Biekorf. Jaargang 96
(1996)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 289]
| |||||||||||||||
[Nummer 4]Een lijst met merktekens van Vlaamse jachthondenJaren geleden heeft V. Arickx twee merkwaardige bijdragen gepubliceerd in Biekorf over merktekens van Vlaamse jachthondenGa naar voetnoot(1). Nadien werden er door twee auteurs nog aanvullingen ingezondenGa naar voetnoot(2).
Samengevat kan men het aldus stellen. In de oude tijd, vóór 1795, werden in het graafschap Vlaanderen de jachthonden getekend met een merk dat eigen en specifiek was voor iedere eigenaar van een bepaald jachtgebied. De merken, aangehaald door de auteur, betreffen vooral de jachthonden uit West-Vlaanderen, maar ook een aantal uit Oost-Vlaanderen, enkele uit Frans-Vlaanderen en zelfs uit Henegouwen en Brabant. Ook het teken van Breda (Ned.) wordt opgegeven.
V. Arickx besloot dat de oorspronkelijke merkenlijst, waar de twee lijsten op teruggaan, waarschijnlijk opgesteld werd in het jaar 1502 of kort daarna, toen men in Vlaanderen voor het eerst de lenen en heerlijkheden van overheidswege heeft opgenomen in leenboeken. Het jachtrecht was immers een feodaal recht en is dit gebleven tot in 1795 toen de feodaliteit afgeschaft werd.
De beide lijsten kwamen uit private archiefdepots van adellijke families (lijst I uit het fonds Vander Gracht d'Eeghem en lijst II uit het fonds Thibault de Boesinghe). De eer- | |||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||
ste lijst dateerde van 1729, maar is een kopie van een vroegere lijst uit 1618, en de tweede lijst stamt uit de laatste decennia van de jaren 1600. De lijsten zelf waren, wat de spelling van de plaatsnamen betreft, zeer slordig en vaak corrupt van vorm, zodat verwarring met andere, nagenoeg gelijkluidende plaatsnamen onvermijdelijk was. Ook de afdruk van de merktekens zal wel steeds niet zo exact weergegeven zijn als ze er in werkelijkheid uitzagen. Waarschijnlijk zijn de lijsten die tot ons kwamen niets meer dan het laatste resultaat van herhaaldelijk van mekaar gekopieerde lijsten van de eerste lijst uit ca. 1502. Deze originele lijst werd tot op heden nog niet teruggevonden, maar moet zeker ergens bestaan en ooit officieel gedeponeerd zijn. Waarschijnlijk werden er in de loop der jaren namen aan de eerste lijst toegevoegd of weggelaten, naar gelang er wijzigingen optraden binnen de kringen van de adellijke jachthouders.
De tekens zijn meestal zeer eenvoudig van structuur omdat ze op de flank of op de kop van de jachthond aangebracht (ingebrand?) moesten worden. Een X, een O, een E of een ander teken, vaak de beginletter van de lokaliteit (H, Z), de aanvangsletter van de naam der adellijke jachtheren of één of ander gestyleerd embleem uit zijn familiewapen (bv. een hoorn).
De Stadsbibliotheek van Kortrijk, afdeling der handschriften, bevat eveneens zulke lijst met als opschrift: Marcken daermede dat men de jachonden teeckent in diversche plaetsenGa naar voetnoot(3). Deze lijst is niet gedateerd, maar te oordelen naar het geschrift is ze van een 17de-eeuwse hand. Ze werd, in tegenstelling tot de vorige lijsten, nagenoeg helemaal (op een paar uitzonderingen na) alfabetisch opgesteld en geeft na de naam telkens een afbeelding van het jachtmerk weer.
In totaal telde de eerste lijst 133 namen, de tweede 135 en deze lijst (Lijst III) telt er eveneens 135. Omdat bijna alle plaatsnamen identiek in de drie lijsten voorkomen, zullen wij daarom deze derde lijst niet nog eens publiceren. De meeste plaatsnamen zijn immers tegelijk in de drie lijsten | |||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||
te vinden. Hieronder kopieerden wij alleen enkele namen van localiteiten die ofwel enkel en alleen voorkomen in Lijst III, ofwel sterk afwijken van de voorstelling uit de eerste twee lijsten. Enkele hondenmerken uit het Kortrijkse handschrift
| |||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||
Bij onderlinge vergelijking van de drie lijsten vallen er niettemin een paar verschillen te noteren. Enkele namen komen wel voor in de eerste twee lijsten maar werden weggelaten in de derde lijst, zoals bv. de graaf van Vlaanderen, Hollebeke, Nieuwkerke, Astene, Aalst ter Beke, Hoelskercke (?), Zingem, Moeskroen, enz. Zo wel in de eerste, als in de tweede en de derde lijst werd zeer slordig omgesprongen met de spelling van de plaatsnamen, zodat er ook in Lijst III twijfel ontstaat nopens de juistheid van bepaalde namen. Houtem of Anthin, Bostele of Beselare, Petegem of Potegem, Evergem of Eernegem, Zuienkerke of Zwevezele. Al deze namen en nog meer andere worden door mekaar gehaspeld, zodat identificatie vaak uitgesloten is. Enkele plaatsnamen zijn nu nog steeds niet te localiseren. Waar lag ‘Einighem in Brabant’? En Torghem? Wat betekent ‘Cobrys le commandeur’?Ga naar voetnoot(4).
