
| |
de bijzonderste landbouwers van de gemeente. In Poeke was Ivo Depoorter lid van de gemeenteraad van 1869 tot vooraan de jaren 1890 en lid van de kerkraad. In 1879, in de schoolstrijd, was hij lid van het katholiek schoolcomiteit. Zijn steenbakkerij gaf werk aan 7 arbeiders en was groter dan de andere Poekse steenbakkerijen (1885).
Het gezin Ivo Depoorter telde niet minder dan 14 kinderen. Een dochter Maria-Camilla (geb. 1869) was binnengetreden bij de zusters van Poeke (zuster Godelieve)Ga naar voetnoot(9).
In de jaren van de grote landbouwcrisis, even na 1890, week Ivo Depoorter met een hele tros kinderen uit naar Amerika. Hij nam ontslag uit de gemeente- en kerkraad en ging zich vestigen op een grote hoeve in Spalding (Nebraska, U.S.A.). Hij ‘kocht er de beste gronden van de streek’Ga naar voetnoot(10). In 1895 was hij al vertrokken uit Poeke. In 1899 waren er in zijn gezin nog tien kinderen in leven, waaronder twee kloosterzusters en zijn jongste zoon Alfons, priester in Amerika.
Het is niet bekend waarom precies Ivo Depoorter naar Amerika is uitgeweken. Later zou geschreven worden dat ze ‘hun bakermat ontvluchtten na het afbranden van hun hoeve’Ga naar voetnoot(11). Dit is goed mogelijk, maar zeker zal het gezin Depoorter hulp en bijstand hebben gekregen bij hun vestiging in Nebraska.
Over het gezin Depoorter verscheen er in 1899 een korte bijdrage in ‘De Nieuwe Tijd’Ga naar voetnoot(12). Dit tijdschrift dat gepatroneerd werd door Hugo Verriest, sinds 1895 pastoor van Ingooigem, gaf in 1899 eveneens een mededeling over een Vlaamse priester in Amerika die geboren was te Ingooigem en die pastoor was te Spalding waar Depoorter met zijn gezin verbleef. Deze pastoor was father Jules-Emiel Devos. Depoorter was goed bevriend met pastoor Devos. Het is niet onmogelijk dat Devos, die een actief man bleek te zijn, er- | |
[pagina 349]
| |
gens tussenbeide was gekomen in verband met de vestiging van het gezin Depoorter in SpaldingGa naar voetnoot(13).
Jules-Emiel Devos was geboren in Ingooigem in 1848. Hij studeerde te Roeselare en werd priester gewijd voor het bisdom Brugge in 1873. Hij was een tijdje onderpastoor in Spiere en in Waasten en vertrok in 1883 naar Noord-Amerika. Hij werd er pastoor in Ghent en nadien in Marshall in Minnesota. In 1885 verhuisde hij naar Nebraska, waar hij pastoor was te Scotia Erina en te Cederwaterfalls. Sinds 1886 was hij pastoor in Spalding, de localiteit waar de familie Depoorter later neerstreek. Hij was een zeer bedrijvig en ondernemend man, sprak vloeiend zes of zeven talen en bezat een belangrijke bibliotheekGa naar voetnoot(14).
Over de jongste zoon van Ivo Depoorter gaat ons verhaal. Alfons Depoorter zal wellicht in zijn laatste jaren van de humaniora in het college van Tielt of in de eerste jaren in het seminarie gezeten hebben, toen de ganse familie naar Amerika uitweek en hem hier alleen achterliet.
In het grootseminarie in Brugge had Depoorter als medestudenten in zijn jaar o.m. Cyriel Verschaeve, Robrecht Desmet, de latere kanunniken Jeroom Mahieu en Edward Desaegher, pastoor-deken van Roeselare, enz. Uit zijn ‘koers’ zijn er minstens drie namen op te geven van seminaristen die naderhand ons bisdom verlieten om missionaris te worden. Eerst Depoorter zelf, die naar de U.S.A. trok, zijn familie achterna, dan Joseph Blaere uit Oedelem, priester in het bisdom Helena (U.S.A.)Ga naar voetnoot(15) en Joseph Kindt uit Brugge, witte pater in Opper-KongoGa naar voetnoot(16). In dat jaar zat dus ook Achiel Coucke, een broer van Gustaaf Coucke uit Dentergem.
Alfons Depoorter werd gewijd tot diaken in Brugge op 21 december 1895 en vertrok toen naar het Amerikaans Seminarie in Leuven. Hij werd daar nog ingeschreven in het | |
[pagina 350]
| |
jaar 1895. In 1896 werd hij tot priester gewijd en hij vertrok onmiddellijk naar het land waar zijn familie op hem wachtteGa naar voetnoot(17).
