Biekorf. Jaargang 96
(1996)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |||||||||||
De ‘Jacobijnse club’, voorwerp van spot in BruggeOp het Groot Seminarie in Brugge berust een handschrift van de Brugse kruidenier Johannes Keukelinck, dat verslag uitbrengt over de laatste weken van de eerste Franse inval (februari tot april 1793)Ga naar voetnoot(1).
Op de laatste bladzijde heeft de auteur de tekst genoteerd van twee liederen die bij de uittocht van de Fransen werden gemaakt. Het eerste, op de toon van de Marseillaise had een meer algemene inhoud en was niet op de Brugse toestand toegespitst. Het tweede, op de toon gezet van de Carmagnole, dat andere favoriete lied van de revolutionairen (samen met het Ah ça ira...) was daarentegen wél heel Brugs van inhoud en gericht tegen de kopstukken van de Brugse ‘Jacobijnse club’.
Het lied kreeg als datum ‘anno 1793 le 23 mars’. Het was die dag erg onrustig in de stad. Zouden de Fransen vertrekken of niet? Men dacht algemeen van wel. Burgemeester Coppieters vreesde als gijzelaar te worden opgepakt en verstopte zichGa naar voetnoot(2).
De Franse bezetter was die dag nog zeer aanwezig. Een liedjeszanger had het gewaagd op de Eiermarkt antifranse en pro-oostenrijkse liederen te staan zingen. Een twintig man sterke politiemacht was hem, en zijn maat, hun aanschouwelijk schilderij en hun vliegende blaadjes komen oppakken en naar de gevangenis brengenGa naar voetnoot(3).
Twee dagen later was het echter zo ver: in de nacht waren alle Fransen gevlucht en met hen ‘meest alle degene van de verderffelijke club’Ga naar voetnoot(4). Het liedje gemaakt door een Brugse ‘fijge’ kon nu in de openbaarheid komen en luidde als volgt: | |||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||
1.Le club est fort bien composé
de voleurs et de banqueroutiers
Voilà mes chers amis
comment nous sommes conduits.
| |||||||||||
2.Ah voilà le club qui s'en va
et toute la bande des scelerats
ah les vilains poltrons,
Ils passent pour couyons.
| |||||||||||
3.Ecoutez-moi mes chers amis
procurons-nous tous des fusicqs
et puis comme cela ira
mettons le club en basGa naar voetnoot(5)
| |||||||||||
4.Voilà les Jacobins foutus
on leur donne la pelle au cul
ils l'ont bien mérité
ces Jacobins français.
| |||||||||||
5.Donny, Michot seront roué
Van Huele et Genotte fouetté
Gaesbeek sera brulé
Van Severen guillotiné
| |||||||||||
6.Madame Stappens a mal au cul
c'est Jacoby qui l'a foutu
mais nous la guérrirons
à grands coups de bâtons.
| |||||||||||
7.Dumouriez point d'embarras
car on te cassera les bras
et tu peus bien penser
que nous sommes tous hongrois.
| |||||||||||
8.Celui qui fit cette chanson
est autrichien, un bon garçon
Vivent les autrichiens
Brin pour les citoyens.
| |||||||||||
RefreinDansons, dansons la Carmagnolle
vive à jamais les hongrois.
| |||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||
Waren literaire kwaliteiten en correcte syntaxis en spelling ver te zoeken, de inhoud had niets aan duidelijkheid te kort en de scheldwoorden aan het adres van de clubisten logen er niet om: voleurs - banqueroutiers - scelerats - poltrons - couillons. Het lot dat ze te wachten stond was duidelijk: men zou ze neerschieten of minstens een duchtig pak slagen toebrengen.
Zeven clubisten en één sympathiserende dame werden met name vernoemd. Ook al waren er nog méér actieve clubisten geweest, de auteur wist waarover hij het had, want de zeven door hem genoemden hadden tijdens het korte bestaan van de Club een in het oog springende rol gespeeld.
