Biekorf. Jaargang 96
(1996)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 277]
| |||||||||||||||||
Graanopslagplaatsen in Veurne, 1740De grote graanschaarste in 1740-41 werd in Biekorf reeds bestudeerd met betrekking tot IeperGa naar voetnoot(1). Om hieraan het hoofd te bieden ging deze stad er toe over zoveel mogelijk graan in te slaan en gaandeweg terug te verkopen onder de bevolking. Hierdoor konden de distributie en de prijzen beter gecontroleerd worden.
Ook de stad en kasselrij Veurne kocht heel wat graan in, dat ze dan wel her en der moesten stockeren. Op 14 juli 1741 maakte Jean Franchois Breijnaert een ronde langsheen deze opslagplaatsen om na te gaan of het graan al gele goedt was, een beschrijving die voor alle graan bleek op te gaanGa naar voetnoot(2).
Interessant is dat Breijnaert een volledige opsomming gaf van de plaatsen die hij bezocht had, en waar dus graan opgeslagen was. Wij geven hierna zijn lijst met identificatie van de vermelde plaatsen:
| |||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||
Opvallend is de uitgebreide opsomming die niet minder dan vier kerkelijke instellingen en vijf overheidsgebouwen omvat. Het biedt een indicatie voor de enorme hoeveelheid graan, die de stad en kasselrij ingeslagen had. Dit betekent meteen dat niet alleen Ieper, maar ook een aantal andere steden, zoals Veurne, tijdig gepaste, en blijkbaar vrij analoge maatregelen namen. Op het platteland lijkt de crisis beter gevoeld te zijn, wat zelfs demografisch na te gaan isGa naar voetnoot(3).
Van de zolders van het Norbertinessenklooster is bekend dat ze toen niet voor het eerst graan of meel moesten herbergen, en dat dit niet steeds met instemming van het klooster zelf gebeurdeGa naar voetnoot(4). Het valt dan ook op dat de kloosters van de Capucijnen, van de Grauwe Zusters en van de Zwartzusters, noch het Sint-Jansgasthuis vermeld worden. Een verklaring hiervoor ligt niet voor de hand. Vooral het ontbreken van het Capucijnerklooster, dat nota bene op kosten van de stad en kasselrij gebouwd én onderhoduen werd maar hier ontsnapte aan de lasten, is merkwaardig. Nochtans is bekend dat het Capucijnerklooster in woelige tijden regelmatig een toevluchtsoord voor mensen en goederen was.
Op 13 april 1742, dus driekwart jaar later, controleerde Breijnaert opnieuw de voorraden, die nog restten. Er wordt alleen nog graan gesignaleerd op de zolders van het Landshuis, van het Spaans Paviljoen, van de Oude Vleeshalle en van het seminarie. Tijdens de voorbije maanden waren de graanvoorraden uit de kloosters blijkbaar het eerst aangesproken. Tot de nieuwe oogst restte nog het graan, opgeslagen in de overheidsgebouwen, dat verder verkocht zou worden tot 19 september 1741Ga naar voetnoot(5). J. Van Acker |
|