De twee brieven die wij in bijlage meedelen dateren respectievelijk van 14 juli en 26 augustus 1896. Het waren wellicht de eerste brieven die hij bij zijn aankomst in Amerika naar zijn kennissen en familie in Vlaanderen opstuurde. In Spalding bij zijn ouders droeg hij zijn plechtige heilige Eremis op. Aangezien beide brieven gericht waren aan verschillende bestemmelingen, verhaalt hij in beide brieven enigszins dezelfde gebeurtenissen en belevenissen. Hij was terechtgekomen in Illinois in de parochie Kewanee, maar was eigenlijk bestemd om er naast zijn dienst in Kewanee ook nog de hier en daar verspreide Vlamingen uit het hele bisdom Peoria, vele uren ver verwijderd van mekaar, als pastoor te dienen. Zijn waardering over de mentaliteit en de godsvrucht van de Vlaamse inwijkelingen na een eerste contact, was niet bijster positief.
We geven hieronder een samenvatting van de volgende tien brieven (of stukken van bewaarde brieven). Een stuk van een brief (gedateerd... 189.) komt uit Annawan (Illinois). Hij was toen onderpastoor benoemd in St.-Leo's Church in Annawan en verhaalt erin hoe hij een drukke dagtaak heeft en soms verre verplaatsingen moet doen om zijn Vlaamse parochianen te ontmoeten.
Nog uit Annawan is de brief van 26 juli 1898. Hij schrijft naar ‘beste Gaston en goede vrienden’Ga naar voetnoot(18) dat hij reeds enig succes had bij zijn Vlaamse parochianen en hun sympathie had verworven, ‘hoedanig ik hier kwam tegen mijn goeste’.
De laatste brief uit Annawan draagt als datum 2 mei 1900. De Amerikaanse presidentsverkiezingen lagen in het ver- | |
[pagina 351]
| |
schiet en father Depoorter kiest resoluut voor de democraten. Een pastorie met een Duitse pastoor was toevallig vacant geraakt, en de Hollandse pastoor Van der Tholen ‘zou zijne vlaamsche en wel ingerichte parochie willen verlaten voor de duitsche’. Depoorter hoopte stilletjes dat zijn bisschop er hem zou benoemen. Dit is niet gebeurd want al zijn volgende brieven zijn verzonden vanuit Atkinson, waar hij pastoor werd van St.-Anthony Church.
Op 22 februari 1901 richt hij zich in een brief tot ‘Gasten van den Vlaamschen Lande’, dus blijkbaar bedoeld voor meer dan één persoon en spreekt hij uitvoerig over de drie confrerieën die hij in zijn nieuwe parochie te leiden heeft ‘en zondag ga ik nog de Sodality of St.-Aloysius inrichten’. Met vreugde stelt hij vast dat zijn werk gedijt. Zijn Vereeniging van Onderlinge BijstandGa naar voetnoot(19) komt ook al meer en meer aan haar trekken. Zijn arbeid, met de vele verplaatsingen naar Vlaamse uitwijkelingen, was bijzonder zwaar en tijdrovend.
In Atkinson geraakt hij weldra gewikkeld in een polemiek met een protestant, nl. ‘het hoofd van eene onzer Amerikaansche universiteiten’, auteur van een oppervlakkige geschiedenis van de katholieke Kerk die uitpuilde van lastertaal tegen de katholieken. Father Depoorter diende hem van antwoord en de Amerikaan heeft fair en sportief zijn terechtwijzigingen aanvaard. Deze pennestrijd had hem veel moeite, opzoekingswerk en studie gekost. Depoorter was nu eenmaal geen boekenworm! Maar Atkinson zelf was naar zijn gevoelen een goede parochie. In tegenstelling tot Vlaanderen, waar het toen nog krioelde van herbergen en drankgelegenheden, waren er in Atkinson ‘tegenwoordig 0 herbergen, onthoudersbonden hebben we niet veele van noode’. Bier wordt er bijna niet gedronken.
Op 11 april 1901 schrijft hij een brief naar ‘beste Hendrik’. De kerk van Atkinson heeft geen stoelen maar | |
[pagina 352]
| |
banken. Met Pasen had hij 10 misdienaars. De kerk is verlicht met gasoline light en wellicht binnenkort met electric light. De 14 nieuwe staties van de kruisweg hadden hem 1200 (goud!)frank gekost. De kerk wordt verwarmd met steam en dit nieuw verwarmingssysteem kostte 3000 frs. Een godslamp van 125 frs., een kast in de sacristie 300 frs. en er is nog een nieuw Mariabeeld besteld. Dit alles heeft hij te danken aan de mildheid van zijn Amerikaanse parochianen, die samen al meer dan 15.000 frs. aan giften rondhaalden.