De leidende functies en vooral het voorzitterschap veranderden snel - minstens om de veertien dagen - zodat de Club tijdens zijn kort bestaan heel wat presidenten teldeGa naar voetnoot(6). Vijf van hen werden in het vers vernoemd:
| |||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||
Verder werden nog vernoemd:
Donny, Genotte, de Van Hueles en Van Severen vluchtten naar Parijs. De jonge Van Huele kwam er tijdens de Terreur om het leven. De anderen kwamen midden 1794 met de Fransen naar Brugge terug. Michot en van Zuylen vluchtten naar Rijsel: de eerste kwam na een paar maanden naar Brugge terug, de tweede, die ook eerst in Parijs had verbleven, vestigde zich in Rijsel bij zijn moeder.
Jacoby werd door de Fransen als gijzelaar meegenomen in zijn functie van vertegenwoordiger van het Brugse Vrije, omwille van de nog niet betaalde oorlogsbelastingen. Hij kwam spoedig vrij en keerde naar Brugge terug.
Voor elk van die heren voorzag de versjesmaker in aangepaste bestraffingen. Donny en Michot moesten slaag krijgen, Van Huele en Genotte dienden gegeseld, Gaesbeke verbrand en Van Severen geguillotineerd.
Was deze gradatie gewoon te wijten aan de noodzaak van het rijmen of vond men de enen schuldiger dan de anderen? De straf voor Gaesbeke had allicht te maken met het feit dat hij de organisator was geweest van het groot feest op de Markt tijdens het welk alle symbolen van het Ancien Regime (uithangborden, blazoenen, schavotten, galgen, etc.) verbrand werden en de stadhuisbeelden verbrijzeldGa naar voetnoot(10). | |||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||
Mevrouw Petronilla de STAPPENS de HARNES, geboren van OUTRYVE (1748-1814) werd met een speciaal versje bedacht. Hoewel ze tot de adel behoorde, de schoonzuster was van Charles le Bailly de Maerloop, voorzitter van de Staten van Vlaanderen en de zuster van kanunnik Georges van Outryve en van de ridders Jean-Jacques van Outryve de Merckem en Louis-Emmanuel van Outryve d'Y dewalle, was weduwe de Stappens één van de egerieën van de Jacobijnse club, aan wie ze een eigenhandig geborduurde Franse driekleur had geschonken.
Ons vermoeden dat zij een amoureuze verhouding had met vrijgezel Jacoby wordt in dit versje op een brutale manier bevestigd. De tijdgenoten hadden hierover hetzelfde vermoeden, zoniet de zekerheid.
Ook de Franse generaal Dumouriez werd met een sneer bedacht. Het was de nederlaag die hij enkele dagen voordien bij Neerwinden had geleden, die de oorzaak was voor de terugtrekking van de Franse troepen uit onze gewesten.
Waarom in het refrein ‘vive à jamais les hongrois’ en in de laatste strofe ‘que nous sommes tous hongrois’? Waarschijnlijk werd ‘hongrois’ omwille van het rithme gebruikt in plaats van ‘autrichien’: beide namen verwezen naar het Austro-Hongaars koninkrijk.
Uit een dergelijk lied, dat ongetwijfeld gretig werd rondgedeeld in het overwegend antifrans gezinde Brugge en werd gezongen in de cafés waar de ‘vijgen’ bijeenkwamen, kan men zich het klimaat voorstellen dat toen in Brugge heerste.
Nochtans bleek het antagonisme veel minder hevig in daden dan in woorden. De voornaamste ‘clubisten’ waren gevlucht. Behalve wat ingegooide ruiten liet men hun woningen ongemoeid. Degenen die niet waren gevlucht werden eerder geplaagd dan echt vervolgd. De menigte vergenoegde er zich mee ze thuis te gaan opzoeken, ze te verplichten de Frygische muts te kussen die men van de vrijheidsboom had gehaald en ze geld en drank te doen uitdelen. Er moet wel worden aan toegevoegd dat men niet zo zeker was dat de Franse troepen zouden wegblijven: in de daaropvolgende dagen kwamen ze nog herhaaldelijk in de stad of voor de poorten. Enige terughoudendheid was dan ook aangeradenGa naar voetnoot(11) A. Van den Abeele |
|