Biekorf. Jaargang 97
(1997)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 364]
| |
Cornelis Boerman, een automatenbouwer te Ieper in de zestiende eeuwIn de eerste helft van 1995 werd, achtereenvolgens in het Museum Arnold Vander Haegen te Gent en nadien in de Hallepoort te Brussel, een tentoonstelling gehouden met automaten als wel heel ongewoon onderwerp. Naar aanleiding daarvan verscheen een qua omvang bescheiden maar wel heel rijkelijk geïllustreerde brochureGa naar voetnoot(1). In een bondige inleiding worden enkele bladzijden gewijd aan de geschiedenis van de automaten met vermelding van de voornaamste fabrikanten. Hierbij wordt zogoed als uitsluitend aandacht besteed aan het zg. Gouden Tijdperk, d.i. de negentiende eeuw na de industriële revolutie, gevolgd door een aantal hedendaagse automatenbouwers en hun creaties.
De beperking die de anonieme samensteller van deze brochure en van de tentoonstelling zich heeft opgelegd in de tijd, wordt bovendien nog verder verengd tot de Franse automaten en hun bouwersGa naar voetnoot(2).
Hoe belangrijk de gekozen periode en de Franse inbreng ook geweest zijn, toch mist men ten minste enige vermelding van de Nederlanden. Dat dit geheel ontbreekt lijkt erop te wijzen dat automaten in onze gewesten geheel onbekend waren. Dat is echter helemaal niet het geval. Wel waar is dat dit onderwerp bij ons nog zogoed als geheel onontgonnen terrein is.
Onlangs is gebleken dat het werk van een automatenbouwer die in de genoemde brochure ter sprake komt, Pierre Jaquet Droz, een uurwerkenmaker te Neuchâtel (1721-1790), ook in onze streken te zien is geweest. In augustus 1781 kwam een verder onbekende heer Leschot met vijf door Droz gebouwde automaten naar Gent. Ze waren te zien op de Kouter in het Boeren-HofGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 365]
| |
Beelden die kunnen bewegen, ja zelfs spreken, hebben reeds in de oudheid de mens gefascineerd. Vooral te Alexandrië blijkt dit het geval geweest te zijn, waar het technisch kunnen een bijzonder hoge graad van perfectie bereikte. Zoals zoveel ander cultuurgoed werd dit mechanisch know-how doorgegeven aan Byzantium. Het beroemdste voorbeeld is de troon van keizer Constantijn die de leeuwen en de vogels van de mythische troon van koning Salomon tot leven wekteGa naar voetnoot(4). De grootste meesters in het maken van automaten waren echter de Arabieren. Ze wijdden er hele verhandelingen aanGa naar voetnoot(5) en gingen gedurende de ganse Middeleeuwen ijverig door met het maken van wateruurwerken, fonteinen en afbeeldingen van vogels, en dit niettegenstaande het Moslim-verbod op picturale voorstellingen.
Deze tradities hebben ook in West-Europa de aldaar verspreide voorstellingen van de Wonderen van het Oosten beïnvloedGa naar voetnoot(6). Zo wordt in Mandevilles reizen het paleis van de Oude Man in de Bergen beschreven, waar gebeeldhouwde vogels zo heerlijk zingen terwijl ze bewegen alsof ze leven.
Via de Islamitische wereld kwam de Alexandrijnse kunde aan het hof van Frederik II op Sicilië terecht, waar klokken en automaten een vast gegeven werden in de hoftradities van het Westen. De beroemdste automaten waren de ‘engiens d'esbattement’, de pretmachines van het kasteel van Hesdin in Artesië die voor het eerst in 1299 vermeld worden. Ze omvatten apen, vogels, een olifant en een geit: alle konden ze bewegen en brachten geluid voort. In de vijftiende eeuw kregen ze het gezelschap van een houten heremijt die stond te prediken, terwijl een ander houten beeld de gasten beval de galerij te verlatenGa naar eindnoot(7).