Maar father Depoorter was intussen nog altijd een rondreizende missionaris op zoek naar zijn Vlaamse schapen. Over zijn landgenoten schrijft hij weer, maar nogmaals in minder lovende bewoordingen. ‘Hewel! Sedert Maart hebben wij hier nog eens verschillende gasten gekregen, en gij moogt er van denken wat ge wilt, maar ze zijn eene ware schande voor hunnen naam van Vlaming en katholiek; en 't is dat de meeste van de Vlamingen hier nog al aardig staan op te kijken, daar gelaten wat de “wilde” Amerikaanders er van zeggen. 't Is maar, 't zijn meest van de ruwste uit die overkomen, maar zelfs onze slechtste Amerikaners en zouden hen zoo niet gedragen’.
Hij besluit zijn brief toch met een optimistische noot. Hij is namelijk bezig met het leren paardrijden zodat hij vlugger overal kan geraken. En ‘'k en moge niet vergeten van te zeggen dat ik met hope ligge van in 't kort hier een zouaven korps in te richten. 't en minsten ga ik eens proberen en 't is t'hopen dat het zal lukken’. Dit laatste was blijkbaar een nostalgieke herinnering aan de West-Vlaamse studentenzouavenkorpsen die meestal tot aan de eerste wereldoorlog in sommige colleges bestondenGa naar voetnoot(20). In latere brieven komen de zouaven niet meer ter sprake; het zal zeer waarschijnlijk bij een vrome wens gebleven zijn; de paus van Rome moest het dus stellen zonder zijn Amerikaanse zouaven!
Op 15 september 1901 richt hij zich tot zijn vrienden priesters uit het Brugse seminarie, die intussen heel het bis- | |
[pagina 353]
| |
dom door benoemd waren. De brief moest doorgezonden worden van de ene naar de andere. Hij spreekt er met lof over zijn parochianen die op zondag ‘door eene brandende hitte van 3 tot 4 uren verre afkomen voor de zondagdienst. En daar bij komt dan ook, 't gene in Amerika zooveele geldt, de welwillendheid van mede te werken in geldkwesties’. Zo berekende hij dat zijn parochianen in zijn eerste jaar in Atkinson niet minder dan 16.500 frs. vrijwillig ontvangen en uitgegeven hadden voor de parochie. In zijn kerk is er geen kerkraad, geen vastbenoemde koster, zelfs geen bezoldigde stoeltjeszetter en dergelijke. Alles is er vrijwilligerswerk. De oude verlaten kerk heeft hij veranderd in hetgene wij in Vlaanderen een congregatie zouden heten. Iedere avond kunnen de jongeren en zelfs nog de ouden er een pijpje komen roken en wat gezellig vertoeven bij spel en vermaak. Verleden week was er een druk bijgewoonde zending en ‘in de school heb ik nog eene zuster meer doen komen dan verleden jaar’ en zo verhoopte hij de public school welhaast te overtroeven.
De brief van 10 maart 1903 begint met als aanspreektitel ‘Besten Hendrik’. Weer beschrijft hij zijn werk in Amerika. Het is bitter koud en volop winter en hij heeft langdurig geschaatst op het ijs. Zijn dichtste katholieke buurparochies zijn bediend door father Foley (3 uur west), father Wolters (2 uur oost) en father Drummy (7 uur oost). In Atkinson had hij intussen een ware autoriteit verworven. In de zondagmis was het hem opgevallen dat er velen achteraan in de kerk recht stonden en maar lauw en van verre meededen ‘tot dat ik mij eindelijk dul miek, mijnen bril vierkant op den neus zette en order gaf: by next Sunday every body in this church will sit down during services. Ik was halvelinge benauwd maar potver! tegen dat ik mij omdraaide om te preken was elkendeen op zijn zatte en zitten doen zij nog gelijk brave jongens die zij zijn!’.
Onlangs had hij in Atkinson een sodaliteit van St.-Joseph voor ongehuwde jongmans opgericht. Bij de eerste bijeenkomst waren er al 25 inschrijvingen. Intussen is ook reeds het elektrisch licht in heel de kerk aangebracht, want ‘eene van mijn oudste en beste ladies’ had hem gezegd dat het er | |
[pagina 354]
| |
moest komen. Voor de financiering van het project hadden de parochianen ingestaan; hij had niet eens de rekening achteraf gezien, maar hij veronderstelde dat er een uitgave van circa 800 bfr. mee gemoeid was.
