Maatregel van Willem i tegen de zusterkloosters
Koning Willem I heeft op 12 juni 1824 een besluit uitgevaardigd waarbij het maximum voor het getal leden van eenige geautoriseerde geestelijke congregaties bepaald wordt. De gouverneur van West-Vlaanderen mocht dan op zijn beurt van dit besluit mededeling geven aan de stedelijke regeringen en aan de districtscommissaris van Brugge (26 juni 1824; Verzameling der Acten 1824, blz. 523-525).
Het kan interessant zijn de door de koning voorgestelde maxima op te sommen. Het geeft meteen een benaderende waardeschatting van het klooster, alhoewel cijfers als deze weinig indicatief zijn.
|
leden |
gasthuiszusters van Sint-Jan te Brugge |
maximum: |
23 |
gasthuiszusters van Sint-Trudo te Brugge |
|
11 |
gasthuiszusters van de Potterie te Brugge |
|
12 |
zusters benedictinessen van Sint-Godelieve te Brugge |
|
21 |
zwarte zusters te Brugge |
|
18 |
de Engelse nonnen of dames van Sint-Augustinus te Brugge |
41 |
gasthuiszusters te Kortrijk |
|
7 |
zwarte zusters te Ieper |
|
21 |
gasthuiszusters van O.-L.-Vrouw te Ieper |
|
9 |
zusters van het Belle-gasthuis te Ieper |
|
4 |
gasthuiszusters van Sint-Jan te Ieper |
|
5 |
gasthuiszusters van Sint-Joris te Menen |
|
16 |
gasthuiszusters benedictinessen te Menen |
|
16 |
zwarte zusters te Veurne |
|
8 |
gasthuiszusters te Wervik |
|
6 |
gasthuiszusters van Sint-Jan te Damme |
|
9 |
zwarte zusters te Diksmuide |
|
12 |
gasthuiszusters te Poperinge |
|
18 |
In deze getallen waren ook de novicen begrepen. Alle oversten van deze gestichten dienden inboorlingen van ons Rijk of genaturaliseerd te wezen.
De koning behield zich het recht voor om deze getallen te vermeerderen of te verminderen. Ook bij aanneming van nieuwe leden moest de overheid ingelicht worden.
Deze maatregel is een van de vele plagerijen die ertoe hebben geleid dat koning Willem sterk aan populariteit inboette. De hoger aangehaalde cijfers zijn zeker discriminatoir en arbitrair. Kortrijk bv. mocht maar 7 gasthuiszusters tellen binnen zijn muren; het kleinere Menen daarentegen alles samen 32! Meer dan waarschijnlijk werden maxima toegekend naar de bestaande bezetting aan personeel en lag het in de bedoeling van de vorst om mettertijd deze cijfers meer evenwichtig te spreiden. In feite heeft hij in de tijd die hem scheidde van 1830 de kans niet meer gehad om zijn plannen uit te voeren!
Het valt op dat er in deze maatregel nog niets ondernomen werd tegen de diocesane congregaties van zusters die in die jaren her en der begonnen te ontstaan (zusters van de H. Vincentius, zusters van Liefde, enz.).
A.B.