Een Brugse beul boutquin in Zeeland
Einde 18de en begin 19de eeuw was er in Brugge een familie, zeg maar een dynastie, van beulen bedrijvig. Namelijk de familie Boutquin (Botquyn). Over dit bekende geslacht van scherprechters zijn we goed ingelicht dankzij de bijdragen van R. Vander Plaetse (Biekorf 1982, blz. 232) en van A. Van den Abeele (Biekorf 1985, blz. 365; 1992, blz. 414-416).
De Boutquins oefenden hun luguber beroep uit in Brugge en in nog andere steden. Ze waren eigenlijk afkomstig van Brussel, maar huwden ondermeer in Brugge en enkelen woonden effectief in deze stad. Hun functie verloren ze toen ons land in 1863 de doodstraf afschafte (1).
Rond 1800 was Jean-François Botquin (+1829) eveneens de beul van Middelburg in Zeeland. Zijn faam is er vele decennia na zijn optreden nog blijven nazinderen. Wij troffen dit aan in een bron waar men allerminst zou denken zulke gegevens aan te treffen, nl. in het Woordenboek der Zeeuwse dialecten van H.C.M. Ghijsen. En wel onder het lemma bottekwien, een vervorming van de naam van Jean-François Boitquin, scherprechter van Middelburg omstreeks 1800. In Zeeland tekende het Woordenboek (blz. 131) de volgende uitdrukking op, die dateert uit de jaren 1930: Moe j'opgroeie vó Bottekwien in de Seistraete, schoft dà je bint... Wat wil zeggen: moet je werkelijk opgroeien voor rad en galg?!
De Naamwijzer van de stad Middelburg voor het jaar 1800 vermeldt inderdaad de naam van J.F. Botquin als de officieel aangestelde beul van de stad Middelburg.
De uitdrukking, die de scherprechter in Zeeland meer dan een eeuw overleefde, duidt er ontegensprekelijk op dat de Botquins gevreesde personen waren en den lande door bekend en berucht bleven!
L.V.A.