In de school gaat het opperbest; er zijn 140 leerlingen. Alleen voor zijn Vlaamse landgenoten had hij bijzondere inspanningen moeten opbrengen. Ziehier hoe hij dit meedeelt: ‘Ja, Hanry, leve onze goede Vlamingen en hunne goede Amerikaansche afstammelingen! Sommige trachten nog al wat de flauwe Amerikaners na te apen, maar 'k heb hun gesproken van hun fiere en trouwe Vlaamsche voorouders, van hun groot en schoon geloove en zij beginnen het al meer en meer te gelooven, en zij komen er dan ook mee vrij en vrank voor den dag’. Van mirakuleuze bekeringen gesproken!
In de brief van 7 juni 1904 kondigt father Depoorter met vreugde aan dat hij weldra voor enkele maanden naar België op verlof komt om al de goede kameraden van vroeger weer te zien. Zijn reisticket had hij al op zak en op 28 juni mocht hij inschepen naar België. Eerst bezocht hij Ierland en dan verbleef hij enkele dagen in Engeland. Hij zou via Dover arriveren in Oostende om uiteindelijk te verblijven in Tielt, ‘waar ik mijnen quasi-domicilium zal hebben’.
Pastoor Depoorter zal dus in de zomer van 1904 een tijdlang in ons land teruggekeerd zijn. Voor de eerste en de laatste maal weer in zijn geboortestreek! Want in de laatste brief uit deze verzameling, gericht aan zijn vriend Achiel Coucke (11 januari 1909) schrijft hij dat hij zwaar ziek is en dat hij dezelfde dag nog op doktersadvies moet vertrekken naar New Mexico in het zuiden. Toen was hij al 7 à 8 weken bedlegerig. Zijn parochianen hadden hem met Kerstdag 1908 1200 frs. overhandigd om te gaan rusten in het warme Zuiden.
Het was waarschijnlijk zijn laatste brief naar ons vaderland. Father Alfons Depoorter is nog in hetzelfde jaar op 25 maart 1909 in Atkinson overleden, als priester van het bisdom Peoria waar hij meer dan 12 jaar lang zijn beste krachten had gegeven aan de Amerikanen en vooral aan zijn vele verspreide landgenoten die in de Amerikaanse prairies met wisselende kansen hun geluk kwamen beproeven. | |
[pagina 355]
| |
Het overlijdensbericht dat kort na zijn afsterven in Biekorf verscheenGa naar voetnoot(21) schrijft dan ook zonder aarzeling ‘dat hij met den grootsten ijver gewrocht had tot de laatste ure’. En verder nog: ‘Daar stond hij aan het hoofd van eene echt Vlaamsche parochie, in America zoo talrijk. Steeds was hij zijne arme landgenooten ten dienst, en gansch zijne parochie had hij ginder ver op echt Vlaamschen voet ingericht met scholen, congregatiën, enz., zoodat de Belgen ginder wonende of reizende, de begoocheling hadden dat zij in Vlaanderen waren’.
Van hem weten we dat zijn ijver nog verder en weidser uitstrekte. Op 4 juni 1907 namelijk stond hij in Chicago als stichter bij de oprichting van een vereniging van Belgische en Hollandse priesters in de Verenigde Staten. Hij was er de eerste schatbewaarder van, wat hij bleef tot aan zijn overlijden. In deze Association of Belgian and Holland Priests vonden we ook pastoor Julius De Vos in het bestuur. Deze Association werd als voorbeeld gesteld in heel Amerika en behartigde niet alleen de belangen van de Belgische en de Hollandse priesters, maar had the object of caring for both the spiritual and material welfare of Catholic immigrants from the two countriesGa naar voetnoot(22).
Onze West-Vlaamse priester-missionarissen in AmerikaGa naar voetnoot(23), speciaal in de Verenigde Staten, in de gebieden waar Vlaamse boeren en werklieden naartoe trokken, hebben daar belangeloos zware arbeid en enorme inspanningen opgebracht om hun geloofsgenoten uit de diaspora bij te staan, om ze op het rechte pad te houden en om ze een weinig menswaardiger te maken. Ieder van hen is een bijzonder in memoriam waard. De brieven van deze eenvoudige, optimistische en ijverige Vlaamse buitenjongen uit Poeke bewij- | |
[pagina 356]
| |
zen dat wij hun nagedachtenis in ere mogen houden. Zij zijn werkelijk ‘de Besten onzer Broeders’.
En... wat is er dan later geworden van het gezin van Ivo Depoorter? De Depoorters, die van aanpakken wisten en in Amerika de handen uit de mouwen hebben gestoken, zijn uitgegroeid tot een wijdvertakt en voornaam Vlaams-Amerikaans geslacht dat in de hele provincie Nebraska en daarbuiten uitgezwermd is en voorgoed wortel heeft geschoten in Amerikaanse bodem. Een kleinzoon van Ivo Depoorter, nl. Ralph Depoorter is consul van België in Amerika gewordenGa naar voetnoot(24) en heeft er zijn landgenoten grote diensten bewezen. Ook hier heeft een eenvoudige kloeke Vlaamse boerenfamilie met waardigheid en ere de naam van Vlaanderen ver over onze grenzen heen uitgedragen. L. Van Acker | |
Bijlagen1.Uit Kewanee, den 14 July 1896
Beste Vrienden Alidor, Achiel en Hendrik, alsook gij oude vrienden en kennissen die hier iets van zult lezen: allen den goéñ dag.
