Schot ende lot
In Biekorf 96 (1996), blz. 189-190 publiceerde A. Dewitte een Brugse tekst uit 1580 waarin de uitdrukking schot ende lot gheldende voorkomt. Hij verklaarde de uitdrukking als ‘alles wat uitschiet, wat loten krijgt’. Hij vergeleek daarvoor met de uitdrukking schot ende bottinge in het Middelnederlands Woordenboek VII, 687.
Deze verklaring is allereerst al onmogelijk omdat de uitdrukking in de gepubliceerde tekst een bijstelling is bij den poortren ende andren inwonende, en die kunnen toch geen loten krijgen. De betekenis is anders makkelijk te vinden. Als we twee kolommen verder lezen in het Middelnederlands Woordenboek (VII, 689), dan vinden we letterlijk de uitdrukking die ons hier interesseert, nl. schot ende lot gelden, ‘belastingplichtig zijn, belasting betalen’. Daarnaast ook te schote en te lote staen ‘belastingschuldig zijn’. In mijn voortzetting van Stallaerts Glossarium van verouderde rechtstermen, kunstwoorden en andere uitdrukkingen (III, 271) staat ook de uitdrukking te schote ende te lote gaen ‘belasting en heerlijke rechten betalen’. De uitdrukking wordt geadstrueerd door oude vindplaatsen uit Eksaarde 1355-1358 (uitgave Gysseling-Wyffels). Bij Stallaert wordt ook verwezen naar een studie over de uitdrukking nl. D.P. Fry On the phrase ‘scot and lot’. Philological Society Transactions, Londen, 1867, 167-197. Lot heeft hier dus helemaal geen plantaardige betekenis, maar het lot dat we kennen in loten en loting en ‘lot, aandeel’ betekent.
Het gaat dus in de Brugse tekst om percelen in stad en schependom Brugge die aan belastingplichtige poorters en andere inwoners toebehoren.
F. Debrabandere