Het kasteel en zijn galerij bleven beroemd gedurende de ganse Middeleeuwen. Men loofde het als de plaats waar het | |
[pagina 366]
| |
menselijk vernunft een gedurfde poging had ondernomen om het aards paradijs te reconstrueren, te herscheppen. Automaten leken de mogelijkheid te bieden om de mens als schepper te zien, niet naar de natuur (zoals God) maar tegen de natuur in. Het was dan ook niet moeilijk te voorspellen dat de Kerk deze automaten bij de afschuwelijke demonische objecten onderbracht. Toch stond ze zelf niet helemaal afkerig tegen het gebruik ervan voor eigen doeleinden. Dit moge blijken uit het feit dat twee van de belangrijkste bronnen voor het mechanisch en artistiek kunnen van de Middeleeuwen, Durandus, de bisschop van MendeGa naar voetnoot(8), en Villard de HonecourtGa naar voetnoot(9) mechanisch bewegende objecten in kerken vermelden. De eerstgenoemde is van mening dat een zingende haan een must is op het dak van elke kerkGa naar voetnoot(10). Villard beeldt in zijn beroemd schetsboek twee automaten af: een vogel die drinkt en een arend op een lessenaar die de kop van links naar rechts beweegt. Hij beschrijft ook het beeld van een engel die met zijn vinger steeds naar de zon wijst.
Albertus Magnus bezat een automaat die de vorm had van een lieflijke vrouw die kon spreken. Zijn ijverige leerling, Thomas van Aquino, sloeg het beeld stuk omdat hij het als het werk van de duivel aanzag. Virgilius, in de Middeleeuwen meer magiër dan dichter, zou te Rome verscheidene automaten hebben gebouwdGa naar voetnoot(11). Vermelden we ook nog Roger Bacon, een leidinggevende geleerde in zijn tijd. Hij maakte een bronzen hoofd dat orakelde en profeteerde.
Deze en andere voorbeelden die hier onvermeld moeten blijven, maken duidelijk dat de geleerden die automaten bouwden en quasi-humane vormen van leven schiepen, gemakkelijk als magiërs en duiveladepten konden beschouwd worden. Hun activiteiten werden dan ook met grote argwaan door de Kerk in het oog gehouden. | |
[pagina 367]
| |
Maar niets kon de pogingen tegenhouden van de mens om de grenzen van zijn kennis te overstijgenGa naar voetnoot(12).
Ook in de Nederlanden, meer bepaald in West-Vlaanderen, waren in de vroege zestiende eeuw mensen druk doende met het maken van allerlei ingenieuze, bewegende poppen die mensen of dieren voorstelden.
Zo lezen we in Die Historie van Belgis van de Gentenaar Marcus van Vaernewijck dat er ca. 1537 te Ieper een zekere Cornelis Boerman leefdeGa naar voetnoot(13). Die was van beroep kousenen kleermaker en wrachte by den ghesichte, zonder mate te nemen. Wat hem echter beroemd maakte, waren zijn bewegende beelden.
Laten we Van Vaernewijck zelf aan het woordGa naar voetnoot(14): ... hy maecte houten mannekins ende andere dinghen dat hem beroerde als oft gheleeft hadde... Dit laatste was natuurlijk geen automaat, wel een automatische deur, een voorloper blijkbaar van de dito deuren waarmee we heden ten dage zo goed vertrouwd zijn, maar die helemaal niet zo modern zijn, als we zouden kunnen denken.
Maar Van Vaernewijck vermeldt nog vele andere, echte automaten die door Boerman werden gemaakt. | |
[pagina 368]
| |
Men zecht dat hy eenen houtenen man ghemaeckt hadde die metten boeczackGa naar voetnoot(18) voor zyn wijf ter kercken ghijnck, ende eenen man van houte die den Prince ('tYpre commende) ieghen quam, ende presenteerde hem die sleutelen van der Stadt. De laatstvermelde man van houte had Boerman wel gemaakt in opdracht van het stadsbestuur. Hij moet dus te Ieper een zeker aanzien genoten hebben als ingenieus bouwer van houten mannekins die zich bewogen alsof ze gheleeft hadde[n].