Eindelijk zit ik vast, en dat wel in de groote stad Kewanee met zijne 8000 inw., zijne 14 protestantsche kerken, met zijne eene katholieke kerk, waar in bediening zijn: Rector (ofte pastor) Fath. Duffy, n'en struische kalant van in de vijftig; 1ste assistent: Fath. Humley, sinds 6 jaar priester gewijd. Engelschman van geboorte, spreekt Italiaansch en Fransch: een allerbeste gezel voor mij; 2de assistent (of liever Vlaamschen onderpastor), daar ik alleen maar met de vlamingen moet in onderhandeling komen): Rev. Depoorter (gij weet wel wat voor een manneke dat is). Zoo: nu weet gij ten minsten waar ik eindelijk, na zoolange dagen aangekomen ben, en ook waar gij allen n'en brief moogt schrijven. Hoe meer gij er schrijft hoe beter. Denkt dat gij zoodoende een weinig leven en moed zult schenken aan deze die zo geerne in uw midden was, met vlaamsche leute en vreugde, terwijl ik nu mijnen pap moet koelen met Amerikaansche ernstigheid. Maar Fons jongen, wat hebt gij zooal uitgesteken sedert eene maand of twee van hier? | |
[pagina 357]
| |
Hewel, zoudt gij willen gelooven dat ik hetzelve niet wel meer wete. Over de zeereis valt er maar weinig te vertellen: slapen, eten, slapen, drinken, slapen, roken en niet doen, en zijt maar zeker dat ik mij daar in jeunde. Voor deze die begeeren daar meer over te weten, 't is te zeggen voor deze die denken ook eens die reize te doen, hewel, op tijd en stond zal ik hen daar meer over laten van weten. Dan in duizelende vaart zijn wij van New York, over Chicago naar Atkinson gereden. Op zond. 6 July heb ik er, als priester, mijn eerste sermoen gegeven, en dat wel in de schoone moedertaal op 2000 uur van Vlaanderen. Alle betrekkingen tusschen pastor en parochianen geschieden in het vlaamsch. In 't midden der week trok ik op naar den Bishop. Ziet hier hoe ik ontvangen wierd: Father do you speak English? - Bishop, I speak English, a little - Sprechen sie Deutsch? Ich cann das verstehen, aber ich can das nicht sprechen - Parlez vous le Français? - Je sais le parler un peu. Immers men had mij gewaarschuwd daartegen, daar wij in het bisdom ook eene fransche missie hebben, maar wel de slechtste van allen. Het einde van ons onderhoud was dat ik eerst zou trachten het Engelsch wel te leeren. Dit kan ik doen bij Fath. Duffy. Dat ik dan later ging mogen en moeten werken voor de Vlamingen, zooveel ik maar kon en dat door gansch het bisdom. Dat ik eerst nog voor eenige dagen mogte naar mijne ouders gaan. En zoo liep alles ten einde, stillekens en koele, geheel op zijn Amerikaansch. Nogthans dunkt het mij dat de Bishop eene goede man is. Zoo! ik ben dan maar gauw vertrokken, van den eenen Spalding (Mgr.) naar den anderen, om daar in Nebraska nog eenige dagen ruste te nemen. Thuis heb ik ze allen in goede gezondheid gevonden. Zalige en gelukkige dagen heb ik er overgebracht. Maar zegt dat het mij een vragen en babbelen was, nu van Poucke, dan van Ruiselede, ja Caneghem en Aersele kwamen voor den dag. Nu waren het familiezaken, dan vriendenzaken. Medard wilde weten of Doren nog leefde, en Aloïs zat maar altijd in het hoofd te zoeken om er de namen uit te halen van zijne oude schoolkameraden, enz., enz. Dit was meest 's avonds, want binst den dag hadden wij geenen tijd daarvoor. 's Morgens moest ik omtrent 1 1/2 uur ver rijden om de mis te gaan lezen, zoodat het meestal rond den noen was eer ik thuis kwam. Daar ik meest altijd bleef klappen met Fath. Devos (ouden onderpastoor van Waasten) en Fath. Delfosse, nog al nen goe walekop. 