VII Reghel voeten erfve (Vraagw. 1996, blz. 95)
Wie wil weten wat ‘VII reghel voeten erfve’ (1550) betekent, dient allereerst het Woordenboek der Nederlandsche Taal te raadplegen. In deel XII, derde stuk, kolom 1299 is het woord regelvoet behandeld onder de samenstellingen van regel (I). Het WNT haalt de defintie van regelvoet aan die te vinden is in het Bijvoegsel van De Bo's Westvlaamsch Idioticon: ‘Regelvoet. Eene lengtemaat, zijnde het vierde deel van den regel der metsers en timmerlie'n, d.i. elf duim in 't Brugsche, twaalf duim in 't Kortrijksche’. Daarna vermeldt het WNT, evenals De Bo, een citaat uit de reeks Recueil des Anciennes Coutumes de la Belgique (Brussel, 1866 e.v.), te weten uit de Coutumes van Kortrijk, p. 30 (anno 1557): ‘De huesien, eenen reghel-voet ende eenen dume dick van stroo’. Vervolgens geeft het WNT nog een plaats op uit de Coutumes van Aalst, p. 86 (anno 1618), dat eerder al bij het artikel oozie (deel XI, 236) was opgenomen: ‘De eusien eenen regelvoet ende eenen duym dicke van stroye’. In de ‘Bijvoegsels en Verbeteringen’ van deel XII, derde stuk, vindt men onder de ingang regel (I) (p. XX) nog een jongere vindplaats (anno 1642), geciteerd bij P. Lindemans, Geschiedenis van de landbouw in België, deel 1, p. 282, dat later opnieuw opgenomen zou worden bij het artikel vorst (II) (deel XXII, tweede stuk, kolom 1355): ‘D'eusie eenen reghelvoet ende eenen duym dick van stroye ende soo achtervolghende tot de vorst toe, soo datter de vorststichel ofte stroyen vorst op sluyten mach’.
Nu duidelijk is wat een regelvoet is, rest ons nog de vraag in welke betekenis het woord erf hier gebruikt wordt. Waarschijnlijk zal dit de volgende, gangbare betekenis zijn: ‘bij een huis, boerderij of ander gebouw behorend (omheind) stuk land’. Onder ‘VII reghel voeten erfve’ dienen we dus een dergelijk stuk land te verstaan ter grootte van zeven regelvoeten.
Rob Tempelaars