Het oude abdijbrood in nieuwe versie
Abdij broden waren vergoedingen, uitgevonden door de Franse koningen en met veel ijver overgenomen en voortgezet door de Oostenrijkse monarchen, die toegekend werden aan allerlei ambtenaren en verdienstelijke ingezetenen, op kosten van abdijen en kloosters. De overheid deed dus een cadeau aan haar vrienden op de rug van deze religieuze instellingen! Bij de verkiezing van een abt bv. kende de vorst een pain d'abbaye van jaarlijks een zeker bedrag toe aan de ene of de andere gunsteling uit zijn entourage. Het is duidelijk dat deze vorstelijke gunsten door de betalingsplichtigen niet steeds in dank werden afgenomen. Vooral onder de Franse koningen (tot 1713) betaalden onze abdijen zich krom aan allerlei vreemde, vaak onbekende Fransen, militairen of zelfs priesters, zodat in vele gevallen het vaak labiele financieel evenwicht van de abdij of het klooster er door in het gedrang kwam.
Toen Jozef II vele kloosters in 1783 afschafte werden de rechten en de plichten van deze instellingen, waaronder ook vaak nog abdijbroden voorkwamen, door de staatskas (hier de zogeheten Religiekas) overgenomen en verder uitgevoerd. De begunstigden ontvingen dus hun pensioen uit de staatsruif.
De Franse revolutionairen schaften de kloosters af in 1797 en maakten korte metten met de abdijbroden en de gunsten uit het Ancien Regime; niemand ontving nog een duit...
De Nederlandse regering heeft, onmiddellijk na de val van Napoleon, terug de gepensioneerden van de oude abdijen en genieters van abdijbroden met een vergoeding bedacht. Bij koninklijk besluit van 3 oktober 1816 werden de modaliteiten bepaald die gevolgd moesten worden door hen die sous le régime Autrichien recht hadden op des pensions connues sous le nom de pains d'abbaye, que le gouvernement Français dans le tems n'a pas voulu admettre en liquidation.
Koning Willem was bereid één derde van de betrokken sommen jaarlijks toe te kennen aan de rechthebbenden op deze vergoedingen. En wel met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 1814. Om ingeschreven te worden in het grootboek van de Nederlandse staatspensioenen moesten de aanvragers hun rechten laten gelden met de nodige bewijsstukken vóór 31 december 1816. De gouverneurs kregen onderrichtingen om deze aanvragen in te zamelen en door te zenden naar de Nederlandse minister van Financiën. De Westvlaamse gouverneur baron de Loen deed dit met een circulaire dd. 26 oktober 1816 (Recueil des Arrêtés 1816, blz. 319-322). De maires en onder-intendanten kregen deze circulaire toegezonden.
Het zou niet weinig interessant zijn de lijst die onze gouverneur inzond naar Den Haag met de namen van de nog in 1816 levende genieters van abdijbroden te kennen. Buitenlanders werden van deze gunsten uitgesloten. Maar zo veel is zeker dat het Ancien Regime ook na de Fransen nog in vele opzichten verder doorliep. De hatelijke abdijbroden uit de oude tijd werden in een nieuw pensioenkleedje gestoken en overleefden dus geruime tijd de religieuze instellingen die er destijds mee bezwaard waren.
A.B.