's Namiddags moest ik thuis blijven, trouwens dan moest ik de bezoekers ontvangen. Allen hier kwamen geirn eens den nieuwe father groeten, en 't is dan dat nog eens die stijve, onnatuurlijke ‘politesse’ voor den dag komt. 't Is bijzonderlijk ten opzichten der dames dat men moet opletten: Miss, I am glad to see you, en vooral een priester moet zien dat hij aan allen de hand geve. Voor mijne Eere-misse hebben zij het ook in 't groot gedaan, zoo wat op zijn Amerikaansch. Bijna de gansche Congregatie komt stoetsgewijze de nieuwe priester afhalen aan de pastorij, en vooraleer in de kerk te treden komt men dan nog met eene schoone kroone die n'en mensch dan maar moet op het hoofd dragen: zes priesters waren aan den altaar, drie sermoenen (Vlaamsch, Engelsch en Duitsch) wierden er gepredikt, en dan nog vele vijven en zessen al te lang om te melden. | |
[pagina 358]
| |
Dat is voor 't verledene. Wat het tegenwoordige aangaat, ik zit hier te schrijven. Father Humley is bezig met lesse van piano te geven. Father Duffy is naar den Oosten getrokken, naar New York: de wind van achter en schoone hielen. Kadey (de maarte, de bijzonderste persoon in het huis in Amerika, daar zij gansch meester moeten zijn, 't is immers een vrouwmensch!) hewel Kady zit in hare keuken en is bezig met dinner gereed te maken. En 't toekomende? Wel, ik zal nog al mijne bezigheid vinden. Met de Amerikanen ga ik eigenlijk weinig te doen hebben, ik zal zoo waar hier, waar daar loopen om te zorgen voor de Vlamingen. Zondag laatst (11 st) was ik bezig tot Atkinson (6 uur van hier) om er te biechten en te preken. Zondag toekomende is het hier te doen. Dezen namiddag en morgen ga ik rond rijden om eens al de Vlamingen te bezoeken. Daar moeten zoo een 50 familiën zijn. Omtrent allen werken in de fabrieken, de andere boeren. Weinige betalen voor de kerk. Zij hebben liever hun geld naar den saloon ofte herberg te dragen. Velen zijn er die hunnen Paschen niet gehouden hebben. 't Was onnoodig van te biechte te gaan; de priester kon ze toch niet verstaan, zegden ze. Dus zaterdag en zondag zullen wij trachten de mannen een weinig te zuiveren. Zondag (25st) trek ik naar Monmouth, zoo een 15 uur oostwaards. Dan later op tijd en stond ga ik westwaards, naar Rock-Island en Moline (zoo een 20 uur van hier). Daar werken nog meest van al Vlamingen, maar zij zijn er noch slechter. Gij ziet het veld is groot en met Gods gratie verhoop ik er eenig goed te kunnen doen. Nu, goede Alidoor, 't en is wel van mijn schoonste niet, van u nog geenen proficiat gewenscht te hebben met uwe priester wijding. Niet te min mag ik u verzekeren dat ik wel aan u, en aan andere vrienden (niet waar Hendrik?) gedacht hebbe op den morgen van uwer heilige wijding. En hoe was het met den toast? Terwijl gij den maandag al in ruste en vrede waard diens aangaande, lag ik nog mijn brein te martelen op er wat engelsch aan te binden tegen den Dinsdag voor mijne Eremis. Alidoor, verschooning ook dat ik weggeloopen ben zonder aleens goeden avond te zeggen; tijd heeft mij ontbroken. Achiel, hoe gaat het met U, zit gij nog bij de Walen? Hendrik, hoe draait het Seminarie? A.u.b. indien gij nog in Brugge verblijft, laat mij het adres kennen van deze die aan het hoofd staat der Onthouders ofte Derversbeweging, de lijst van eenige werken en gazetten tegen den drank geschreven. Zend er eenige van de beste, de gazetten als proefnummers, de boekjes zal ik betalen. Zend aub ook eenige devotieboekjes en steekt er de rekening bij. En nu, tot wat later, Alidoor, Achiel en Hendrik, mijne beste groetenissen in uwen thuis alsook in No 5 tot Brugge.
