Biekorf. Jaargang 98
(1998)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
Souverein en souvereinsgasten van het vrije
| |
[pagina 33]
| |
venvermelde souvereinsgasten afgedankt en tegen dezelfde vergoeding van twaalf stuivers als keurling naar Rijsel uitgezondenGa naar voetnoot(3). Nadien kwam er op 27 juni een klacht van Cornelis van der Heyden, die beweerde dat het Brugse Vrije de afspraak jegens hem niet was nagekomen. Ze hadden hem maar vijf schellingen per dag uitbetaald in plaats van de beloofde acht schellingen. Ghemerckt syn(en) goeden dienst besliste het Brugse Vrije om hem alsnog de resterende schellingen uit te betalenGa naar voetnoot(4).
Niet altijd volgde na de afdanking van de souverein en zijn gasten een nieuwe job. Zo werd souverein Steven Vanhouve op 19 juni 1654 met de bij resolutie van 18 april 1654 opghenomen weerbaere mannen zonder meer afgedankt, midts dat de vuytloopy(nghe) van(de) soldaten is commen te cesserenGa naar voetnoot(5). Deze afdanking viel trouwens samen met een klacht over het gedrag van 15 van die souvereinsgasten, die de draaier van de brug van Scheepsdale hadden verwond. Ten voordele van de verwonde man werd hun achterstallig loon niet meer uitbetaaldGa naar voetnoot(6).
Toen er in de loop van mei 1659 opnieuw klachten waren binnengekomen dat het land overspoeld werd door vagebonden en vrijbuiters besliste het Brugse Vrije op 16 mei om een groep van zestig souvereinsgasten aan te stellen om deze vagebonden, die meestal rondzwervende, werkloze soldaten waren, aan te houdenGa naar voetnoot(7). Als souverein van deze groep werd weer Steven Vanhouve aangeworven. De man kreeg een wedde van zeven pond tien schellingen per maand. In de overeenkomst werd duidelijk afgesproken dat hij, noch zijn volk, en sullen moghen teeren ten laste van(de) prochien ofte insetenen van dienGa naar voetnoot(8). Ze werden echter allemaal op 10 september 1659 afgedankt. Schepen van Caloen was immers de wachten langs de IJzer gaan controleren. Blijkbaar was het een opdracht van de souvereinsgasten om deze taak te vervullen, maar de schepen van het Vrije stelde vast dat de | |
[pagina 34]
| |
souverain met syn gasten aldaer gheen dienst maer selve exactien waeren doende. Meteen besloot men om die wachtposten langs de IJzer te vervangen door gewone landsliedenGa naar voetnoot(9).
Het probleem was dat deze functie geen vaste job veronderstelde. Tijdens de periode 1654 tot 1659 konden we slechts drie resoluties terugvinden die een groep souvereinsgasten in het Brugse Vrije instelde. Ze waren in dienst van 18 april tot 19 juni 1654, van 11 mei tot 23 juni 1656 en van 16 mei tot 10 september 1659. Dergelijke job was dus niet geschikt voor mensen met een vaste betrekking. Vandaar dat men vaak enkel disgenoten, zoals blijkt uit de vraag van AvdA, voor deze toch wel verantwoordelijke functies kon aanwerven. Het gevolg laat zich raden: soms waren de souvereinsgasten erger dan de kwaal die ze moesten bestrijden. Van de drie periodes met souvereinsgasten werden er twee beëindigd wegens moeilijkheden met de ordehandhavers zelf. Vandaar dat het aanstellen van souvereinsgasten eerder uitzondering dan regel was.
Bij ordeverstoring door rondtrekkende soldaten deed het Brugse Vrije veel liever beroep op de burgerzin van de dorpelingen en de waakzaamheid van de weerbare mannen in elk van die dorpen.
K. Vandenbussche |
|