Ook dieren maakte hij en ganse groepen mensen die een verhaal uitbeeldden: Van die hauten SchepperkinsGa naar voetnoot(19) die voor zijn caveGa naar voetnoot(20) zaten ende naeyden, ende van een SimmeGa naar voetnoot(21) hem roerende ende die trommel slaende op zijn bordesscheGa naar voetnoot(22) heeft men vele gheseyt. De laatste zin maakt het waarschijnlijk dat Boerman zijn automaten in andere steden vertoonde, bv. ook in Gent waar van Vaernewijck, samen met een groot aantal stadsgenoten ze in actie gezien had. Deze Ieperling moet dus in zijn tijd in gans Vlaanderen grote bekendheid hebben genoten.
Maar ook in het buitenland kende men zijn automaten. Zo deed het Benediktijnerklooster van Marchiennes (Lat. Marcenianum) op hem een beroep: Hy heeft oock zulcke constighe stucxkins in Vranckerijcke ghelevert. Ende int clooster te Marceenen heeft hy ghemaeckt dat die FiertersGa naar voetnoot(23) byna van selfs, met cleender moeyte van eenen zolder commen, ende weder op ghedaen worden. Het hier bedoelde klooster dat de kern vormde van het stadje in de buurt van Dowaai en Saint-Amand, werd enkele | |
[pagina 369]
| |
tientallen jaren later, in 1566 zogoed als geheel door de geuzen verwoest.
Ten slotte verklapt Van Vaernewijck ons dat een verder geheel onbekende Gentenaar Jan d'Heere, de patronen voor Boermans bewegende figuren heeft gesneden: Die patroonen van zijn beeldekins heeft hem veel gesneden Meester Jan d'Heere te Ghendt.... Toch voegt Van Vaernewijck daar onmiddellijk aan toe dat Boerman zelf erop stond dat de uitvoering van d'Heeres creaties geheel door hemzelf gebeurde. Daarvoor vertrouwde hij alleen op zijn eigen kunnen.
Boermans vrouw echter was over de hobby van haar echtgenoot niet te spreken, ook hier dus niets nieuws onder de zon: Hy was anders een simpel ghemeynGa naar voetnoot(24) man, zeer goet van herten ende van leven, die deerlic ghequelt was met een zot, quaet wijf daer hy nochtans zeer wysselick mede leefde, zy en mocht niet zien dat hy met zulcke conste besich was, maer met scheppen, ofte causmaken, dwelck zyn ambacht was, dus moest hijt al bedect ende gestolenGa naar voetnoot(25) wercken voor haer. Ten slotte vernemen we nog dat de Ieperling wel de bekendste maar zeker niet de enige automatenbouwer is geweest. Zo was er ook een out Heere uit Halewijn (Halluin in Frans-Vlaanderen) die zich eveneens voor automaten interesseerde en er zelf ook bouwde: Daer was een goet out Heere van Halewijn, die oock met zulcker conste begaeft was, hij maecte een schip dat alleene voer, ende dede op eenen torre daer hij ter tafel zat, zijn spyse met instrumenten op die tafel commen, maer als hy hoorde dat Cornelis Boerman in zulcke consten floreerde, so en conde hij nauwelick zijn presentie ghederven, want (zo men zecht) den eenen Constenaere zoeckt ende bemindt den anderen. De Ieperling was dus wel de grootste en ook de meest bekende van de Vlaamse automatenbouwers uit de vroege zestiende eeuw. Dat reeds zo vroeg dergelijke technische hoogstandjes in onze gewesten plaatsvonden is een gegeven waarop zeker hier even de aandacht mocht gevestigd worden.
W.L. Braekman |
|