In de Kortrijkse lijst staan achter sommige plaatsnamen ook de namen van enkele adellijke families, meestal de namen van heerlijke geslachten die toen heer van het dorp waren en daar jachtrecht bezaten. In de andere lijsten komen namen van adellijke families veel minder voor. Wij geloven dat identificatie van deze personen en families ons een middel aan de hand moet doen om Lijst III enigszins nauwkeuriger te dateren. Deze nadere aanduidingen zijn:
| |||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||
Alhoewel het geschrift van Lijst III uit Kortrijk blijkbaar 17de-eeuws is, moeten we besluiten dat de geciteerde namen en geslachten hoofdzakelijk 16de-eeuws zijn en dat Lijst III bijgevolg in haar originele redactie dateert uit het midden van de 16de eeuw. Het exemplaar uit Kortrijk is dus één van de vele bijgewerkte en aangepaste kopieën van een vroegere 16de-eeuwse en mogelijk nog oudere lijst van de Vlaamse hondenmerken die destijds in omloop waren.
Nu zal men zich afvragen waarom zulke lijsten met hondenmerken aangelegd werden. Bovenaan de eerste twee lijsten verschijnt telkens de graaf van Vlaanderen met zijn jachthondenmerk; in de derde lijst niet. Verder staan de namen van vele beroemde en bekende heerlijkheden en van grote adellijke families in de lijst vermeld (Chimay, Egmont).
Over de jacht in Vlaanderen zijn wij tot hiertoe slecht ingelicht. Wij weten dat de graaf van Vlaanderen eigen jachtgebieden had in de duinen en in het Houthulstbos en in het bos van NieppeGa naar voetnoot(5). En dat de graaf bv. in het Land van Wijnendale zijn jachtrechten had afgestaan aan de heren van Wijnendale. Aldus komen er bv. geen namen in de hondenmerkenlijst voor van dorpen uit het Wijnendaalse. Het gaat dus vermoedelijk om een lijst van lokaliteiten of heerlijkheden waar de graaf en al de erin vermelde heren jachtrecht hadden. Maar toch niet alle gemeenten of heerlijkheden met Vrye jacht, voghelrie ende de visscherye staan erin vermeld. Zelfs Wijnendale verschijnt niet in de drie lijsten!
De lijsten werden zeker opgemaakt voor de jacht, om te herkennen wie er honden had en welke kenmerken deze honden droegen, maar evenzeer kunnen deze merktekens hun oorsprong vinden in het beruchte hondebroot (fr.: la chiénage ou brénée). De laten moesten dulden dat er op hun landerijen gejaagd werd en zij waren in vele (zeg maar in de meeste) gevallen dan nog verplicht deze jachthonden te eten te geven, het zogeheten hondebrood. Jacht zowel als hondebrood waren twee hinderlijke en vernederende feodale verplichtingen. Vele heerlijkheden of instanties hadden daarom | |||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||
in de loop der tijden soms het hondebrood definitief afgekocht ofwel betaalden ze het jaarlijks met een vooraf bedongen vaste afkoopsom op kosten van de gemeenschap aan de wettige feodale bezitter van het ‘recht op hondebrood’.
Zo had de heer van het Land van Wijnendale de jacht in zijn gebied en waren sommige heerlijkheden uit het Wijnendaalse erin geslaagd dit hondebrood af te kopen tegen een jaarlijkse vaste vergoeding. De rekening van de heerlijkheid Wijnendale bevatte in 1701-02 nog steeds als ontvangst de posten over le pain pour les chiens et les poules de monseigneurGa naar voetnoot(6). En de schepenen van het ambacht Kortemark uit het Land van Wijnendale lagen in 1650-56 in proces tegen monseigneur voor de Raad van Vlaanderen te Gent nopens de inning van dit hondebroodGa naar voetnoot(7).
Onder de oude feodale rechten die uit de jacht voortsproten, zoals het hondebrood, dient eveneens het valkenaas (fr.: fauconnerie) vernoemd te worden. Alleen heren die het jachtrecht bezaten mochten in hun gebied valken of sperwers voor de jacht kweken. Net zoals bij het hondebrood moesten in de meeste gevallen de onderhorige vazallen ook nog instaan voor het onderhoud van de jachtvalken. In vele heerlijke denombrementen kan men lezen dat er een verplichting bestond om bijvoorbeeld valken te leveren of lederen kappen voor valken en dergelijke eigenaardige zaken van die aard. Zoals het bij het hondebrood gebeurde werden deze verplichtingen nopens de valkerij soms afgekocht.
