Een soldatenbrief uit 1813
De soldatenbrief die wij hieronder laten volgen is een merkwaardig stuk! Hij werd niet geschreven door de afzender, Jacobus Maertens uit Ardooie, maar wel door een vriend van hem, Jacobus Gailliaert, die de ongeletterde Maertens bijstond en in zijn plaats ‘de pen ter hand’ heeft genomen.
Maertens vertelt erin hoe hij vanuit Wezel (Duitsland) vertrokken is naar Wilhelmsburg. Deze localiteit, toen nog een plattelandsgemeente, is thans Harburg-Wilhelmsburg geworden, een dicht bevolkte voorstad van de agglomeratie Hamburg aan de Elbe in Duitsland.
Het is mei 1813. Napoleons leger was in de wintermaanden van 1812-1813 zwaar aangeslagen teruggekeerd uit Rusland, waar het in de Siberische koude een nederlaag zonder weerga had opgelopen. In Duitsland, speciaal in de streek rond Hamburg en Osnabrück braken er in het voorjaar van 1813 opstanden uit tegen de Fransen. Tot overmaat van ramp achtervolgden Russische kozakken het keizerlijk leger. De Franse troepen raakten verwikkeld in gevechten tegen opstandelingen en kozakken. Deze brief beschrijft een treffen tussen de kozakken en de Fransen in de buurt van Bremen.
De kozakken waren gevreesde vechtjassen en riepen en schreeuwden luid terwijl ze aanvielen. Na een eerste mislukte aanval slaagden de Fransen er met veel moeite in de kozakken achteruit te slaan en ze te achtervolgen tot aan de Elbe. De gevangen kozakken werden geplunderd en de brief van Maertens is geschreven met inkt die geroofd werd uit de ransels van de krijgsgevangenen. Hij is in allerlei kleuren neergepend: blauwe, zwarte, groene, oranje en rode inkt. Alles door mekaar!
Vermeldenswaard is de opmerking van Maertens aan het adres van zijn vriend Ollevier, dat hij zich een remplaçant moet kopen en dat de Fransen bij ons zouden blijven tot in der eeuwigheid. Maertens was dus zo sterk onder de indruk van de Grande Armée dat hij zelfs nog in 1813, toen Napoleon reeds ferme klappen had geïncasseerd, onvoorwaardelijk geloofde in een overwinning. Onze brave mili-