Adres: Rev. Alf. Depoorter c/o Rev. Duffy, Kewanee, Ill. U.S. America | |
[pagina 359]
| |
2.The Presbytery Kewanee, Ill. Kewanee, August 26th 1897
Beste Vrienden en Kennissen, ‘Elk nen goên dag, aan geheel de company’. Hoe gaat het nog met het boereleven in Vlaanderen? ‘Stillekens, wel dat is den algemeenen gang van den stiel; ten anderen boeren mogen nooit boffen, anders zouden d'eigenaars algauwe nog een honderd frank doen opslaan. Hier in 't verre Amerika was het tot nu toe ‘klagen, putten in d'eerde, maar ziet! 't Nieuws is toegekomen dat in Europa den oogst van de beste niet geweest is, en op veertien dagen tijd is alles zoo zeer veranderd dat de boertjes tegenwoordig in hunne handen vrijven en zeggen ‘ja! ja! 't zal nog goên tijd worden, laat de tarwe maar opslaan’. En zoo staan de zaken hier met den boerestiel. Voor wat den pastoorstiel aangaat, dat is een ander paar mauwen, bijzonderlijk wat mij aangaat. Trouwens 1/ het kan hier nog al warm zijn, bijzonderlijk binst july en august, somtijds is het onverdraaglijk, en 't is alzoo dat n'en mensche lui en leeg wordt, en 't liefste maar ook het eenigste dat men doen kan is ‘slapen en niet doen’. Denkt slechts dat wij hier dezelfde warmte hebben die zij krijgen in 't zuiden van Italie. 2/ Daarbij werk vinde ik hier genoeg te verrichten in den wijngaard des Heren, en 't land dat ik te beploegen hebbe, uiterst droge en daarbij is nog al verre uitgestrekt. Maar vooraleer daarvan te spreken, laat ons eerst een uitkijkje doen naar Spalding en naar het vaderlijke huis. Hertelijk en goed wierd ik er ontvangen: dat spreekt vanzelfs. Aloïs (n'en streuschen Amerikaan zulle, Doren) was aan de statie met een koppel peerden en voiture ofte rijtuig; wij waren algauwe op weg (want ik verlangde om ze te zien) en wij reden, en de peerden liepen, en wij reden maar altijd voort, eindelijk (na omtrent 3 uren) kwamen wij er: ginder zie ik ze nog staan aan de deur van de pastorij: Vader, Emma, Philippina en Fath. De Vos. Oh! aangename en zoete oogenblikken zijn het als wanneer men zoo malkander weerziet na jaren van scheiding. Bij pastor De Vos moesten wij natuurlijk wat rusten, en Emma bestelde mijne hongerige maag algauw een Amerikaansch avondmaal. Doch ik verlangde om thuis te zijn en om d'hofstede te zien: zoo dat wij welhaast vertrokken, nog een uurtje verder. En daar kwamen mijne twee jongste zusters ook buitengesprongen, weenende en lachende terzelvertijde. En nu wierd het tijd van praten en klappen, en vertellen over Poeke en Heule, over familie en bloedverwanten, over kennissen en vrienden, over allen waar ik immer zoo wel ontvangen geweest was. En zij maar zeker dat Beveren en Jan Coussement niet ten achteren bleven. Ja, over allen hoorden zij geerne wat nieuws, en Vader, broeders en zusters waren uiterst tevreden van te vernemen hoe hunnen ‘Fons’ overal wel behandeld geweest was. En na mij was het hunnen toer: den oogst legde schoon aan, uitgenomen de haver, die wat regen van noode had, de mais stond prachtig, de koeien gaven wel melk, de zwijntjes stonden vet, enz. enz. Zoovele | |
[pagina 360]
| |
en zoolange dat het middernacht sloeg zonder dat wij er iets van konden gelooven. Den volgenden zondag moest er natuurlijk een weinig kermis zijn. Alberic, vrouw en kinderen reden na de mis naar onzent, en zoo ook Medard. En 't is dat wij ons wel verzet hebben, alzoo op eene oprechte vlaamsche maniere. Allen immers kunnen nog lachen en schersen en stellen het om ter best. Ja! aangename dagen heb ik daar doorgebracht, maar welhaast ook liepen die ten einde en 'k moest gaan waar mijn overste mij riep. Zoo ik vertrok, ik ging en ik reed n'en gansche dag en n'en nacht erbij met den rappen trein, en 'k kwam toe in Kewanee, stad van rond de 9000 inw. met zoo een 15 kerken, waaronder een katholieke. Hier ben ik onderpastor, of liever Vlaamsche pastor (zooals zij mij noemen) want 'k hebbe hier te zorgen voor al de Vlamingen van deze stad, zoo rond de 400. Maar 't en zijn juist van de gemakkelijkste niet: allen fabriekwerkers, vele die sedert zij in Amerika zijn, weinig van de zondagdiensten moeten weten en nogal gerust zijn in de biecht. Niet dat zij tegen de religie ofte godsdienst zijn, maar gansch onverschillig er aan geworden en ja! sommige uit haat tegen de Ierlandsche pastor (n'en rare kalant