De heerlijke jagers waren werkelijk vindingrijk als het ging om de kosten van hun jachtbedrijf door te schuiven naar hun onderhorigen. Zij verklaarden deze houding met de bewering dat de jagers schadelijke dieren verdelgden en dus de landbouw bevorderden. Over de periode van 1526 tot 1550 had de grafelijke houtvester in de Oost- en Westduinen in het kwartier van Nieuwpoort een bijdrage geëist van de abdij Ravensberge over haar eigendommen in Ramskapelle en in Bergenambacht voor het onderhoud en de verzorging van de | |||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||
fretten die ingezet werden bij de jacht op konijnen in de duinen. Fretten (fr.: furets) en lichte jachthonden waren inderdaad de geliefde en ideale jachtdieren op konijnen. Blijkbaar heeft de grafelijke administratie, in analogie met het hondebrood en het valkenaas deze feodale belasting willen doortrekken naar de fretten bij de jacht in de duinen. Maar Ravensberge ging in beroep bij de Raad van Vlaanderen en in 1558 gaf de Raad Ravensberge gelijk. Een beroep op de Grote Raad in Mechelen door de houtvester kon niet baten en op 9 november 1560 velde de Grote Raad een arrest waarbij het beroep van de houtvester ongegrond werd verklaard en dat de abdij schadeloos diende gesteld te wordenGa naar voetnoot(8).
Men leest tussen de regels dat de kleine en minieme belasting nopens het onderhoud van de fretten, net zoals hondebrood en valkenaas door de tijdgenoten ervaren werd als een hatelijke en vernederende bijdrage die ten allen prijze bestreden en gecontesteerd werd, zelfs door langdurige en dure processen.
Onze kennis over de jacht in Vlaanderen is echter zo onbeduidend en onsamenhangend dat wij ons momenteel geen precies oordeel kunnen vormen over de aard en de noodzaak van de lijsten der jachthondenmerken. Alvast kunnen wij zeggen dat de literatuur over de jacht in onze gewesten zo goed als onbestaande is, enkele algemene notities terzijde gelatenGa naar voetnoot(9). Het toeval wil nu dat het enige overzicht over het jachtbedrijf in onze streken dat onlangs verscheen, van de hand is van een duitstalige auteur. Hij behandelt de jacht aan het Hof van hertog Filips de Goede, vooral gezien vanuit de Brabantse realiteitGa naar voetnoot(10). Uit dit werk kunnen we aflei- | |||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||
den dat de jacht in het graafschap Vlaanderen minder belangrijk was dan bv. in Brabant. Ook stellen we vast dat onze lijsten met hondenmerken nergens vermeld worden en dat zulke lijsten aan de auteur onbekend zijn. Men zou gaan denken dat dit een particulariteit was van het graafschap Vlaanderen!
Zolang er geen overzichtelijke studie verschenen is over het jachtwezen in het graafschap Vlaanderen zullen wij moeten wachten om de juiste betekenis van onze lijsten van merken voor jachthonden te interpreteren en het waarom ervan te begrijpen. Intussen kunnen wij maar op zoek gaan naar andere dergelijke lijsten om ze onderling te vergelijken en vooral naar de eerste originele lijst en de commentaar daaromtrent, die ergens moet dateren uit de aanvangsjaren van de 16de eeuw.
Of misschien zelfs van heelwat vroeger. C. Niedermann stelde immers vast dat de Bourgondische hertogen, die niet alleen in Brabant regeerden, maar ook het graafschap Vlaanderen bezaten, in de jaren 1438-1440 hun jachtreglementering en hun jachtadministratie grondig veranderdenGa naar voetnoot(11). De drie zo sterk van mekaar afwijkende lijsten met de vele spellingsfouten en vergissingen in de schrijfwijze der toponiemen en familienamen, zouden wel eens kunnen teruggaan op een origineel dat zeer ver in het verleden, met name in de Bourgondische tijd, terugloopt!
Het komt ons voor dat lijst III uit de Kortrijkse Stadsbibliotheek, vergeleken met de twee, reeds eerder gepubliceerde lijsten van jachthondenmerktekens, misschien tot op heden wel de oudste versie is van de eerste lijst. De jacht is intussen open op de oudste lijst en de medegaande commentaar!
De ontdekking hiervan zal onze kennis van het Vlaamse jachtwezen in niet geringe mate verruimen en een nagenoeg onbekend aspect van ons historisch verleden kleur en inhoud geven. L. Van Acker |
|