Biekorf. Jaargang 96
(1996)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd700 jaar Augustijnen te Gent 1295-1995700 jaar Augustijnen te Gent resulteerde in een tentoonstelling in de St.-Pietersabdij die heel opvallend anecdota en kunstwerken van na de Calvinistische republiek bijeenbracht. Begrijpelijk na de ongelooflijke ravage uit 1566 van het Gentse klooster. De catalogus brengt na een paar inleidingen over theorie en praxis van de augustijnerbroeders een korte | |
[pagina 368]
| |
historiek van het Gentse klooster én een overzicht van de confrerieën en devotionalia binnen de St.-Stefanuskerk én een overzicht van de 16de eeuw en de afvalligheid binnen en rondom de bedelbroeders te Gent. Opvallend is hier de Madonna van Gent, het nr. 77, 1520, omgeving van Barend van Orley, typologisch dicht aansluitend bij het werk van A. Benson. Ook Vives' editie van De Civitate Dei ligt er, een in-folio uitgave 1522 bij J. Froben te Bazel, met behulp van codexen van de Brugse Donaaskerk en de Brugse Carmers te Brugge zelf voorbereid (nr. 8), afkomstig uit de eigen librije, die overigens op de kaft is afgebeeld in al haar 18de-eeuwse heerlijkheid. Nam de Gentse kloostergemeenschap een aanvang 1295 dan was te Brugge reeds ca. 1250, te Ieper 1263 een augustijnerklooster gerealiseerd, tot 1300 afhankelijk van de Provincia Franciae, daarna de Provincia Coloniensis. Doch veel vroeger al komen de eremijten van Augustinus voor en de Willelmijnen, de eerste te Brugge 1060, vanaf 1140 naar de regel van Arrouaise, een Benedictijnerregel; de door hem gestichte St.-Trudoabdij naar deze van St.-Victor, 1142, ook Benedictijns; de Willemijnen van O.-L.-Vrouw-ten-Woestijne, in de Salvatorpolder bij Bouchoute, komen vanaf 1430 in St.-Antoniusdal te Brugge voor; en vanaf 1459 volgen de zusters van St.-Jan, de Zwartzusters e.a.m. ook de regel van Augustinus. Een veelheid van augustijnse vroomheid met grote namen als in den Eekhoutte, Lubbert Hautscilt (mét J. Gerson, deken van St.-Donaas) peritus op het concilie van Konstanz; en de prior van Antoniusdal Jacob vanden Driessche als belangwekkend historicus. De catalogus vermeldt wel de lectoren Gerard Lauwaert, Pieter Everen uit Brugge, de subprioren Jan Baude, Gillis Jacobs, Gillis de Poorter en in de 16de eeuw iets meer expliciet de provinciaal, dr. in de theologie, Rogier de Jonghe die daarna rector van de Zwartzusters werd. Doch de vicarissen-generaal Lorenzo de Villavicentio wordt één keer vermeld, Christophoro de Santo Titio, net als de Jonghe peritus op het concilie van Trente, helemaal niet. En ook niet de van Jamben en alexandrijnen overvloeiende Jan Baptiste Baude uit de 18de eeuw of Adriaen Pelsmaecker die na de Geuzentijd het klooster reorganiseerde, en negen jaar de leiding had van dit te Aken. De Brugse jurist bij de Raad van Vlaanderen Antoon Clava (Colve) dan weer wel, in zijn relatie met prior Miritsch, doch zonder vermelding dat hij uit Brugge kwam en in zijn oude dag nog naar Leuven trok om er de lessen Grieks van Vives te kunnen volgen. Flet is een tentoonstelling duidelijk voorlopig alleen op Gent betrokkenGa naar voetnoot(1), en vanwege het breken van de beelden in 1566 vrij laat in zijn iconografie. A. Dewitte Zeven eeuwen Augustijnen. Een kloostergemeenschap schrijft geschiedenis. Snoeck-Ducaju, 1996, 227 blz., ill. Met bijdragen van W. Grootaers, J. van Bavel, M. Schrama, L. Verachten, P. Trio, J. Decavele, J. Bruins, H. De Smaele. |
|