zulle). Zoo, 't is wel het geval voor den herder vanachter de verdwaalde schapen te gaan zoeken. Jammer dat er vele zijn die te zwaar wegen, om, gelijk de Goede Herder van het Evangelie, ze op mijne schouders te nemen en ze aldus naar den schaapstal terug te brengen. Nu! met den tijd en met Gods gratie zal ik trachten er het goede te verrichten dat mogelijk is. Maar dit is nog niet al: 20 uren van hier zijn er twee katholieke missies. Tot nu toe ben ik daar alle 14 dagen naar toe getrokken om biecht te horen en misse te doen, om te sermoenen en den catechismus te onderwijzen. Maar 'k geloove dat er daar verandering in gaat komen (en 't zal Fons Pooters niet zijn die ervoor zal kwaad zijn, immers 't was daar al in 't Engelsch, 't gene mij precies nog zoodanig wel niet afgaat) en ziet hier waarom. Over eenige tijd kreeg ik n'en brief van den Bishop alzoo luidende: in Rock-Island en in Moline zijn er vele Belgen, ga zien wat er kan gedaan worden voor hen. Zoo, k'heb er geweest en al de families bezocht. Ze zouden een Vlaamsche kerk en priester willen hebben, en zoo heb ik naar den Bishop geschreven. Welke zijne bevelen zullen zijn weet ik nog niet. En zoo gaat het leven hier: lastig inderdaad maar toch met aangename oogenblikken doormengeld. En is het mannevolk somtijds wat ruw, met zooveel te meer liefde en genegenheid word ik door de vrouwen ontvangen, die nu toch eindelijk zeggen zij, n'en vriend en trooster gevonden hebben, eenen die deelneemt in hunne gevaartenissen en droefheden. Met al dat steekt n'en mensch weinig in zijnen zak, en 't is dat wij hier nogal zuinig moeten leven. Bijzonderlijk jonge gasten, 't is waar, ze geven 5 fr. maar zij zijn er nog al raar. Met de Amerikaners heb ik tot nu toe weinig of niets te doen. Ik ben, zooals zij mij hier in de stad noemen ‘the Belgian priest’. Mogte ik dan aan de Belgen eenig goed doen, 't is al dat ik wensche en al dat ik van den Heere vrage. Voor wat mijn baas aangaat, al dat ik kan zeggen, 't is dat het n'en rare | |
[pagina 361]
| |
is, eenen, geloof ik die uit Ierland moeten vluchten is omdat hij n'en Engelschen soldaat half doodgeslegen had. De vent heeft nogal een groot gedacht van mij, omdat ik van Belgie en bijzonderlijk van Leuven kome (ten andere ik heb gehoord dat de protestansche ministers ook met zulk een gedacht liggen). Nu, ik ga ze maar in hun goe geloove laten. Mij dunkt dat ik beter in zijn gratie sta dan dat hij in de mijne staat. Over eenige dagen dacht ik dat hij n'en anderen post ging krijgen, maar ongelukkiglijk heeft het eene flimpe geweest. Nu, ik laat hem zoveel mogelijk in vrede en zitte liever op mijne kamer bij mijne goede vrienden de boeken en het pijpken (trouwens hij heeft niet gaarne dat ik rooke bij hem). Bier ook drinken wij hier niet, altijd water, koffie of thee. En verzet en plaisir ofte leute, hebt gij dat niet meer? Hewel, beste vrienden, die vlaamsche, oprechte en luidruchtige leute (waarin ik zoo geerne mededeede) kan ik moeielijk vinden. Amerikaansche leute is stijf en meest altijd gedwongen. Vergaderingen zooals onder vlaamsche priesters of vlaamsche kennissen, neen, dat vindt men hier niet. Oh! ware er maar n'en Belgischen priester een 50 u. in 't rond, gauwe zou ik er kennis mede gemaakt hebben. Maar tut! tut! tut! ik beginne te dromen, en dat mag ik niet doen. Zoodus, gij al te zamen, verzet u wel. Jean en Mathilde, laat de jonkheden maar wat vreugde maken. Later zullen zij het kwaad genoeg hebben, een partijtje kaarten zonder vele te kijven, doet zulk een deugd aan den geest. ‘Tijd van beginnen, tijd van uitscheiden’. In gedachte heb ik, binst 't schrijven van deze brief met U geleefd en voor mijne oogen gezien dat kamerken, dat huis waar ik meer dan eenen schoonen dag gesloten hebbe. Als 't u belieft brengt er mij nog eens weder door 't onvangen van n'en grooten en langen brief, van wegens de vrienden van Beveren-op-Leie (Alidoor als er iemand komt, doet ze n'en kant schrijven eer ze mogen vertrekken). Hoe gaat het met de boerderije en met de kweek? Is Gentiel al getrouwd? hebben Joris en Deesten nog veel haar op 't hoofd staan? 't Mijne heeft n'en grooten schok gekregen met dat warm weder. Allen den goeden avond uw toegenegen in Xo Alfons Depoorter
Adres: Rever. Alfons Depoorter Kewanee, Henry Co Illinois, U.S. America. |
|